ECLI:NL:GHSHE:2020:3933

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
200.282.703_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging verblijf van een minderjarige onder toezicht van een gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verblijfplaats van een minderjarige, die sinds 30 mei 2017 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De moeder van de minderjarige heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Limburg, waarin toestemming werd verleend voor wijziging van het verblijf van de minderjarige, te vernietigen. De minderjarige, geboren in 2012, is sinds 29 december 2018 geplaatst bij haar pleegmoeder, een zus van de moeder. De GI heeft verzocht om de verblijfplaats van de minderjarige te wijzigen naar een bestandspleeggezin of gezinshuis, omdat er zorgen waren over de opvoedingsvaardigheden van de pleegmoeder en de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige. De moeder betwistte deze zorgen en voerde aan dat de pleegmoeder goed voor de minderjarige zorgt en dat het in haar belang is om bij haar te blijven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 november 2020 zijn de moeder, de GI en de pleegmoeder gehoord. Het hof heeft kennisgenomen van eerdere rapporten en de situatie van de minderjarige. Het hof oordeelde dat de pleegmoeder, ondanks haar goede intenties, niet in staat is om de stabiliteit en zorg te bieden die de minderjarige nodig heeft. Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige niet noodzakelijk is om de verblijfplaats bij de pleegmoeder te handhaven, en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing benadrukt het belang van de band met de familie, maar stelt ook dat de minderjarige in een omgeving moet zijn waar zij de nodige zorg en stabiliteit kan ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 17 december 2020
Zaaknummer : 200.282.703/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/280129 / JE RK 20-1507
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.P.F. Rober,
tegen
de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Deze zaak gaat over:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • de heer [de vader] (hierna te noemen: de vader);
  • mevrouw [de pleegmoeder] (hierna te noemen: de pleegmoeder).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 10 augustus 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 augustus 2020, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de verblijfplaats van [minderjarige] bij tante [de pleegmoeder] te bepalen, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 november 2020, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, eventueel onder aanvulling en/of verbetering van de gronden.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 november 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. J. van Riet, als vervanger voor zijn kantoorgenoot mr. Rober;
  • de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de pleegmoeder.
Mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] heeft middels een videoverbinding ( [videoverbinding] ) deelgenomen aan de mondelinge behandeling.
De vader en de raad zijn tijdens de mondelinge behandeling niet verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 27 juli 2020;
  • het e-mailbericht van de GI d.d. 16 november 2020 met bijgevoegd een brief van de vader.

3.De beoordeling

3.1.
[minderjarige] is geboren uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader.
3.2.
[minderjarige] staat sinds 30 mei 2017 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 30 mei 2021.
3.3.
[minderjarige] verblijft sinds 29 december 2018 middels een machtiging uithuisplaatsing bij de pleegmoeder, een zus van de moeder. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij een persoon uit het netwerk is laatstelijk verlengd tot 30 mei 2021.
3.4.
De GI heeft in haar inleidende verzoek verzocht op grond van artikel 1:265i van het Burgerlijk Wetboek (BW) toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [minderjarige] naar een bestandspleeggezin dan wel een gezinshuis.
3.5.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank de GI deze toestemming verleend.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Zij voert in haar beroepschrift het volgende aan.
De moeder acht het niet in het belang van [minderjarige] dat zij elders komt te wonen. De pleegmoeder heeft altijd voor [minderjarige] gezorgd en [minderjarige] heeft een goede band met haar. Ook de andere zus van de moeder die in de buurt woont, neemt wel eens zorgtaken op zich. Het is voor een kind altijd beter wanneer het kan verblijven binnen het familienetwerk. Het zal [minderjarige] ook enorm belasten als zij weer moet verhuizen, terwijl zij al zo veel heeft meegemaakt.
De moeder betwist dat de pleegmoeder de zorg voor [minderjarige] niet meer aan kan en dat zij vanwege haar werk te weinig tijd heeft voor [minderjarige] . De door de GI aangevoerde aandachtspunten/zorgpunten zijn zwaar overtrokken. De moeder betwist dat sprake is van een onveilige situatie. Niet wordt ontkend dat [minderjarige] een pittig kind is en een strakke hand nodig heeft. De pleegmoeder is daar echter terdege toe in staat. Het gaat een stuk beter met [minderjarige] op school en er is meer orde en structuur. Dit zeker nu de oma van [minderjarige] , al sinds geruime tijd, niet meer in dezelfde woning woont en het duidelijk is dat de pleegmoeder de dagelijkse gang van zaken bepaalt. De pleegmoeder weet ook welke wegen te bewandelen in het belang van [minderjarige] . Zij heeft in het verleden ook hulp gezocht.
