ECLI:NL:GHSHE:2020:3867

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
20-003874-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met zwaar lichamelijk letsel door verdachte in café te Oss

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van zware mishandeling, waarbij hij op 17 augustus 2019 in een café in Oss de aangever, [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem meermalen met kracht in het gezicht te slaan. Het hof heeft vastgesteld dat de aangever een kaakfractuur heeft opgelopen, waarvoor een operatie noodzakelijk was, en dat hij gedurende vier weken een vloeibaar dieet moest volgen. Daarnaast heeft de aangever verminderd gehoor aan zijn linkeroor overgehouden aan het incident.

Het hof heeft het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte het toegewezen schadebedrag reeds had betaald. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, die niet eerder voor een geweldsdelict was veroordeeld. De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003874-19
Uitspraak : 14 december 2020
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende te ’s-Hertogenbosch, van 5 december 2019 in de strafzaak met parketnummer 01-198003-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [adres 1]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van ‘zware mishandeling’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is de vordering van de benadeelde partij integraal toegewezen tot een bedrag van € 3.526,71, vermeerderd met de wettelijke rente, en is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het bestreden vonnis ten aanzien van de bewijsvoering en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij wordt bevestigd en dat het hof het vonnis voor wat betreft de strafoplegging zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens verdachte is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2019 te Oss, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] meermalen (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, te slaan;
subsidiairhij op of omstreeks 17 augustus 2019 te Oss, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 17 augustus 2019 te Oss, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, te slaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 17 augustus 2019 te Oss, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] meermalen (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen worden genoemd, verwijzen – tenzij anders vermeld – naar pagina’s van het eindproces-verbaal documentcode PL2100-2019170403 van de eenheid Oost-Brabant, district ’s-Hertogenbosch, basisteam ‘s-Hertogenbosch, gesloten 26 november 2019 (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 50).
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 17 augustus 2019 (pagina’s 3 – 4), inhoudende de afgelegde verklaring - zakelijk weergegeven - van aangever [slachtoffer] ;
(pagina 3)
Op zaterdag 17 augustus 2019 omstreeks 02.15 uur was ik bij [café] aan de [adres 2] te Oss. Een vriend van mij, [naam vriend] , had eerder op de avond al wat onenigheid gehad met een jongeman, daarna is hij, [naam vriend] , naar huis gegaan. Ik kan de man waar mijn vriend onenigheid mee had, als volgt omschrijven:
  • Man
  • 1.60 meter, fors postuur
  • 35 - 40 jaar oud
  • beige/wit shirt
Ongeveer een half uur later, omstreeks 02.15 uur, was ik op het toilet van het café. Ik stond te plassen bij het linker urinoir. Plotseling voelde ik dat ik tegen mijn hoofd werd geslagen. Ik keek om en zag dat dezelfde jongen als hiervoor omschreven, vlak bij mij in het toilet stond. Het ging allemaal zo snel.
Ik denk dat er een stukje van mijn kaak is afgebroken, deze staat ook wat scheef en doet veel pijn. Tevens is mijn lip gescheurd en heeft het flink gebloed.
(pagina 4)
Ik, [verbalisant 1] , zag dat de lip van de aangever was gescheurd in de rechterbovenhoek, tevens zag ik dat de kaak aan de linkerzijde van het gezicht van de aangever fors gezwollen was. Ik zag dat het gezicht van de aangever behoorlijk bebloed was.
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 17 augustus 2019 (pagina’s 7 – 8), inhoudende de afgelegde verklaring - zakelijk weergegeven - van aangever [slachtoffer] ;
(pagina 7-8)
Het licht ging bij mij uit. Ik werd wakker in het magazijn. Ik ben naar het ziekenhuis gegaan. Men heeft in het ziekenhuis geconstateerd dat mijn kaak gebroken is. Ik moet maandag naar het ziekenhuis voor een operatie.
3.
Een geschrift, te weten een letselverklaring van het Jeroen Bosch ziekenhuis, opgesteld door Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurg [chirurg] op 13 september 2019 (pagina 9), inhoudende;
Kaakkopfractuur links met gestoorde beet.
Kaakkopfractuur is behandeld onder lokale anesthesie.
4.
Een geschrift, te weten een brief van [chirurg] , Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurg, aan [huisarts] , huisartsen, van 22 augustus 2019 (pagina 12), inhoudende;
Bovengenoemde patiënt [slachtoffer] zagen we op 20-08-2019 op de Poli Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie.
Anamnese
Collum mandibula fractuur links na handgemeen.
Behandeling
LA, 4x IMF schroeven en intermaxillarie fixatie.
Vloeibaar dieet voor 4 weken.
5.
Een geschrift, te weten een verwijsbrief van [arts] , van 12 september 2019 (pagina 10-11), inhoudende;
[slachtoffer]
12-9-2019 verminderd gehoor li oor sinds incident, op dat oor ook een klap gehad, betuigende het blauwe oor.
22-8-19 Dikke wang rechts, scheurwond bovenlip, hematoom li oor.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2019 (pagina 21), inhoudende het relaas- zakelijk weergegeven – van [verbalisant 2] ;
In betreffende registratie kreeg ik de beschikking over camerabeelden van [café] . De camera hangt in de WC van het betreffende café.
Ik zag dat een man waarschijnlijk stond te plassen bij een urinoir. Ik zag dat een man, de verdachte Leijser, uit een deur kwam en dat een andere man deze deur in liep. Ik zag dat de ruimte zo krap was dat de deur waar de verdachte uit kwam tegen de man kwam die bij het urinoir stond. Ik zag dat de mannen kort tegen elkaar spraken en dat de verdachte vervolgens richting de uitgang van het wc-lokaal liep. Ik zag dat een vrouw het wc-lokaal binnen kwam en kort sprak met de man bij het urinoir. Ik zag dat de verdachte weer in beeld kwam, de vrouw voorbijliep en de man bij het urinoir begon te slaan. Hij deed dit met zijn rechtervuist tegen het gezicht van de man. Na ongeveer drie klappen viel de man op de grond. Ik zag dat de verdachte, terwijl de man op de grond viel, door bleef slaan op de man.
