In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een geschil tussen de moeder en de vader van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016. De moeder, appellante, verzoekt om vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool 2] te [woonplaats moeder], terwijl de vader, verweerder, toestemming heeft gekregen om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool 1] te [plaats]. De zaak is in hoger beroep gekomen na een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 25 november 2019 heeft geoordeeld over de inschrijving van de minderjarige op de basisschool.
De mondelinge behandeling vond plaats op 17 februari 2020, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming was niet verschenen. De moeder voert aan dat het in het belang van [minderjarige] is om naar de school in [woonplaats moeder] te gaan, omdat deze dichterbij is en beter aansluit bij zijn behoeften. De vader daarentegen heeft principiële bezwaren tegen de school in [woonplaats moeder] en is van mening dat [minderjarige] beter af is op basisschool [basisschool 1].
Het hof overweegt dat er nog geen overeenstemming is bereikt over de zorgregeling en dat de rechtbank hierover nog geen definitieve beslissing heeft genomen. Het hof besluit om de bestaande situatie voorlopig te handhaven en wijst de verzoeken van de moeder af. De verdere behandeling van de hoofdzaak wordt aangehouden tot de zitting van 30 juni 2020, in afwachting van de beslissing van de rechtbank over de zorgregeling.