In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de Politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, gewezen op 17 januari 2019. De verdachte, geboren in 1981, werd beschuldigd van een overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, gepleegd op 16 november 2017 te Hank, gemeente Werkendam. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 10 november 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, onder parketnummer 20-000130-19.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 650,00 en 13 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor de duur van 4 maanden ontzegd de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. De bijkomende straf van ontzegging zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, indien de verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Deze beslissing is genomen op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden.
De uitspraak is mondeling gedaan door de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof en is openbaar uitgesproken op de zitting van 10 november 2020.