In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 januari 2019. De moeder verzoekt om de vernietiging van deze beschikking en om een beperking van de informatieverplichting ten aanzien van de vader met betrekking tot hun kinderen. De kinderen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], zijn geboren in respectievelijk 2005, 2008 en 2013. De vader heeft de kinderen erkend, maar heeft geen contact meer met hen. De moeder is van rechtswege belast met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2], terwijl zij en de vader gezamenlijk het gezag over [minderjarige 3] uitoefenen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 7 januari 2020 heeft de moeder haar bezwaren tegen de informatieverplichting toegelicht. De moeder is bereid om informatie te verstrekken over schoolprestaties, hobby's en activiteiten, maar wil geen informatie geven over medische aangelegenheden van de kinderen, omdat deze zijn gekoppeld aan traumatische ervaringen uit het verleden. De vader heeft geen verweerschrift ingediend en is niet verschenen op de zitting. De Raad voor de Kinderbescherming heeft als informant opgetreden en benadrukt het belang van informatievoorziening aan de vader.
Het hof overweegt dat het in het belang van de kinderen is dat de vader op de hoogte blijft van hun ontwikkeling. Het hof stelt een nieuwe informatieregeling vast, waarbij de moeder verplicht is om de vader eenmaal per twee maanden te informeren over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de kinderen. De moeder hoeft geen inhoudelijke informatie te geven over de therapieën die de kinderen volgen. Tevens wordt een dwangsom van € 250,- opgelegd voor het geval de moeder in gebreke blijft aan deze informatieplicht te voldoen. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en stelt de informatieverplichting opnieuw vast.