Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 19 mei 2020;
- het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 14 september 2020;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 1 maart 2021;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 4 maart 2021.
3.De feiten
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2013 (hierna: [minderjarige 1] ),
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2015 (hierna: [minderjarige 2] ), (hierna ook: de kinderen).
4.De omvang van het geschil
- bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan aan de ouders gezamenlijk toekomt en een contactregeling vastgesteld;
- de door partijen overeengekomen kinderalimentatie met ingang van 1 april 2020 bepaald op € 236,20 per kind per maand, wat betreft de nog niet verschenen termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
De grieven van de moeder in incidenteel hoger beroep zien op de beslissing van de rechtbank over het (gezamenlijk) ouderlijk gezag over de kinderen en de ingangsdatum van de vastgestelde kinderalimentatie.
5.De motivering van de beslissing
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
- zijn inkomen zoals uit de financiële stukken blijkt – volgens vader levert dat aan zijn kant een netto besteedbaar inkomen op van € 186,- per maand – en, rekening houdend met het netto besteedbaar inkomen van de moeder, een behoefte aan de zijde van de kinderen van € 263,- per maand ofwel € 131,50 per kind per maand;
- dan wel een geschat inkomen, mede rekening houdend met zwarte inkomsten – volgens de moeder levert dat aan de zijde van de vader een netto besteedbaar inkomen op van € 2.022,- per maand – en, mede rekening houdend met haar eigen netto besteedbaar inkomen, een behoefte aan de zijde van de kinderen van € 762,- per maand ofwel € 381,- per kind per maand.
6.De slotsom
7.De beslissing
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015;