ECLI:NL:GHSHE:2020:389
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verrekening belastingkorting bij inkomstenbelasting 2012-2014
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de Rechtbank de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014 heeft verminderd. Belanghebbende had voor de jaren 2012 en 2013 verminderingsbeschikkingen ontvangen, waarbij zijn belastbaar inkomen uit werk en woning op nihil was vastgesteld. Voor het jaar 2014 was er echter een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 22.110. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor het jaar 2014 en de aanslag verminderd tot € 3.856, maar het beroep voor de andere jaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, omdat hij van mening is dat de belastingkorting over een te korte periode is verrekend, wat nadelige gevolgen heeft voor zijn echtgenote. De Inspecteur heeft echter gesteld dat de belastingkorting op de juiste wijze is verrekend. Tijdens de zitting op 10 januari 2020 is belanghebbende niet verschenen, ondanks dat hij was uitgenodigd. Het Hof heeft de zaak beoordeeld en de eerdere uitspraak van de Rechtbank bevestigd, waarbij het Hof oordeelde dat de verrekening van de belastingkorting correct was uitgevoerd volgens de Wet inkomstenbelasting 2001.
Het Hof heeft geconcludeerd dat er geen redenen zijn om de uitspraak van de Rechtbank te vernietigen en dat het hoger beroep ongegrond is. Tevens is er geen aanleiding om de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht of de proceskosten. De beslissing is op 6 februari 2020 uitgesproken door een meervoudige kamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.