ECLI:NL:GHSHE:2020:3066

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
20-000604-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis poging tot doodslag met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot doodslag en kreeg een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij een gevangenisstraf van 4 jaren werd geëist. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, zowel wat betreft de kwalificatie van de feiten als de opgelegde straf.

De zaak is behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. De advocaat-generaal heeft gepleit voor bevestiging van het vonnis, maar met een hogere straf. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte vrijgesproken moet worden van poging tot moord en dat er een beroep op noodweerexces gedaan kan worden.

Het hof heeft de bewijsvoering en de overwegingen van de rechtbank in zijn beslissing meegenomen. De rechtbank had bij de strafoplegging rekening gehouden met de gewelddadigheid van het feit en de rol van de aangever. Het hof heeft geen aanleiding gezien om een hogere straf op te leggen dan de rechtbank had gedaan. De beslissing is gegrond op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en de rechters Philippart en Baaijens- van Geloven waren buiten staat om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000604-20
Uitspraak : 5 oktober 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch van 13 februari 2020 in de strafzaak met parketnummer
01-865102-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in P.I. Ter Apel, gevangenis te Ter Apel.
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld voor poging tot doodslag tot een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft:
  • bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van de impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord;
  • zich op het standpunt gesteld dat verdachte kan worden veroordeeld voor poging tot doodslag;
  • bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hem een beroep op noodweerexces toekomt.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust,
onder aanvulling van:
de bewijsvoering en
de overwegingen betreffende de oplegging van de straf
en met verbetering van de aangehaalde toepasselijke wetsartikelen.
Ad I.
De bewijsvoering komt mede te berusten op:
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , pagina’s 29-35, inhoudende een beschrijving van hetgeen op de beelden wordt waargenomen;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina’s 74-76.
Ad II.
De overwegingen betreffende de oplegging van de straf worden aangevuld als volgt:
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat voor een poging tot doodslag, zonder dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een wapen, in de regel 4 tot 5 jaar gevangenisstraf wordt gevorderd. Gelet op de rol van aangever dient in deze zaak een gevangenisstraf van 4 jaren te worden opgelegd, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf van belang geacht dat het gaat om een zeer gewelddadig feit, maar heeft daarbij ook de rol van de aangever meegewogen.
Het hof ziet in hetgeen door de advocaat-generaal is aangevoerd geen reden om te komen tot een hogere straf dan door de rechtbank is opgelegd.

Toepasselijke wetsartikelen

De beslissing is gegrond op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Stafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. R.C.A.M. Philippart en mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Nieuwendijk, griffier,
en op 5 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Philippart en mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.