In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie na de echtscheiding van de man en de vrouw. Het huwelijk van partijen is op 4 september 2019 ontbonden. De man, die in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, verzoekt om de afwijzing van de partneralimentatie die de rechtbank had vastgesteld op € 898,- per maand. De vrouw, die een uitkering ontvangt op basis van de Participatiewet, heeft verweer gevoerd en verzoekt om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 april 2021 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. De man heeft een beperkte draagkracht, die volgens het hof niet toereikend is om zowel in de behoefte van de vrouw als in die van zijn drie kinderen te voorzien. Het hof heeft vastgesteld dat de onderhoudsverplichting van de man jegens zijn kinderen voorrang heeft boven die jegens de vrouw, conform artikel 1:400 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De man heeft een draagkracht van € 48,- per maand voor partneralimentatie, maar deze moet worden aangewend voor de kinderen.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie afgewezen. Tevens is bepaald dat de vrouw niet gehouden is om eventueel ontvangen alimentatie terug te betalen aan de man. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.