ECLI:NL:GHSHE:2020:3865

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
20-003722-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van grieven

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor belaging en kreeg een gevangenisstraf van vier maanden, een contactverbod met het slachtoffer en een gebiedsverbod voor twee jaar. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar heeft geen schriftuur met grieven ingediend en ook geen mondelinge bezwaren geuit. Het hof heeft vastgesteld dat het ontbreken van grieven leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof heeft daarbij artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering toegepast. De advocaat-generaal heeft ook gevorderd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wordt, wat het hof heeft overgenomen. De beslissing van het hof is dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, en dit arrest is uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003722-18
Uitspraak : 14 december 2020
VERSTEK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende te ’s-Hertogenbosch, van 16 mei 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-241574-17 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van ‘belaging’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en een contactverbod met [slachtoffer] en een gebiedsverbod voor de plaats [plaats] voor de duur van twee jaren, welke maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. Voorts is de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.125,- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat vanwege het ontbreken van grieven verdachte in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hof is van oordeel dat het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling (of via een gemachtigd advocaat) bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven en het hof niet van oordeel is dat de strafzaak desalniettemin onderzocht dient te worden. Daarom zal het hof toepassing geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

Het hof:
verklaart het door de verdachte ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door:
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. J.J.J. Wubben, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 14 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.J.J. Wubben is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.