De moeder heeft ter zitting van het hof aanvullend het volgende naar voren gebracht. Het is niet in het belang van [minderjarige] om haar weg te halen bij haar familie, waar ze gewend is, en haar te plaatsen in een gezin met een hele andere achtergrond. [minderjarige] is te oud om zich hieraan nog aan te passen. Het is ook niet gezegd dat [minderjarige] daar een zekerder toekomst heeft. Het verloop van pleegkinderen in pleeggezinnen is vaak groot. Bovendien is het belangrijker dat er van [minderjarige] gehouden wordt, dan dat haar opvoeding volgens het boekje gaat. De moeder is het niet eens met het rapport van Xonar van 30 april 2019 dat de pleegmoeder [minderjarige] onvoldoende kan bieden waar zij behoefte aan heeft. De GI zou de pleegmoeder kunnen ondersteunen door naschoolse opvang te regelen, zodat de pleegmoeder in staat wordt gesteld om te werken. De GI is hierin tot nu toe tekort geschoten. [minderjarige] is beter af bij de pleegmoeder, die een groot hart heeft en veel van haar houdt.
3.7.
De GI heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat het de pleegmoeder – ondanks dat zij hier meer dan de gebruikelijke tijd voor heeft gehad – niet is gelukt om aan de voor een pleegouder geldende competenties te voldoen. Er zijn te veel zorgen over de omgeving en de opvoedingsvaardigheden van de pleegmoeder. Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] . Zij laat steeds meer zelfbepalend gedrag zien. De pleegmoeder heeft niet kunnen laten zien dat ze het gedrag van [minderjarige] op een adequate manier kan aanpakken en kan inspelen op de behoeften van [minderjarige] . Bovendien is het netwerk van de moeder en dat van de pleegmoeder zodanig nauw met elkaar verbonden dat ze ook elkaars problemen en zorgen overnemen.
Ondanks de goede intenties van de pleegmoeder, is zij niet in staat gebleken [minderjarige] de specifieke zorg, rust en duidelijkheid in de opvoedingsomgeving te bieden waar zij behoefte aan heeft en de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] af te wenden.
De GI heeft ter zitting van het hof aanvullend naar voren gebracht ervan overtuigd te zijn dat de moeder en de pleegmoeder handelen vanuit een groot hart. Dit is echter onvoldoende, blijkens ook het rapport van Xonar, waarin wordt besloten de pleegmoeder niet te erkennen als pleeggezin voor [minderjarige] . De familie is zodanig met elkaar verbonden dat dit voor onrust zorgt. De familie kan bovendien ook flink botsen met elkaar. [minderjarige] hoeft niet te worden opgevoed volgens een boekje, maar heeft vanwege haar trauma en hechtingsproblematiek wel extra ondersteuning nodig. Er is weliswaar hulp ingezet voor [minderjarige] , maar [minderjarige] is daarbij afhankelijk van haar omgeving, die onvoldoende hulp heeft geaccepteerd. De GI erkent dat de moeder en de pleegmoeder te maken hebben gehad met wisselende medewerkers. Om die reden heeft de pleegzorgscreening echter ook langer geduurd. Normaal gesproken dient er binnen een jaar al duidelijkheid te bestaan.
[minderjarige] is heel recent in een pleeggezin geplaatst. De GI complimenteert de moeder en de pleegmoeder dat zij dit proces goed mee hebben doorlopen. [minderjarige] zoekt de grenzen op in het nieuwe gezin, maar laat zich wel corrigeren. Het gaat goed met haar.
Het betreft pleegouders met veel ervaring die zich inzetten voor hun pleegkinderen, ook na hun 18e jaar. Zij staan niet bekend om de vele wisselingen. De verwachting is dat [minderjarige] bij hen goed op haar plek zal zijn.
[minderjarige] gaat eens in de drie weken een weekend naar de pleegmoeder. Het contact met de moeder loopt door als voorheen. Daarnaast kan er iedere vrijdag gebeld worden. In de toekomst kan het contact zo nodig worden uitgebreid.
3.8.
De vader heeft het hof laten weten dat hij het eens is met de bestreden beschikking. Hij hoopt dat [minderjarige] de rust krijgt die ze nodig heeft.
3.9.
