ECLI:NL:GHSHE:2020:3992

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
24 december 2020
Zaaknummer
200.274.128_01 en 200.274.131_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag bewindvoerder wegens gewichtige redenen en vertrouwensbreuk

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om het ontslag van de huidige bewindvoerder, [bewindvoerder] B.V., op verzoek van de rechthebbenden, [verzoekster] en [verzoeker]. De rechthebbenden hebben in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikkingen van de rechtbank Limburg te vernietigen en de bewindvoerder te ontslaan vanwege gewichtige redenen, waaronder een ernstige vertrouwensbreuk en slechte communicatie. De mondelinge behandeling vond plaats op 17 november 2020, waarbij de rechthebbenden en de bewindvoerder zijn gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat er al lange tijd sprake is van een moeizame verhouding tussen de rechthebbenden en de bewindvoerder, en dat de bewindvoerder geen oplossing heeft aangedragen voor de ontstane impasse. Het hof concludeert dat er gewichtige redenen zijn voor ontslag van de bewindvoerder, en benoemt mevrouw [opvolgend bewindvoerder] tot opvolgend bewindvoerder. De bestreden beschikkingen worden vernietigd, en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 24 december 2020
Zaaknummer: 200.274.131/01 en 200.274.128/01
Zaaknummer eerste aanleg: 7990484 BM VERZ 19-3547 en 7990531 BM VERZ 19-3548
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. N.M. de Houwer-Van Wijk,
en
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
en gezamenlijk te noemen: de rechthebbenden,
advocaat: mr. N.M. de Houwer-Van Wijk,
tegen
[B.V.] B.V.,
Mevrouw [bewindvoerder] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [bewindvoerder] of de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van de gedingen in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 13 november 2019, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschriften van 11 februari 2020, met producties, beiden ingekomen bij het hof op 12 februari 2020, hebben appellanten verzocht de bestreden beschikkingen te vernietigen,
en over te gaan tot ontslag van bewindvoerder [bewindvoerder] B.V. onder gelijktijdige benoeming van mevrouw [opvolgend bewindvoerder] , tot opvolgend bewindvoerder, kosten rechtens.
2.2.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 23 oktober 2019, ingekomen bij het hof op 27 maart 2020.
2.3.
Rechthebbenden hebben een relatie en wonen samen.Gelet op de onderlinge samenhang zijn de twee zaken gevoegd en tegelijkertijd behandeld tijdens de mondelinge behandeling. Ze zullen gezamenlijk in deze beschikking worden afgedaan. Partijen hebben hiertegen tijdens de mondelinge behandeling geen bezwaren geuit.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 november 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbenden, bijgestaan door hun advocaat;
  • de bewindvoerder (via een digitale verbinding).

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 1 november 2018 heeft de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, over de goederen die [verzoekster] en [verzoeker] als rechthebbenden toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld, met benoeming van [bewindvoerder] BV tot bewindvoerder.
3.2.
Bij de bestreden beschikkingen heeft de kantonrechter de verzoeken van de rechthebbenden tot ontslag van [bewindvoerder] BV onder gelijktijdige benoeming van [opvolgend bewindvoerder] , afgewezen.
3.3.
De rechthebbenden kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.1.
De rechthebbenden voeren – kort samengevat – het volgende aan. Er zijn gewichtige redenen die tot ontslag van de huidige bewindvoerder dienen te leiden. Zo is er sprake van een zeer slechte communicatie en onwil van de bewindvoerder om in de noodzakelijke kosten van de rechthebbenden te voorzien. Ook worden de financiële belangen niet goed behartigd. Er is sprake van een vertrouwensbreuk, die sinds de procedure bij de kantonrechter niet is hersteld. De bewindvoerder heeft geen pogingen ondernomen om het ter zitting bij de rechtbank beloofde gesprek te laten plaatsvinden.
3.4.
De bewindvoerder voert – kort samengevat – het volgende aan. Er is geen sprake van gewichtige redenen die tot het ontslag van de bewindvoerder dienen te leiden. De bewindvoerder betwist de financiële belangen van de rechthebbenden niet goed te behartigen. De bewindvoerder heeft wel geprobeerd een gesprek te laten plaatsvinden, maar dit is niet gelukt. Een nieuwe bewindvoerder zal aan de financiële positie van de rechthebbenden niets veranderen.
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewind-stelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.5.2.
Aan het hof ligt de vraag voor of er sprake is van gewichtige redenen om de bewindvoerder ontslag te verlenen. Het hof beantwoordt deze vraag als volgt. Gebleken is dat er al lange tijd sprake is van een zeer moeizame verhouding tussen de rechthebbenden en [bewindvoerder] . De rechthebbenden voeren aan dat de communicatie niet goed verloopt en dat hun financiële belangen door [bewindvoerder] niet goed behartigd worden. Dit wordt door [bewindvoerder] betwist. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 23 oktober 2019 blijkt dat het door de kantonrechter geopperde gesprek tussen partijen om tot verbetering van de onderlinge verhouding te komen tot op heden niet heeft plaatsgevonden, terwijl de rechthebbenden dit gesprek graag willen voeren. Het hof constateert dat [bewindvoerder] – als de professionele partij in deze kwestie – geen oplossing heeft aangedragen om uit de impasse te komen die is ontstaan. Hoewel het hof niet heeft kunnen constateren dat de verwijten die de rechthebbenden [bewindvoerder] maken terecht zijn, laat dit onverlet dat voor het hof vaststaat dat er sprake is van een forse vertrouwensbreuk. Zonder dit vertrouwen kan aan de uitvoering van het bewind onvoldoende handen en voeten gegeven worden. Alles overziende is er naar het oordeel van het hof sprake van gewichtige redenen om [bewindvoerder] als bewindvoerder van de rechthebbenden te ontslaan. Het hof zal voorts [opvolgend bewindvoerder] (mevrouw [opvolgend bewindvoerder] ) benoemen tot opvolgend bewindvoerder.
3.5.3.
Het voorgaande leidt er toe dat de bestreden beschikking vernietigd dient te worden. Gelet op de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikkingen van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 november 2019 met zaaknummer: 7990484 BM VERZ 19-3547 en 7990531 BM VERZ 19-3548;
en opnieuw rechtdoende,
verleent met ingang van 1 januari 2021, aan [bewindvoerder] B.V., ontslag als bewindvoerder over de goederen van:
[verzoekster] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979 en [verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1977, wonende te ( [postcode] ) [plaats] aan [adres] ;
benoemt met ingang van 1 januari 2021 mevrouw [opvolgend bewindvoerder] , gevestigd te [vestigingsplaats] aan [adres] , tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de betrokkenen en de opvolgend bewindvoerder een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, overlegt;
bepaalt dat de (opvolgend) bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht;
stelt de jaarlijkse beloning van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
stelt de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig de in artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, J.C.E. Ackermans-Wijn en
M.I. Peereboom-van Drunick en is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.