ECLI:NL:GHSHE:2020:3120

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
200.266.249_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag over minderjarigen na echtscheiding en gebrek aan communicatie tussen ouders

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vader, die in hoger beroep is gekomen, verzoekt de beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder om alleen het gezag over de kinderen te verkrijgen af te wijzen. De moeder, die op een geheim adres woont, heeft verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 september 2020, waarbij zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De rechtbank had eerder bepaald dat het gezag over de kinderen alleen aan de moeder toekomt, wat de vader niet accepteert. Hij voert aan dat er nooit een straat- en contactverbod aan hem is opgelegd en dat hij altijd heeft geprobeerd om de communicatie met de moeder te verbeteren. De moeder daarentegen stelt dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat zij alleen het gezag uitoefent, omdat de vader geen zelfinzicht heeft en de kinderen van hem vervreemd zijn geraakt.

Het hof overweegt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, aangezien de vader al sinds 2015 geen contact meer heeft gehad met de kinderen. Het hof concludeert dat gezamenlijke uitoefening van het gezag niet mogelijk is, gezien de gebrekkige communicatie tussen de ouders en het feit dat de vader niet op de hoogte is van de ontwikkeling van de kinderen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 8 oktober 2020
Zaaknummer: 200.266.249/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/354852 FA RK 19-671
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. van Reeven - Özer,
tegen
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
in deze zaak domicilie kiezende te [kantoorplaats] , [adres] , op het kantoor van haar advocaat,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. J.C. Hissink.
Deze zaak gaat over de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 17 juni 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 september 2019, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek van de moeder haar alleen te belasten met het gezag over de kinderen af te wijzen dan wel een zodanige regeling te bepalen als het hof redelijk acht, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 29 oktober 2019, heeft de moeder verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, althans dit beroep ongegrond te verklaren en de beschikking van de rechtbank zo nodig onder aanvulling en/of verbetering van gronden te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 september 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Van Reeven - Özer;
-de moeder, bijgestaan door mr. Hissink;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
Het hof heeft de hierna te noemen minderjarige [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.
Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het rapport van de raad van
1 mei 2018 met bijlagen.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 6 juni 2006 met elkaar gehuwd.
Uit hun huwelijk zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1]), geboren op [geboortedatum] 2006 te
[geboorteplaats];
- [minderjarige 2] (hierna [minderjarige 2]), geboren op [geboortedatum] 2014 te
[geboorteplaats].
Het huwelijk van partijen is op 3 juli 2015 ontbonden door echtscheiding.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder. Zij hebben vanaf 15 maart 2016 tot
15 maart 2017 onder toezicht gestaan.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank bepaald dat het gezag over de kinderen alleen aan de moeder toekomt.
3.3.
De vader kan zich met deze beschikking niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Standpunten
3.4.
De vader voert - kort samengevat - het volgende aan.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen is er nooit een straat- en contactverbod aan de vader opgelegd. De vader heeft uit zichzelf met de moeder ter zitting van de kort geding rechter de afspraak gemaakt om in een bepaalde periode niet in de buurt van de woning van de moeder en de school van [minderjarige 1] te komen. De vader wilde met de afspraak juist de rust bewaren.
Er is geen grond voor beëindiging van het gezamenlijk gezag. Het ontbreken van communicatie tussen de ouders levert hiervoor onvoldoende reden op. Overigens heeft de moeder steeds alle pogingen van de vader om de samenwerking met de moeder te verbeteren afgehouden. De moeder heeft nooit aan hulpverlening willen meewerken. Ook de gezinsvoogd heeft hierin niets kunnen bereiken. De vader krijgt steeds ten onrechte de schuld
van het niet tot samenwerking komen van de ouders.
De moeder heeft er alles aan gedaan om de vader uit het leven van de kinderen te weren. De
vader is ten onrechte neergezet als een agressieve en dwingende man. De vader begrijpt niet
hoe de kinderen bang voor hem kunnen zijn, nu er nauwelijks contact is geweest.
De vader ontkent met klem dat hij zich dreigend of dwingend heeft opgesteld richting de raadsonderzoeker. Overigens worden in het raadsrapport geen uitlatingen gedaan over een wijziging van het ouderlijk gezag. De vader heeft zich neergelegd bij het uitgesproken contactverbod.
De vader betwist verder nadrukkelijk dat hij belemmerend heeft geopereerd bij belangrijke beslissingen over de kinderen. De vader is slechts kritisch gebleven en hij wilde betrokken blijven bij de te nemen beslissingen voordat hij daarvoor toestemming gaf. Hij heeft alternatieven aangedragen voor de locatie van de speltherapie. Met betrekking tot de school voor [minderjarige 2] wilde de vader eerst nader onderzoek doen. Hiervoor heeft hij geen tijd gekregen. Uiteindelijk heeft de vader toestemming voor de inschrijving op school gegeven. Ook de procedure over vervangende toestemming voor een reisdocument was onnodig. Overleg tussen de ouders had dit kunnen voorkomen.
Sinds kort heeft de vader gesprekken met een psychotherapeut. Hij heeft daar baat bij.
De vader betreurt dat hij het gesprek met de raadsonderzoeker abrupt heeft afgebroken. Dit kwam voort uit angst voor een negatief rapport. Achteraf gezien vindt de vader dat hij uit emotie in meerdere opzichten niet altijd verstandig heeft gehandeld.
