Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Reclassering, gevestigd te [vestigingsplaats] , de gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI.
[minderjarige](hierna te noemen: [minderjarige] ) geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door mr. Ramakers;
- de vader, bijgestaan door mr. Oehlen;
- een medewerker namens de raad;
- een medewerker namens de GI.
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 24 april 2020;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 25 september 2020;
- het emailbericht met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 7 oktober 2020.
21 september 2020 en de beslissing op de klachten van 8 oktober 2020).
3.De beoordeling
[geboortedatum] 2020 voor de duur van twee weken en is de verdere beslissing aangehouden tot na het horen van de belanghebbenden, welk verhoor heeft plaatsgevonden op 29 januari 2020.
30 april 2020 heeft de rechtbank naar aanleiding van het tweede, nieuwe verzoek van de raad, ingediend op 30 april 2020, de moeder en de vader geschorst in de uitoefening van het ouderlijk gezag over [minderjarige] met ingang van 30 april 2020 tot 14 mei 2020 en de GI belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] . Verder is bepaald dat er een telefonische mondelinge behandeling zal worden gehouden op 7 mei 2020 om 15.15 uur. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
- een beslissing heeft genomen die lijnrecht staat op de eerdere beslissing van 30 april 2020;
- heeft overwogen dat het verhoor van de belanghebbenden niet kon worden afgewacht;
- het verweer van de ouders heeft verworpen dat een verzoek tot schorsing niet is genoemd in artikel 800 lid 3 Rv;
- niet is ingegaan op het verweer dat de procedure niet is bedoeld om fouten van de raad te repareren en dat er sprake is van een verkapt hoger beroep;
- niet is ingegaan op het verweer dat er sprake is van een schending van artikel 8 EVRM;
- het tweede verzoek tot schorsing in behandeling heeft genomen;
- waarde heeft gehecht aan het NIFP-rapport uit 2018;
- heeft overwogen dat er geen positieve ontwikkelingen zijn gesteld of aannemelijk zijn gemaakt op basis waarvan de ernstige zorgen niet meer aanwezig zijn/substantieel zijn veranderd;
- heeft geoordeeld dat de moeder tijdens het eerste omgangsmoment onvoldoende responsief en sensitief op de signalen van [minderjarige] heeft gereageerd;
- heeft geoordeeld dat op basis van de certificaten die de moeder heeft gehaald niet kan worden geoordeeld dat de moeder in staat wordt geacht voor [minderjarige] te zorgen en dat de verklaringen van de verloskundige en de ambulant begeleider onvoldoende gewicht in de schaal leggen;
- heeft geoordeeld dat de vader agressief en bedreigend is naar de hulpverleners;
- geen aandacht heeft besteed aan het ontbreken van elke vorm van hulpverlening aan de ouders om tot een thuisplaatsing van [minderjarige] te komen;
- heeft geoordeeld dat is voldaan artikel 1:268 BW.
21 september 2018 - waardoor er sprake was van nieuwe informatie en nieuwe omstandigheden waardoor de rechtbank opnieuw over de feiten heeft kunnen oordelen.
een ernstig vermoedenals bedoeld in artikel 1:268 lid 1 aanhef en sub a BW te baseren.
4.De beslissing
30 april 2020 (zaaknummer C/03/277436 / FA RK 20-1550) en van 13 mei 2020;