Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader van een minderjarige, geboren in 2017, tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 april 2020. De vader verzoekt het hof om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van zijn dochter, die sinds 12 april 2019 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI), te vernietigen. De GI had verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige te verlengen van 12 april 2020 tot 12 april 2021. De vader stelt dat hij aanzienlijke verbeteringen heeft aangebracht in zijn thuissituatie en dat er geen sprake is van ontwikkelingsbedreigingen voor zijn dochter.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 augustus 2020 zijn zowel de vader als de GI en de moeder gehoord. De GI heeft in haar verweerschrift aangegeven dat er nog steeds zorgen zijn over de basisveiligheid en de opvoedsituatie van de minderjarige. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de zorgen over de opvoedsituatie van de minderjarige nog steeds actueel zijn. Het hof heeft de GI verzocht om een concreet plan op te stellen met doelen waaraan de ouders moeten voldoen voor een eventuele terugplaatsing van de minderjarige.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige is verlengd. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is op 1 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar.