ECLI:NL:GHSHE:2021:1365

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
200.208.908_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgangsrecht aan de vader vanwege ernstige problematiek bij de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het omgangsrecht van een vader met zijn minderjarige kind. De vader had eerder in de procedure zijn recht op omgang met het kind verloren, en het hof moest beoordelen of deze beslissing moest worden bekrachtigd. De vader had de systeemtherapeut afgewezen, wat cruciaal was voor het herstel van contact met zijn kind. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige problematiek bij de minderjarige speelt, wat het contact met de vader op dit moment in strijd met de belangen van het kind maakt. De Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg Limburg waren betrokken bij de zaak, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank Limburg bekrachtigd. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van het kind en de mogelijkheden voor toekomstig contact.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 mei 2021
Zaaknummer: 200.208.908/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/209317 FA RK 15-2585
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.B.M. Rütten,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B.M.A. Jegers.
Als informant in deze zaak wordt aangemerkt:
Bureau Jeugdzorg Limburg,
Regio Zuid-Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats];
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland,
vestiging: [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de raad.

14.De beschikking van het hof van 18 juni 2021

Bij die beschikking heeft het hof de zaak aangehouden tot 15 oktober 2020 in afwachting van het verloop van de systeemtherapie. De ouders hebben hier tijdens de mondelinge behandeling bij het hof op 3 juni 2020 mee ingestemd.

15.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

15.1.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van:
- de brief van de GI van 9 oktober 2020, ingekomen bij het hof op 13 oktober 2020;
- het V8-formulier van de advocaat van de moeder van 11 november 2020, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V8-formulier van de advocaat van de vader, van 30 november 2020, met bijlagen, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- de brief van de GI van 1 februari 2021, ingekomen bij het hof op 2 februari 2021;
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder van 26 februari 2021, met bijlage, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V8-formulier van de advocaat van de vader van 22 maart 2021, met bijlage, ingekomen bij het hof op 22 maart 2021.
15.2.
Het hof zal de zaak op de stukken afdoen.

16.De verdere beoordeling

16.1.
Het hof overweegt als volgt.
16.2.
De rechter kan een tijdelijk verbod aan een ouder opleggen om met het kind contact te hebben, indien sprake is van een of meer van de in artikel 1:377a lid 3 BW genoemde ontzeggingsgronden. De rechter kan dientengevolge een tijdelijk contactverbod opleggen indien:
sub a: contact ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
sub b: de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot contact;
sub c: het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen contact met zijn ouder heeft doen blijken;
sub d: anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
16.3.
Het hof is van oordeel dat het contact tussen [minderjarige] en de vader op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige]. Uit de brief van de advocaat van de vader van 22 maart 2021 blijkt dat er sprake is van zeer ernstige problematiek bij [minderjarige]. Om het welzijn van [minderjarige] te vergroten zijn er in de afgelopen periode diverse vormen van hulpverlening ten behoeve van [minderjarige] ingezet. Ook is onderzocht op welke wijze er in de toekomst mogelijk een vorm van contact zou kunnen plaatsvinden tussen de vader en [minderjarige]. Uit het eindverslag van de begeleide omgangsregeling (BOR-3) is gebleken dat het traject voortijdig is afgebroken vanwege het verzet van [minderjarige] tegen het traject als zodanig. [minderjarige] heeft een onveranderd standpunt en wil geen contact met de vader. De GI heeft daarop in haar brief van 9 december 2019 aangegeven het standpunt van [minderjarige] te respecteren.
Voorts heeft de GI de mogelijkheden van een gezinsopname onderzocht. Op de mondelinge behandeling bij het hof zijn partijen echter overeengekomen om de reeds ingezette systeemtherapie voorrang te geven boven een gezinsopname. De systeemtherapie was er op gericht om pedagogische ondersteuning te bieden in de situatie thuis en het betrekken van de vader bij de behandeling van [minderjarige]. De therapie zag tevens op de samenwerking met de vader en onderzocht zou worden of er mogelijk in de toekomst een vorm van contact tussen [minderjarige] en de vader zou kunnen plaatsvinden. De systeemtherapie is echter voortijdig stopgezet, omdat de vader de samenwerking met de behandelend systeemtherapeut heeft afgewezen. Een wisseling in behandelaar heeft de GI niet in het belang van [minderjarige] geacht, omdat [minderjarige] wel een goed contact heeft met de systeemtherapeut.
Alles overziende is het hof van oordeel dat – hoewel de wens van de vader invoelbaar is – het contact tussen de vader en [minderjarige] op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] moet worden geacht.
16.4.
Dit leidt er toe dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen. Het hof zal de proceskosten compenseren, in die zin, dat ieder der partijen de eigen kosten draagt, gelet op de aard van de zaak.

17.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 8 november 2016;
compenseert de proceskosten, in die zin, dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.A.R.M. van Leuven, en is in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.