ECLI:NL:GHSHE:2020:3298

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
20-000906-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en taakstraf opgelegd voor opzettelijk verwerven en in bezit hebben van kinderporno

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 12 maart 2019. De verdachte, geboren in 1957, werd beschuldigd van het opzettelijk verwerven, in bezit hebben en zich de toegang verschaffen tot kinderporno. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte in totaal 6.044 afbeeldingen en 40 films met kinderpornografisch materiaal in zijn bezit had. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet opzettelijk naar kinderporno zocht, maar het hof oordeelde dat er wel degelijk sprake was van opzet. Het hof heeft de strafmaat herzien en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 52 weken, waarvan 45 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Het hof legde ook bijzondere voorwaarden op aan de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheid en de schending van de redelijke termijn van berechting.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000906-19
Uitspraak : 7 oktober 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 12 maart 2019 in de strafzaak met parketnummer 03-704564-16 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De meervoudige kamer heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van – kort gezegd - het opzettelijk verwerven, in bezit hebben en zich de toegang verschaffen tot kinderporno en daarvan een gewoonte maken, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de rechtbank aan de verdachte bijzondere voorwaarden opgelegd.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
- de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest;
- de verdachte bijzondere voorwaarden zal opleggen.
De verdediging heeft primair gedeeltelijke vrijspraak bepleit. Subsidiair, indien het hof komt tot een bewezenverklaring, heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust:
  • met aanvulling en verbetering van de bewijsmotivering;
  • met uitzondering van de opgelegde straf en de strafmotivering;
  • met uitzondering van de aangehaalde wetsartikelen.
Bewijsoverweging
I
De rechtbank heeft in de bewijsoverweging op pagina 2 van het vonnis, onder verwijzing naar het in voetnoot 4 genoemd bewijsmiddel ‘Bijlage II Overzicht aantallen kinderpornografische foto’s en films’ geoordeeld dat in totaal 6.044 foto’s en 40 films zijn aangetroffen die als kinderporno zijn aangemerkt:
- 807 bestanden zijn bestempeld als accessible;
- 315 bestanden zijn aangetroffen in de map temporary internetfiles;
- 4.508 afbeeldingen bevonden zich in de deleted files;
- 454 afbeeldingen bevonden zich in de recycle bin.
Het hof is van oordeel dat dit onderdeel verbetering behoeft, met dien verstande dat de 6.044 foto’s en 40 films, blijkens voornoemd bewijsmiddel, bestaan uit:
- 806 afbeeldingen en 1 film die zijn bestempeld als accessible;
- 315 afbeeldingen die zijn aangetroffen in de map temporary internetfiles;
- 4.471 afbeeldingen en 37 films die zich bevonden in de deleted files;
- 452 afbeeldingen en 2 films die zich bevonden in de recycle bin.
II
Door de raadsman is aangevoerd dat de verdachte bij het gros van het kinderpornografisch materiaal niet het opzet had om kinderpornografisch materiaal te downloaden en dat er sprake was van onbedoelde bijvangst. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte gedurende een langere periode naar porno heeft gezocht en dit heeft gedownload. Door het ingeven van zoektermen zoals ‘seks’, ‘jong’, ‘porno’ of ‘teenageporn’ kan, zonder dat het de bedoeling van de verdachte was, ook kinderpornografisch materiaal mee gedownload worden.
Het hof overweegt omtrent dit verweer als volgt.
Het hof dient de vraag te beantwoorden of er sprake was van het opzettelijk verwerven, in bezit hebben en zich de toegang verschaffen tot kinderpornografisch materiaal.
Het hof stelt voorop dat het verwerven, in bezit hebben van en zich de toegang verschaffen tot kinderpornografisch materiaal opzet van de verdachte impliceert.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het verwerven, in bezit hebben en zich de toegang verschaffen tot kinderpornografisch materiaal – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende.
Op 12 april 2016 is in de woning van de verdachte binnengetreden. Daarbij zijn onder andere de computer, harddisks en tablet van de verdachte in beslag genomen. Deze gegevensdragers zijn onderzocht en er werden 6.044 afbeeldingen en 40 films met kinderpornografisch materiaal aangetroffen.