3.5.
De moeder voert - kort samengevat - het volgende aan.
Het is in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de moeder alleen het gezag over de kinderen uitoefent. Tevens zitten de kinderen klem tussen de ouders. Ondanks alle hulp is het niet gelukt om samenwerking tussen de ouders ten aanzien van de kinderen op gang te brengen.
Het is de moeder niet aan te rekenen dat de kinderen al jaren geen contact meer hebben met de vader. Door het gedrag van de vader zijn de kinderen van hem vervreemd geraakt. De vader heeft geen zelfinzicht en denkt alleen aan zijn eigen belang. [minderjarige 1] heeft een afkeer van de vader en is bang voor hem. [minderjarige 2] kent de vader niet. Ondanks het gebrek aan contact met de vader ontwikkelen de kinderen zich goed. [minderjarige 1] krijgt binnenkort EMDR-therapie.
De kinderen zijn getuige geweest van geweld tussen de ouders, ook nog na de scheiding. Contact tussen de vader en de kinderen is onverantwoord.
De vader heeft zich niet vrijwillig aan een straat- en contactverbod onderworpen, maar bij de kort geding rechter eieren voor zijn geld gekozen.
De vader heeft geweigerd in te stemmen met het aanvragen van een reisdocument, met de aanmelding voor speltherapie en de schoolkeuze voor [minderjarige 2].
3.6.
De raad heeft het hof tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen. In deze casus is gezamenlijk gezag niet aangewezen. De vader is onvoldoende in staat tot wederkerigheid in het contact, zo is gebleken uit zijn contacten met de raad, met de gezinsvoogd en met de hulpverlening. Een wederkerig contact is noodzakelijk om gezamenlijk gezag op een goede manier in het belang van de kinderen te kunnen uitoefenen.
Overwegingen van het hof
3.7.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van
onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter kan bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.7.1.
Met de rechtbank stelt het hof vast dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. De vader heeft al sinds 2015 geen contact meer met de kinderen gehad. Bij beschikking van 18 september 2018 heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot vaststelling van een contactregeling tussen hem en de kinderen afgewezen. Verder is er al jarenlang geen enkele vorm van communicatie tussen partijen. Er is geprobeerd een hulpverleningstraject voor ouderschap na scheiding in gang te zetten maar dit is niet van de grond gekomen. Ook een ondertoezichtstelling van de kinderen heeft geen verbetering in de situatie gebracht. Gelet op deze wijziging van omstandigheden is de moeder ontvankelijk in haar inleidend verzoek.
3.7.2.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de moeder voortaan alleen het gezag over hen uitoefent. Het hof neemt hierbij het volgende in overweging.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van de kinderen tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor de kinderen en hun veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor de kinderen en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert.
Met de raad is het hof van oordeel dat gebleken is dat de ouders niet in staat zijn tot een behoorlijke uitoefening van het gezamenlijke gezag over de kinderen. Duidelijk is dat de ouders niet in het belang van de kinderen met elkaar kunnen communiceren en niet op ouderniveau met elkaar kunnen samenwerken. Het hof merkt hierbij op dat de raad er ter mondelinge behandeling op heeft gewezen dat het bij de vader lijkt te ontbreken aan de mogelijkheid tot wederkerigheid in het contact.
Het hof stelt vast dat in de afgelopen jaren door deze situatie het nemen van belangrijke beslissingen over de kinderen en het verkrijgen van toestemming hiervoor moeizaam en vertraagd zijn verlopen. De moeder heeft de tussenkomst/vervangende toestemming van de rechtbank nodig gehad voor de schoolkeuze, de aanvraag van een identiteitsbewijs voor de kinderen en het opstarten van speltherapie. De speltherapie die [minderjarige 1] heeft gevolgd, is inmiddels afgesloten. [minderjarige 1] heeft het nodige meegemaakt. Binnenkort start hij met EMDR-therapie. Mogelijk zal [minderjarige 1] in de nabije toekomst nog andere hulp nodig hebben. Voorkomen moet worden dat beslissingen die daarover moeten worden genomen - en ook andere belangrijke beslissingen over de kinderen- weer vertraging oplopen doordat ouders het hierover niet eens zijn en de vader weigerachtig is met het verlenen van toestemming. Het hof ziet gelet op de eerder mislukte pogingen om deze communicatie en samenwerking tussen de ouders te verbeteren op een afzienbare termijn geen verandering in deze situatie optreden. Het hof is met de raad van oordeel dat het onder deze omstandigheden in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de moeder voortaan alleen de belangrijke besluiten over de kinderen kan nemen.
Daar komt bij dat de vader al vijf jaar geen contact meer met de kinderen heeft gehad.
Hij is daardoor niet of nauwelijks meer op de hoogte van wat zich in het leven van de
kinderen afspeelt. De vader heeft ook zelf tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij weinig weet van de ontwikkeling van de kinderen. Onder deze omstandigheden is naar
het oordeel van het hof een feitelijke invulling van een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening niet mogelijk en is een wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag van de moeder ook om deze reden in het belang van de kinderen noodzakelijk.
Het hof acht het positief dat de vader inmiddels psychotherapeutische hulp heeft ingeschakeld, maar dit maakt het oordeel van het hof, gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden, op dit moment niet anders.
3.8.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.9.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 17 juni 2019;
compenseert de proceskosten van dit hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verzoekt de griffier van dit hof krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het Centraal Gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, C.A.R.M. van Leuven en
H.M.A.W. Erven en is op 8 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.