Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[Verdachte] ,
- feit 1: (impliciet subsidiair) poging tot doodslag;
- feit 2: handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- feit 3: handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
- bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte impliciet subsidiair is tenlastegelegd onder feit 1, te weten poging tot doodslag, en onder feit 2 en 3;
- verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
- de tenuitvoerlegging gelast van de straf, voor zover voorwaardelijk, opgelegd onder parketnummer 15-871194-16, een en ander gelijk aan de beslissing van de rechtbank;
- de vordering van de benadeelde partij integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2018, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
- dat verdachte zal worden vrijgesproken van de onder feit 1 impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord;
- dat de verdediging zich refereert aan bewezenverklaring van de feiten onder 2 en 3;
- dat het hof bij een bewezenverklaring van de onder feit 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag de verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging vanwege noodweer(exces).
op of omstreeks 31 december 2018 te Oss, althans in het arrondissement Oost-Brabant, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg
op of omstreeks 31 december 2018 te Oss, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
op of omstreeks 31 december 2018 te Oss, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 328 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
op 31 december 2018 te Oss ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
op 31 december 2018 te Oss, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,8 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
op 31 december 2018 te Oss, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 312 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] met nummer 2018264407-1 opgemaakt d.d. 1 januari 2019, dossierpagina’s 147 tot en met 149, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Een proces-verbaal sporenonderzoek (alsmede de bijbehorende fotobijlagen) d.d. 11 januari 2019, dossierpagina’s 121 tot en met 125, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(hof: dossierpagina’s 127-129).
(het hof begrijpt: rechter achterzijde, gelet op het hierna opgenomen bewijsmiddel forensisch geneeskundig onderzoek), doorlopend in de haargrens. Er was een verticale verwonding tussen zijn beide schouderbladen. Er was een verticale verwonding op zijn rug onder zijn rechter schouderblad
(het hof begrijpt: linker schouderblad, gelet op het hierna opgenomen bewijsmiddel forensisch geneeskundig onderzoek). De vierde verwonding was aan de achterzijde van zijn rechteronderbeen.
Een forensisch geneeskundig onderzoek, opgemaakt door [arts en forensisch geneeskundige] , arts en forensisch geneeskundige, d.d. 6 maart 2019, dossierpagina’s 127 tot en met 129, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
(het hof begrijpt: van de wond)zijn elk ongeveer 2,5 centimeter lang. De wond is met enkele hechtingen gehecht.
Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 31 december 2018, dossierpagina’s 21 tot en met 22, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2019, dossierpagina’s 152 tot en met 155, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
(het hof begrijpt: 2 januari 2019), omstreeks 14:40 uur, belde ik aan bij de woning van [vriendin verdachte] , [adres vriendin verdachte] . Ik werd vergezeld door 4 opsporingsambtenaren.
Een proces-verbaal onderzoek wapen (inclusief fotobijlage) d.d. 13 februari 2019, dossierpagina’s 229 tot en met 230, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2018, dossierpagina’s 67 tot en met 69, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
(het hof begrijpt: [Getuige 2] ). Ik zag dat deze manspersoon besmeurd was met bloed, onder andere rondom zijn nek en hals. Ik zag dat deze persoon in de ambulance werd geplaatst alwaar medisch personeel zich over hem ontfermde. Het slachtoffer bleek meerdere keren gestoken te zijn met een mes.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 17 oktober 2019, voor zover inhoudende:
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 april 2021, voor zover inhoudende:
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
teruggaveaan [benadeelde partij] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
€ 2.281,43 (tweeduizend tweehonderdeenentachtig euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 281,43 (tweehonderdeenentachtig euro en drieënveertig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.