3.1.De rechtbank heeft in rov. 2.1 tot en met 2.8 van het bestreden vonnis vastgesteld van welke feiten in dit geding is uitgegaan. Daartegen is geen grief gericht, zodat deze feiten ook in hoger beroep het uitgangspunt vormen. Deze feiten luiden als volgt.
a) [appellante] werd in december 2015 benaderd door haar zakenrelatie [de vennootschap 2] met de vraag of zij interesse had in een door brand zwaar beschadigde kraan van het merk Terex DEMAG, type AC700 serienummer 87086 (hierna: de kraan) voor een koopprijs van € 1.000.000,-. Naast een ander reparatiebedrijf ( [de vennootschap 3] ) heeft [appellante] de casus voorgelegd aan de heer [directeur geintimeerde] , directeur van onder meer [de vennootschap] , door middel van een schaderapport dat [appellante] van [de vennootschap 2] had verkregen.
b) Bij e-mail van 9 januari 2016 heeft de heer [medewerker appellante] namens [appellante] het volgende aan [directeur geintimeerde] bericht:
“ [de vennootschap 3] schat in 650.000 eur – maar ben bang dat lang duurt (veel sleutelwerk) [de vennootschap 3] is meer een lasser
[de vennootschap 2] wil 1 miljoen geleverd – zou max aan reparatie mogen kosten 750.000,-
Dan is de kraan 250.000 onder marktwaarde klaar – maar dit moet dan ook tijd .. en geld ..”
c) Bij e-mail van 11 januari 2016 heeft [directeur geintimeerde] hierop het volgende geantwoord:
“Ik heb hier intern overlegd, wij hebben er tijd en mensen voor en zou mooie klus zijn. Werken gewoon met open calculatie.
Onderdelen neem ik aan in overleg met jullie/via jullie.
Hoe kunnen we dit verder optuigen?”
d) Namens [appellante] heeft de heer [medewerker appellante] hierop op 11 januari 2016 als volgt gereageerd:
“ [directeur geintimeerde] , ik kan niet over de 750.000
Daarom zoek wat vastigheid – [naam] bood aan 600-650
Ik zie liever er onder, maar in ergste geval is 750.000 haalbaar”
e) [directeur geintimeerde] heeft hierop per e-mail van 18 januari 2016 als volgt gereageerd:
“Ik weet niet of je al een beslissing hebt genomen, wanneer niet het geval wil ik het wel proberen. 2 opmerkingen:
1. Jullie hebben goede contacten voor wat betreft onderdelen, dit moeten we dan samen oppakken.
2. Ik wil wel tussentijds factureren, want als ik onderdelen voor de machine moet kopen loopt dat redelijk in de papieren en ik kan geen 750.000 voorfinancieren.
Zal ik binnenkort even langskomen?”
f) Partijen zijn overeengekomen dat [geïntimeerde] de kraan van [de vennootschap 2] zou kopen voor een bedrag van € 950.000,-. Op 26 februari 2016 heeft [geïntimeerde] een factuur gestuurd aan [appellante] ter hoogte van € 100.000,- voor een aanbetaling. [appellante] heeft deze factuur voldaan.
g) [de vennootschap 2] heeft de kraan in augustus 2016 aan [geïntimeerde] geleverd.
h) Op 28 december 2016 heeft [geïntimeerde] een financieringsovereenkomst gesloten met [de vennootschap 4] Op basis van deze overeenkomst heeft [de vennootschap 4] een financieringsarrangement verstrekt aan [geïntimeerde] van € 1.650.000,- met een looptijd van negen maanden, tot 27 september 2017. [de vennootschap 4] heeft hiervan een bedrag van € 950.000,- rechtstreeks aan [de vennootschap 2] betaald voor de aankoop van de kraan. Het resterende bedrag van € 700.000,- kon in zeven termijnen van € 100.000,- worden opgenomen door [geïntimeerde] . [de vennootschap 4] berekende tijdens de looptijd van de overeenkomst uitsluitend rente over het opgenomen bedrag. Dit werd door [geïntimeerde] aan [appellante] doorbelast.
i) Na afloop van de looptijd van de financieringsovereenkomst op 27 september 2017 is deze verlengd door [de vennootschap 4] . Op dat moment had [geïntimeerde] slechts € 1.050.000,- van het krediet opgenomen.
j) [appellante] heeft de vordering op [geïntimeerde] van € 1.050.000,- per 19 december 2019 overgenomen van [de vennootschap 4] . Dit werd vastgelegd in een akte van cessie van 23 maart 2020.
k) De kraan bevindt zich bij [geïntimeerde] en is (nog) niet gerepareerd.
3.2.1.In deze procedure heeft [appellante] gevorderd bij wege van voorlopige voorziening, na wijziging van eis:
a) [geïntimeerde] te veroordelen om de kraan uiterlijk negen maanden na de datum van het te wijzen vonnis, althans een in goede justitie te bepalen datum, gerepareerd aan [appellante] ter beschikking te stellen, tegen voldoening door [appellante] van de nog niet aan [geïntimeerde] betaalde reparatiekosten van € 600.000,- en tegen alsdan door [appellante] te geven afstandsverklaring van de door de akte van cessie van [de vennootschap 4] overgenomen aanspraken jegens [geïntimeerde] ;
b) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 10.000,- per dag dat zij het gevorderde onder a) niet nakomt;
c) [appellante] verlof te geven om als voorschot op de door haar in de bodemprocedure te vorderen schadevergoeding een bedrag van € 142.410,52, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te verrekenen met de aan [geïntimeerde] te betalen onder a. genoemde reparatietermijnen;
d) [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met rente.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd.
3.2.2.In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen en [appellante] in de proceskosten veroordeeld.