Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/336685 / HA ZA 17-676)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 5 augustus 2019;
- de memorie van grieven van [appellant] van 12 november 2019 met producties en vermeerdering van eis;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] van 7 januari 2020 met een productie.
3.De beoordeling
“Restant betaling volgens overeenkomst 1000,- Renault NN kenteken [kenteken] ”.
dezeovereenkomst, aangezien volgens hem de door hem ondertekende overeenkomst nadien is aangevuld. [geïntimeerde] betwist dat de overeenkomst na ondertekening is aangevuld. Er is volgens hem geen andere overeenkomst dan de door beide partijen ondertekende overeenkomst (memorie van antwoord randnummer 18). Naar het oordeel van het hof mist het bezwaar van [appellant] feitelijke grondslag aangezien in onderdeel 3.1.3. alleen wordt vermeld dat partijen de overeenkomst hebben ondertekend die op 31 augustus 2017 door mevrouw [partner geintimeerde] is opgesteld. Dat dit het geval is, is op zich ook niet in geschil. Of de ondertekende overeenkomst na de ondertekening ervan al dan niet is aangevuld is een andere kwestie, die later in het vonnis aan de orde komt; daarover laat dit onderdeel zich nog niet uit. Voor het overige zijn tegen deze vaststelling van de feiten geen bezwaren aangevoerd, zodat ook het hof hiervan uitgaat.
subsidiairtot betaling van het resterende bedrag van € 13.000,= met wettelijke (handels)rente, en tot het ongedaan maken van de wijziging van de tenaamstelling van de auto, op verbeurte van een dwangsom.
Gebreken aan de auto’ er nog niet op stond toen hij tekende. Dat is een groter gedeelte dan waarover hij bij de comparitie van partijen in eerste aanleg verklaarde en waarop de bewijsopdracht betrekking had, namelijk ook het daaraan voorafgaande gedeelte. Dit betreft de volgende passage:
Gebreken aan de auto’ tot en met ‘
Per bank openstaand € 1.000,-’, met uitzondering van de handtekeningen, bij ondertekening door hem niet op het document geschreven was. RBZ Recherche te [plaats] zou dat onderzoek kunnen uitvoeren volgens [appellant] . Ter onderbouwing van dit verzoek heeft [appellant] twee e-mailberichten van RBZ Recherche overgelegd, waarin de onderzoeksmethode wordt omschreven (onderzoek op vingerafdrukken met de Ninhydrine methode en bepaling of deze zich boven of onder de inkt bevinden). [geïntimeerde] heeft tegen het verzochte onderzoek bezwaren aangevoerd ten aanzien van onder meer de deskundigheid van de voorgestelde onderzoeker, de waarborgen voor het onderzoek, de uitvoerbaarheid van de onderzoeksmethode en de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten. [geïntimeerde] heeft daarbij aangetekend dat de advocaat van [appellant] heeft laten weten dat het Nederlands Forensisch Instituut een dergelijk onderzoek (vooralsnog) niet kan uitvoeren en dat het onaannemelijk is dat een recherchebureau zonder specifieke deskundigheid op dit terrein dat wel zou kunnen. De rechtbank heeft de bezwaren van [geïntimeerde] onderschreven en mede in aanmerking genomen dat [appellant] zich wisselend en niet getuigend van concrete herinnering heeft uitgelaten over hetgeen hij heeft ondertekend zodat het onzeker is of zijn vingerafdrukken op het betwiste gedeelte staan en dat de volgorde daarvan kan worden vastgesteld.
primairevordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
subsidiairevordering gebaseerd op de stelling dat [geïntimeerde] , indien wordt uitgegaan van verkoop van de auto voor € 4.000,=, heeft nagelaten de koopsom volledig te betalen doordat hij slechts € 1.000,= heeft betaald. In verband daarmee heeft de advocaat van [appellant] bij brief van 5 november 2019 (productie XI bij memorie van grieven) de koopovereenkomst op grond van wanprestatie ontbonden. Uit het voorgaande volgt dat [appellant] niet is geslaagd in het tegenbewijs op dit punt, zodat voor ontbinding van de koopovereenkomst en ongedaanmaking daarvan geen grond bestaat en ook deze vordering wordt afgewezen.