De verdachte heeft in eerste aanleg ter terechtzitting van 26 februari 2019 verklaard dat hij niet altijd op zoek was naar kinderpornografisch materiaal. Hij was geïnteresseerd in allerlei soorten porno en heeft één a twee keer per week naar kinderporno gezocht. De verdachte heeft aangegeven dat de tenlastegelegde periode kan kloppen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat het klopt dat hij naar afbeeldingen van kinderen tussen de acht en tien jaar heeft gezocht. Dit laatste heeft de verdachte ter terechtzitting van 23 september 2020 in hoger beroep bevestigd.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 23 september 2020 verklaard dat hij naar extreme vormen van porno zocht. Hierbij moet gedacht worden aan porno met shemales en ladyboys. Door het downloaden van verschillende zipbestanden met deze vormen van porno, kwamen er ook allerlei andere bestanden met porno zijn computer binnen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij niet één a twee keer per week naar kinderporno heeft gezocht, maar dat hij bedoelde dat hij in totaal één a twee keer naar kinderporno heeft gezocht. Het hof stelt vast dat verdachte in eerste aanleg een duidelijke en niet mis te verstane verklaring heeft afgelegd. Aan zijn latere verklaring dat hij (in totaal) slechts één a twee keer naar kinderporno heeft gezocht hecht het hof dan ook geen geloof.
Het hof is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen, en in het bijzonder gelet op:
- het één a twee keer per week zoeken naar kinderporno op verschillende data gedurende 15 maanden;
- het zoeken naar afbeeldingen van kinderen tussen de acht en tien jaar;- het zoeken naar extreme vormen van porno in de wetenschap dat daar ook extreme afbeeldingen mee werden gedownload;
willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich toegang verschafte tot kinderpornografisch materiaal en dit zou verwerven en in bezit zou hebben. Daarbij heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij door het zoeken naar extreme vormen van porno, kinderpornografisch materiaal waarbij baby’s het slachtoffer zijn (zoals tenlastegelegd met een foto met bestandsnaam: [bestand 1] ) en dieren betrokken zijn (zoals tenlastegelegd met een afbeelding met bestandsnaam: [bestand 2] .), mee heeft gedownload. Het tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Op de computer, harddisks en tablet van de verdachte zijn verschillende bestanden aangetroffen die volgens het onderzoek afbeeldingen en video’s bevatten die kunnen worden gekwalificeerd als porno met personen jonger dan achttien jaren, oftewel: kinderpomo. Op basis van de stukken van het geding en het onderzoek ter terechtzitting mag in redelijkheid worden verondersteld dat de in de tenlastelegging en bewezenverklaring opgenomen afbeeldingen een representatief deel vormen van de gehele verzameling van de verdachte. Door aldus te handelen heeft de verdachte indirect bijgedragen aan het vervaardigen van kinderporno, waarbij vaak (zeer jonge) kinderen door volwassenen aan vaak (zeer) verregaande seksuele handelingen worden onderworpen. Dergelijk seksueel misbruik kan - zoals algemeen bekend - leiden tot ernstige lichamelijke en psychische schade aan de slachtoffers. Mede om die reden dient het seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie daarvan te worden tegengegaan. Door het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno wordt de kinderporno-industrie in stand gehouden. De verdachte draagt hierdoor mede de verantwoordelijkheid voor het leed dat aan de kinderen is toegebracht.
Het hof heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 29 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake een strafbaar feit.
Voorts heeft het hof de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanmerking genomen, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte vanwege rugklachten in de WAO terecht is gekomen en hij zijn woning zal kwijtraken als hij wordt veroordeeld tot een lange gevangenisstraf.
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn overweegt het hof het volgende.
Voorop gesteld wordt dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkómen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Bedoelde termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen.
In het onderhavige geval moet de termijn worden gerekend vanaf 10 april 2016, de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Het vonnis in eerste aanleg is gewezen op 26 februari 2019. Aldus is er sprake van een tijdsverloop van ongeveer twee jaren en tien maanden, zodat de eerste rechter niet binnen twee jaren na aanvang van de hiervoor genoemde termijn tot aan de afronding van de behandeling in eerste aanleg, tot een einduitspraak is gekomen.
Tussen de datum waarop het hoger beroep is ingesteld, te weten 21 maart 2019, en de datum waarop het hof de uitspraak doet, 7 oktober 2020, is een periode van een jaar en 7 maanden verstreken. Hieruit volgt dat het hof binnen twee jaar nadat het hoger beroep is ingesteld tot een einduitspraak is gekomen.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat in eerste aanleg de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Vervolgens doet zich de vraag voor of aan de geconstateerde schending enig gevolg moet worden verbonden. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend.
Het hof is van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving en met het oog op vergelding en generale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof is van oordeel dat zonder schending van de redelijke termijn een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden zou zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal het hof volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 52 weken, waarvan 45 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Met oplegging van een deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
52 (tweeënvijftig) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
45 (vijfenveertig) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat:
  • de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
  • of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
  • of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd:
  • de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het toezicht uit te voeren;
  • de veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
 het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
 gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
 gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
en bespreekt tijdens gesprekken met de reclassering hoe hij denkt voornoemd gedrag te voorkomen.
Het toezicht op deze voorwaarde kan ook onder andere bestaan uit controles van computers en andere apparatuur.
De veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens huisbezoeken.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdentwintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. M.L.P. van Cruchten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 7 oktober 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.L.P. van Cruchten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.