De pleegmoeder heeft ter zitting van het hof te kennen gegeven dat [minderjarige] het leuk heeft bij het pleeggezin, waar zij nu sedert een kleine week verblijft, maar dat zij liever bij haar is. De pleegmoeder heeft haar tot nu toe iedere dag gezien. Zij brengt en haalt haar naar en van school. Als de GI de pleegmoeder eerder had geholpen, was het niet nodig geweest [minderjarige] elders te plaatsen. De pleegmoeder heeft vaak laten weten dat ze hulp nodig heeft. Haar kan niet worden tegengeworpen dat zij bepaalde cursussen niet heeft gevolgd. De GI is zelf laks geweest. De pleegmoeder, voor wie [minderjarige] alles is, hoopt dat [minderjarige] terug komt bij haar met de hulp die nodig is. De oma van [minderjarige] vormt daarbij geen beletsel. Zij is niet veel thuis.
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
3.11.
Ingevolge artikel 1:265i lid 1 BW behoeft de gecertificeerde instelling de toestemming van de kinderrechter voor wijziging in het verblijf van een minderjarige die ten minste een jaar door een ander als de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin.
Ingevolge lid 2 wordt de toestemming door de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling verleend en slechts afgewezen indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
3.12.
Genoemd wetsartikel maakt duidelijk dat het verzoek van de GI tot verblijfswijziging van [minderjarige] alleen dan dient te worden afgewezen indien dit in het belang van [minderjarige] noodzakelijk wordt geacht. De vraag die aan het hof voorligt is derhalve niet welke verblijfplaats het hof het meest in het belang van [minderjarige] acht, maar of het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat zij bij de pleegmoeder blijft wonen.
Uit het rapport van Xonar van 30 april 2019 komt het volgende naar voren. De pleegmoeder heeft een groot hart en de familie is sterk met elkaar verbonden, maar door de symbiotische relatie is de rust, structuur en voorspelbaarheid van de zorg voor [minderjarige] onvoldoende geborgd. Dit terwijl [minderjarige] , die in haar leven al veel onveiligheid en onvoorspelbaarheid heeft gekend, juist veel aandacht, stabiliteit, rust en voorspelbaarheid nodig heeft. Ze heeft de onverdeelde aandacht nodig om zichzelf op de lange termijn te kunnen ontwikkelen, te leren omgaan met haar angsten en haar trauma’s te verwerken. Een van de kwaliteiten van de pleegmoeder, zorgzaam zijn en voor iedereen klaar willen staan, is wat dat aangaat een valkuil gebleken. Zij kan [minderjarige] niet bieden wat zij nodig heeft om zich op de lange termijn verder te ontwikkelen tot een gezonde volwassene. [minderjarige] krijgt daarbij ook te veel mee van de betrokkenheid van de familie, wat belastend voor haar is. Xonar pleegzorg heeft besloten de pleegmoeder niet te erkennen als pleeggezin voor [minderjarige] , aldus het rapport.
Het hof constateert dat de pleegmoeder vanuit een diepgaande betrokkenheid voor [minderjarige] heeft gezorgd, maar dat inmiddels duidelijk is geworden dat [minderjarige] met haar kind-eigen problematiek meer van een opvoeder vraagt dan gemiddeld. Gebleken is dat de pleegmoeder haar dit niet kan bieden.
De aan de pleegmoeder aangeboden hulp is, daargelaten wat de oorzaak hiervan is, niet van de grond gekomen. Het hof gaat ervan uit dat [minderjarige] in het ervaren pleeggezin waar zij thans verblijft wel de aandacht, stabiliteit, rust en voorspelbaarheid vindt, waar zij behoefte aan heeft en acht het niet in het belang van [minderjarige] dat zij daar nog langer van verstoken blijft. Gelet hierop is het dan ook niet in het belang van [minderjarige] om de pleegmoeder alsnog de kans te geven te laten zien dat zij, zoals zij zelf aangeeft, met hulp daartoe voldoende kan aansluiten bij de behoefte van [minderjarige] .
Dit alles maakt dat het naar het oordeel van het hof in het belang van [minderjarige] niet noodzakelijk is het verzoek van de GI tot wijziging van de verblijfplaats van [minderjarige] , af te wijzen. Het hof overweegt daarbij nog, zoals ook in het rapport van Xonar wordt overwogen, dat het voor [minderjarige] van belang is dat zij de band en de verbinding met haar familie behoudt en dat de pleegmoeder een wezenlijke rol in haar leven kan blijven hebben, ook op de lange termijn.
3.13.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 10 augustus 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.D.M. Lamers en M.I. Peereboom-van Drunick en is op 17 december 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.