In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij hij onder curatele is gesteld en [de curator] B.V. is benoemd tot curator. De beschikking van de rechtbank dateert van 22 augustus 2019. [appellant] heeft in zijn beroepschrift verzocht om de beschikking te vernietigen en het verzoek tot ondercuratelestelling af te wijzen. De curator heeft verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 oktober 2020 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de dochters van [appellant] en de curator. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder medische rapporten en verklaringen van betrokkenen.
Het hof heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de geestelijke en lichamelijke toestand van [appellant], die mogelijk een ondercuratelestelling rechtvaardigen. Er zijn aanwijzingen dat [appellant] niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen, zowel op vermogensrechtelijk als niet-vermogensrechtelijk vlak. De curator en de dochters van [appellant] hebben concrete voorbeelden gegeven van zorgelijke gedragsveranderingen. Het hof concludeert dat de bescherming van de maatregel curatele noodzakelijk is, gezien de financiële problemen en de zorgen over alcoholgebruik en hygiëne. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank.