ECLI:NL:GHSHE:2021:1230

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
200.279.792_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewind en mentorschap van een betrokkene met geestelijke en lichamelijke beperkingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder van een betrokkene die onder bewind en mentorschap is gesteld. De moeder verzoekt het hof om de stiefmoeder te ontslaan als bewindvoerder en mentor, en om zichzelf te benoemen tot mede-bewindvoerder en -mentor. De vader en de stiefmoeder verzetten zich tegen dit verzoek en vragen om bekrachtiging van de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het verzoek van de moeder werd afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een verslag van de betrokkene en de communicatie tussen de betrokken partijen. Tijdens de mondelinge behandeling is de moeder bijgestaan door haar advocaat, terwijl de vader en de stiefmoeder door hun advocaat werden vertegenwoordigd. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de moeder en de vader/stiefmoeder moeizaam verloopt, maar dat dit op zichzelf geen gewichtige reden vormt voor het ontslag van de stiefmoeder. Het hof concludeert dat de stiefmoeder haar taken als bewindvoerder en mentor naar behoren uitvoert en dat er geen gegronde redenen zijn voor ontslag. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 22 april 2021
Zaaknummer: 200.279.792/01
Zaaknummers eerste aanleg: 8115776 BM VERZ 19-4517 en 8115777 MZ VERZ 19-1023
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.W.A.J. van Pelt,
In deze zaak zijn als belanghebbenden aangemerkt:
[de betrokkene],
verblijvende in een zorginstelling in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene.
[de vader]
hierna te noemen: de vader,
en
[de stiefmoeder],
hierna te noemen: de stiefmoeder,
bewindvoerders en mentoren van de betrokkene,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.V.C. van Sambeek.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 23 maart 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 juni 2020, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de stiefmoeder te ontslaan als bewindvoerder en mentor van de betrokkene en de moeder tot mede-bewindvoerder en mede-mentor van betrokkene te benoemen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 augustus 2020, hebben de vader en de stiefmoeder verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de moeder af te wijzen als ongegrond en ongemotiveerd. Kosten rechtens.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief (‘Verslag bevindingen [de betrokkene] bij zorg-woongroep Stichting [stichting] ’) van [teamleider] (teamleider Stichting [stichting] en contactpersoon van de betrokkene) d.d. 10 juni 2020,
  • de stukken van de eerste aanleg, overgelegd door de advocaat van de moeder op 23 juli 2020..
2.5.
Bij V8-formulier van 2 maart 2021 heeft de advocaat van de vader en de stiefmoeder het hof bericht dat de betrokkene onvoldoende draagkracht heeft om met andere zaken geconfronteerd te worden dan zijn dagelijkse bezigheden. Daarnaast speelt mee dat de betrokkene dan letterlijk in een conflict tussen zijn ouders geplaatst zal worden, wat uiteraard niet in zijn belang is. Daarom achtten de vader en de stiefmoeder het beter voor de betrokkene dat hij niet aanwezig is tijdens de mondelinge behandeling van het hof. De betrokkene heeft in eerste aanleg al op zijn vertrouwde woonlocatie in aanwezigheid van zijn vaste begeleidster een persoonlijk gesprek gehad met de kantonrechter en daarbij zijn standpunt kenbaar gemaakt, aldus de advocaat van de vader en de stiefmoeder.
2.6.
Bij V8-formulier van 5 maart 2021 heeft de advocaat van de moeder het hof bericht dat ook de moeder het niet in het belang van de betrokkene acht dat hij aanwezig is bij de mondelinge behandeling.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 maart 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Pelt;
  • de vader en de stiefmoeder, bijgestaan door mr. Van Sambeek.
2.3.1.
De betrokkene zelf is, zoals verwacht, niet ter mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Bij brief van 19 maart heeft het hof de belanghebbenden het volgende bericht:
“(…)
Het hof heeft na afloop van de mondelinge behandeling beslist dat [de betrokkene] alsnog dient te worden gehoord en in staat moet worden gesteld zijn standpunt over de procedure aan het hof kenbaar te maken. Om het gesprek met [de betrokkene] te faciliteren, zal het hof rechtstreeks contact opnemen om de Stichting [stichting] . Het uitgangspunt is dat dit gesprek digitaal (via beeldbellen) zal plaatsvinden en daarbij een begeleider van [de betrokkene] aanwezig mag zijn.
Het hof zal van het gesprek met [de betrokkene] een proces-verbaal opmaken en een afschrift van het proces-verbaal naar partijen sturen. Partijen zullen vervolgens de gelegenheid krijgen daar schriftelijk op te reageren. In beginsel zal geen nadere mondelinge behandeling volgen.
(…)”.
3.5.
Op 30 maart 2021 heeft het gesprek met de betrokkene plaatsgevonden (via beeldbellen). Daarbij was [begeleidster] , begeleidster van de betrokkene aanwezig. Het hof heeft van het gesprek met de betrokkene een proces-verbaal opgemaakt, dat op 1 april 2021 naar alle partijen/belanghebbende is verzonden. In het begeleidend schrijven heeft het hof opgemerkt:
“U wordt hierbij in de gelegenheid gesteld te reageren op (uitsluitend) de inhoud van dit proces-verbaal. Het hof ontvangt uw reactie graag uiterlijk op 9 april 2021.”..
3.6.
Ter griffie van het hof is vervolgens binnengekomen:
  • het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de vader en de stiefmoeder van 7 april 2021;
  • het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder van 9 april 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 19 juni 2018 zijn met ingang van 1 juli 2018 wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand de goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene onder bewind gesteld. Ook is toen ten behoeve van de betrokkene een mentorschap ingesteld. Tot bewindvoerders en mentoren werden bij die beschikking benoemd de vader en de stiefmoeder. Sinds november 2019 woont de betrokkene bij de Stichting [stichting] in [verblijfplaats] .
3.2.
Bij de bestreden beschikking, heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, het verzoek van de moeder tot ontslag van de huidige bewindvoerders en mentoren en gelijktijdige benoeming van de moeder tot opvolgend bewindvoerder en mentor dan wel tot benoeming van aan professionele bewindvoerder en mentor, afgewezen.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Zij verzoekt thans in hoger beroep om de stiefmoeder te ontslaan als bewindvoerder en mentor en zichzelf te benoemen tot mede-bewindvoerder en -mentor.
3.4.
De moeder voert daartoe - kort samengevat – het volgende aan.
Het verzoek van de moeder in eerste aanleg om de vader en stiefmoeder als bewindvoerders/mentoren te ontslaan, had voornamelijk als reden dat de communicatie niet goed verliep en de moeder zich door hen gepasseerd voelde. De verstandhouding tussen de vader en de moeder is inmiddels verbeterd. De vader en de moeder kunnen het belang van de betrokkene voorop stellen. De moeder heeft vooral moeite met de bemoeienis van de stiefmoeder en ze vindt het lastig te accepteren dat zij als moeder minder bij beslissingen over haar zoon wordt betrokken dan de stiefmoeder. De moeder is niet betrokken geweest bij de beslissing om de betrokkene te plaatsen bij de Stichting [stichting] . De voorkeur van de moeder lag bij plaatsing van de betrokkene bij [instelling] , zodat ook de reisafstand voor haar te overzien zou zijn. Er zijn geen gegronde redenen die zich tegen het ontslag van de stiefmoeder en benoeming van de moeder verzetten.
De moeder heeft een goed contact met de zorginstelling waar de betrokkene verblijft. Er zijn korte lijntjes en de moeder neemt altijd contact met hen op als de betrokkene zorgelijke uitspraken doet, om die uitspraken te verifiëren.
Voldaan is aan de gronden om de stiefmoeder van haar taken te ontslaan. Dit blijkt alleen al uit het feit dat de vader en de stiefmoeder tezamen de zorg voor de kinderen niet meer aankonden en besloten hebben ieder een eigen woonruimte te betrekken.
Het steekt de moeder dat zij in het verleden door de vader en de stiefmoeder niet bij de aanvraag van het bewind en mentorschap is betrokken. Ook de kantonrechter heeft haar destijds niet als belanghebbende aangemerkt en haar opgeroepen. Zij voelt zich buiten spel gezet en niet erkend in haar rol als moeder van de betrokkene. Ook nu moet zij toestemming van de stiefmoeder krijgen als zij haar zoon wil zien. De manier waarop de stiefmoeder hierover met de moeder communiceert laat zeer te wensen over.
3.5.
De vader en de stiefmoeder voeren – kort samengevat – het volgende aan.
De vader en de stiefmoeder hebben al bijna 11 jaar een relatie en zij wonen al bijna 10 jaar samen. Vanaf juli 2015 woonde betrokkene bij hen en vanaf september 2016 woont de dochter van de vader en de moeder bij de vader en de stiefmoeder, tezamen met de twee eigen kinderen van de stiefmoeder. De vier kinderen hebben allen ‘een rugzakje’ en daarmee bijzondere aandacht en zorg nodig. De vader en de stiefmoeder hebben er voor gekozen een LAT-relatie aan te gaan om wat lucht te geven aan de relatie. De dochter van de moeder en de vader is bij de stiefmoeder blijven wonen. Het is een kracht van de vader en stiefmoeder dat zij in staat zijn een dergelijke keuze (ook) in het belang van de kinderen te maken.
De stiefmoeder is prima in staat de taken in het bewind en mentorschap van de betrokkene te blijven uitvoeren. De vader ervaart veel steun aan de stiefmoeder en zij vullen elkaar goed aan. Daarnaast heeft de stiefmoeder ruime pedagogische kennis door haar studie en haar werkervaring en gezien haar jarenlange ervaring in de bijzondere opvoeding en begeleiding van de vier kinderen in het samengestelde gezin. De stiefmoeder heeft zich geen enkele keer incorrect gedragen in de communicatie richting de moeder. Zij heeft de vader steeds ondersteund in een goede communicatie met de moeder. Belangrijke zaken die de betrokkene aangaan worden met de moeder gecommuniceerd. De communicatiestijl van de moeder maakt dat een duurzame samenwerking tussen de vader en de moeder niet mogelijk is. De moeder handelt vooral vanuit haar eigen belangen en niet vanuit de belangen van de betrokkene.
Niets staat aan het contact tussen de moeder en de betrokkene in de weg. Er gelden uiteraard wel beperkingen in het kader van de coronamaatregelen.
De vader en stiefmoeder hebben nu twee keer een rekening en verantwoording ingediend bij de rechtbank. Er waren geen bijzonderheden of onregelmatigheden. De vader en de stiefmoeder ontvangen geen vergoeding voor hun werkzaamheden. Dat willen zij niet.
De betrokkene is in afwachting van een mogelijke plaatsing bij [instelling] bij Stichting [stichting] geplaatst. In deze kleinschalige woonvoorziening zit hij goed op zijn plaats. De betrokkene staat nog altijd op de wachtlijst bij [instelling] .
3.6.
De betrokkene heeft tijdens het gesprek op 30 maart 2021 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard. Het gaat goed met de betrokkene. Het was even wennen in de instelling, maar nu gaat het beter. Vorige zomer ging het niet zo goed met de hem, door de coronacrisis en doordat het zo’n warme zomer was. Door corona ziet de betrokkene de moeder minder. Dat vindt hij jammer. De betrokkene wil de moeder graag zien, maar niet te veel, want hij heeft het ook druk. In de vakanties is er meer tijd voor bezoek. Op de vraag hoe hij vindt dat de vader en stiefmoeder zijn zaken regelen, antwoordt de betrokkene dat hij daar niet bij is, maar dat hij denkt dat zij het wel goed doen. De betrokkene zou graag willen dat iedereen normaal tegen elkaar doet en dat er geen ruzie wordt gemaakt. Hij heeft daar last van; de betrokkene wijst in dat kader op zijn beperking.
Mw. [begeleidster] heeft over de betrokkene – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard.
Het gaat goed met de betrokkene. De plek waar hij verblijft is voor hem een stabiele factor. Wel wordt gezien dat de betrokkene in een loyaliteitsconflict zit. Hij wil voor niemand kiezen en niemand teleurstellen. De betrokkene wil alleen maar een prettige omgang met iedereen. De betrokkene heeft zich voorafgaand aan dit gesprek erg druk gemaakt, omdat hij dacht dat hij de moeder door dit alles minder zou mogen zien. De begeleiders maken uit wat de betrokkene aan hen vertelt op, dat hij er last van heeft als hij met grote-mensen-zaken wordt belast. Hij voelt de spanning, maar weet niet hoe hij daarmee om moet gaan.
3.6.1.
De vader en de stiefmoeder hebben bij brief van 7 april 2021 – kort samengevat – als volgt op de inhoud van het proces-verbaal van het gesprek met de betrokkene op 30 maart 2021 gereageerd.
Wat de vader en de stiefmoeder betreft hoeft de betrokkene zijn moeder niet minder te zien. Er is een vaste bezoekregeling, waarin ook de nodige rustmomenten zijn ingepland. Alleen de coronamaatregelen hebben voor beperkingen van het bezoek gezorgd.
Wanneer zaken geregeld moeten worden, wordt met de betrokkene op zijn niveau en in korte gesprekken over zijn wensen gesproken. Vaste lasten en dergelijke worden netjes betaald, zodat de betrokkene daar niet mee belast hoeft te worden. Er is een goed contact met de begeleiding over het dagelijks welzijn van de betrokkene.
De vader en de stiefmoeder vinden het vervelend dat de betrokkene lijdt onder een loyaliteitsconflict. Zij laten zich in het bijzijn van de betrokkene nooit negatief uit over de moeder en zij gedragen zich respectvol richting de moeder tijdens de haal- en brengmomenten. Zij belasten de betrokkene ook niet met grote-mensen-zaken. De vader en de stiefmoeder krijgen wel signalen van de betrokkene en de begeleiding dat de betrokkene de informatie die hij van de moeder krijgt niet altijd kan plaatsen en dat hij daardoor last heeft van haar uitspraken. De betrokkene wordt daar onrustig en verward van.
3.6.2.
De moeder heeft bij brief van 9 april 2021 – kort samengevat – als volgt op de inhoud van het proces-verbaal van het gesprek met de betrokkene op 30 maart 2021 gereageerd.
De vader en de stiefmoeder hebben invloed uitgeoefend op de totstandkoming van het bezoekrooster. Ook hebben zij aangegeven niet verder dan [plaats] te willen reizen voor het brengen en halen van de betrokkene.
De betrokkene weet niet goed wat de vader en stiefmoeder voor hem regelen en weet zelf niet altijd wat goed voor hem is. Het is de vraag of hij er iets van zou merken als de moeder ‘het stokje’ van de stiefmoeder zou overnemen. Als de moeder tegen de betrokkene zegt dat zij en de vader voortaan samen zijn zaken gaan regelen, komt er wel een zekere rust bij de betrokkene. Er zal ook minder ruis op de lijn komen als de tussenkomst van de stiefmoeder niet meer nodig is.
De moeder heeft goede contacten met de begeleiding van Stichting [stichting] . De moeder kan beter doorpakken en de betrokkene daarmee meer duidelijkheid geven als zij zaken van de betrokkene te horen krijgt. Dat zal een deel van de spanningen kunnen wegnemen.
De moeder verneemt van de betrokkene dat de stiefmoeder zich negatief uitlaat over haar.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
Gelet op het petitum van het beroepschrift van de moeder, zoals toegelicht ter mondelinge behandeling, begrijpt het hof dat thans de vraag aan het hof voorligt of de stiefmoeder als bewindvoerder en mentor van de betrokkene dient te worden ontslagen.
3.7.2.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
Ingevolge artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.7.3.
Het hof stelt voorop dat de moeder als bloedverwant van de betrokkene in de rechte lijn het ontslag van de stiefmoeder als bewindvoerder en mentor van de betrokkene kan verzoeken.
Tevens overweegt het hof dat niet is gesteld of gebleken dat de stiefmoeder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder of mentor te kunnen worden.
3.7.4.
Het hof merkt bovendien op dat de moeder in de procedure naar aanleiding van het verzoek om instelling van het bewind en mentorschap als belanghebbende had moeten worden opgeroepen en gehoord. Uit de stukken en de mondelinge behandeling in hoger beroep blijkt dat dit niet is gebeurd.
Wat daar echter ook van zij, de vraag of er thans gewichtige redenen zijn voor ontslag van de stiefmoeder als bewindvoerder en mentor van de betrokkene dient naar het oordeel van het hof ontkennend te worden beantwoord.
3.7.5.
Het is niet gebleken dat de stiefmoeder de (niet-)vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene niet goed behartigt. De moeder heeft geen voldoende concrete feiten of omstandigheden gesteld noch zijn deze op een andere manier aannemelijk geworden op grond waarvan moet worden aangenomen dat de stiefmoeder haar taken als bewindvoerder en mentor van de betrokkene niet goed uitvoert. Het enkele feit dat de vader en stiefmoeder ieder in een eigen woning zijn gaan wonen rechtvaardigt die conclusie in ieder geval geenszins. Ook bij het doen van rekening en verantwoording bij de kantonrechter zijn geen bijzonderheden of onregelmatigheden vastgesteld die een dergelijke conclusie rechtvaardigen.
3.7.6.
De moeder lijkt vooral last te hebben van het door haar gevoelde gebrek aan en de wijze van communicatie met de vader en de stiefmoeder. De moeder heeft het gevoel niet gehoord te worden en te weinig betrokken te worden bij de beslissingen die over de betrokkene worden genomen. Het hof stelt vast dat de communicatie tussen de moeder enerzijds en de vader en de stiefmoeder anderzijds kennelijk moeizaam verloopt. Een moeizame communicatie vormt echter geen gewichtige reden voor ontslag als hiervoor bedoeld.
De moeder heeft zelf uitdrukkelijk verklaard dat zij (op basis van een vaste bezoekregeling) contact heeft met de betrokkene, dat zij hier beiden van genieten en dat zij ‘korte lijntjes’ heeft met de instelling waar hij verblijft. Niet is gebleken dat de stiefmoeder dit contact of deze communicatie op enig moment aan de moeder heeft ontzegd. De vader en de stiefmoeder verzorgen daarnaast ook een deel van het vervoer van de betrokkene naar de moeder.
De moeder zou graag méér contact met de betrokkene willen hebben, maar in dat kader moet ook rekening worden gehouden met het schema en de wensen en behoeftes van de betrokkene zelf. Het komt het hof voor dat de vader en stiefmoeder daarin een goede belangenafweging hebben gemaakt. In ieder geval kan op grond van deze bezoekregeling en de wijze waarop die wordt uitgevoerd niet worden aangenomen dat de stiefmoeder daarmee haar taak als mentor niet naar behoren uitvoert.
3.7.7.
In eerste aanleg was nog aan de orde dat de moeder het niet eens was met de plaatsing van de betrokkene bij Stichting [stichting] . Ter mondelinge behandeling van het hof is echter gebleken dat de betrokkene nog altijd op de wachtlijst staat bij [instelling] , de zorginstelling waar de moeder de betrokkene liever zou hebben geplaatst. Dat de betrokkene goed op zijn zit plek bij Stichting [stichting] – de vader en stiefmoeder hebben dit verblijf geregeld – heeft de moeder niet betwist.
3.7.8.
Het hof komt op grond van al het voorgaande tot de conclusie dat de beschikking waarvan de moeder in hoger beroep is gekomen zal worden bekrachtigd.
3.8.
Gezien de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 23 maart 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.N.M. Antens en C.A.R.M. van Leuven en is in het openbaar uitgesproken op 22 april 2021 door mr. E.A.M. Scheij in tegenwoordigheid van de griffier.