Toen de man daadwerkelijk op de grond lag zag ik dat de verdachte door bleef slaan. Hij deed dit steeds op dezelfde manier met zijn rechtervuist. Op een gegeven moment zag ik het hoofd van de vrouw weer in beeld komen en zag dat de verdachte toen leek te stoppen met slaan. Ik zag dat hij nog één klap gaf en vervolgens de ruimte verliet samen met de vrouw.
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 augustus 2019 (pagina’s 44 – 45) inhoudende – zakelijk weergegeven – de afgelegde verklaring van verdachte:
(pagina 45)
V: Er zijn beelden van [café] waarop de mishandeling te zien is, wat denk je dat daarop te zien is?
A: Dat ik hem een klap geef.
V: Een klap? Zijn dat meerdere klappen?
A: Ik heb er wel meerdere uitgedeeld.
V: Ik laat je nu de beelden zien van [café] , wat kun je hierover vertellen?
A: Ik heb het gedaan, klaar. Heftig.
8.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 5 december 2019, voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende;
Ik was op 17 augustus 2019 in [café] in Oss. Ik was al eerder in de wc-ruimte aanwezig dan [slachtoffer] . Ik kwam van een gesloten wc af en hij stond bij een staand toilet. Het heeft er voor hem op kunnen lijken alsof ik later binnenkwam. Ik kan mij de eerste klap nog wel herinneren.
Ik ben dat op de camerabeelden, dat heb ik meteen gezegd. Ik had ruzie met de groep waarvan hij deel uitmaakte. U houdt mij voor dat op de camerabeelden te zien is dat [slachtoffer] op de grond blijft liggen en dat ik doorga met slaan. Dat klopt.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Het hof stelt aan de hand van de medische informatie in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat door de gedragingen van verdachte letsel bij aangever is veroorzaakt, te weten een kaakfractuur. Dit letsel was van dien aard dat een operatie noodzakelijk was, waarbij ter fixatie van de kaak vier schroeven moesten worden geplaatst. Aangever heeft vervolgens een vloeibaar dieet moeten volgen voor de duur van vier weken. Voorts is sprake van verminderd gehoor bij het linkeroor.
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat dit letsel zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet oplevert. Het primair ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van het [slachtoffer] , door hem opzettelijk met kracht met zijn vuist vele malen tegen zijn gezicht/hoofd te slaan. Door de klappen van verdachte heeft het slachtoffer een kaakfractuur en gehoorschade opgelopen.
Het hof stelt voorop dat de verdachte door zijn manier van handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft een kaakfractuur opgelopen waarvoor hij geopereerd moest worden. Bij de operatie zijn vier metalen pinnen in de kaak van het slachtoffer gezet, zodat hij gedurende 4 weken enkel vloeibaar voedsel kon eten. Voorts is bij het slachtoffer, zoals uit het onderzoek is gebleken, nog steeds sprake van verminderd gehoor.
Het hof rekent het de verdachte ook aan dat hij onverhoeds het slachtoffer in een zeer kleine ruimte, te weten de toiletten van het café, heeft geslagen terwijl deze aan het urineren was. Zelfs nadat het slachtoffer op de grond viel, is verdachte blijven doorslaan. Hoewel uit het onderzoek naar voren komt dat eerder op die avond kennelijk een confrontatie met de vriendengroep van het slachtoffer heeft plaatsgevonden, blijkt dat verdachte voorafgaande aan het bewezenverklaarde feit rustig was. De reden waarom verdachte ineens explosief geweld gebruikte jegens het slachtoffer is het hof onbekend gebleven, te meer nu het slachtoffer zelf niet direct betrokken was bij de eerdere confrontatie.
Bij de bepaling van de op te leggen straf neemt het hof in het voordeel van de verdachte in aanmerking dat hij het in eerste aanleg door de rechter aan het slachtoffer toegewezen schadebedrag heeft betaald.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van het, de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 oktober 2020, waaruit volgt dat de verdachte niet eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld.
Alles overziend is het hof van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt.
Door de raadsman is verzocht om oplegging van een forse taakstraf.
Nog daargelaten dat het taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, is het hof van oordeel dat het bewezenverklaarde een zodanig ernstig feit is dat oplegging van een taakstraf met eventueel daarnaast een gevangenisstraf van beperkte duur niet passend is.
De ernst van het bewezenverklaarde maakt dat het hof oplegging van een hogere gevangenisstraf dan door de eerste rechter is opgelegd, passend vindt.
Het hof zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf naast het onvoorwaardelijke deel beoogt het hof enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking te brengen en anderzijds de strafoplegging dienstbaar te maken aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Alles afwegende acht het hof oplegging van gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht waarvan 2 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 3.526,71 waarvan € 1.026, 71 aan materiële en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering integraal toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor zijn oorspronkelijke vordering. Ter terechtzitting heeft de verdachte echter verklaard dat hij het door de rechtbank toegewezen schadebedrag reeds volledig heeft betaald, hetgeen door de ter terechtzitting aanwezige advocaat van de benadeelde partij is bevestigd. De benadeelde partij kan daarom naar het oordeel van het hof niet meer in zijn vordering worden ontvangen.
Het hof zal de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, met compensatie van de proceskosten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. J.J.J. Wubben, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 14 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.J.J. Wubben is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.