[minderjarige] heeft in zijn jonge leven veel meegemaakt. Uit de stukken, in het bijzonder het raadsonderzoek medio 2016, komt naar voren dat het [minderjarige] heeft ontbroken aan een basale opvoedomgeving, waarbij er grote zorgen waren over hygiëne, gezonde maaltijden en structuur en veiligheid. Ook is [minderjarige] in het verleden getuige en slachtoffer geweest van huiselijk geweld, ernstige verwaarlozing en drugs- en alcoholgebruik.
Sinds dat hij (op vrijwillige basis) bij de pleegouders, grootouders (mz), verblijft, laat hij een positieve ontwikkeling zien. Evident is echter dat hij, ook op dit moment nog, ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling, met name op het gebied van zijn sociaal-emotionele ontwikkeling.
De moeder heeft in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt, in het bijzonder ten aanzien van haar persoonlijke ontwikkeling heeft zij goede stappen gezet. Duidelijk is ook dat zij - de reeds door de rechtbank beschreven positieve ontwikkeling - heeft voortgezet.
Ondanks deze ontwikkelingen, is het hof met de raad van oordeel dat een thuisplaatsing van [minderjarige] niet meer tot de mogelijkheden behoort. [minderjarige] verblijft nu ruim vier jaar bij de pleegouders en het is in zijn belang om duidelijkheid te krijgen over de plek waar hij mag opgroeien. Het opvoedperspectief van [minderjarige] ligt niet meer bij de moeder, maar bij de pleegouders.
Gelet op de hechtingsproblematiek van [minderjarige] en zijn belaste verleden is het zeer in het belang van [minderjarige] dat hij opgroeit in een veilige en stabiele situatie die voldoet aan zijn opvoedingsbehoefte. Gebleken is dat de moeder [minderjarige] deze opvoedsituatie nu en in de nabije toekomst niet kan bieden, nu de moeder nog druk doende is met haar persoonlijke problematiek en haar behandeltraject, waaronder traumatherapie, ten tijde van de mondelinge behandeling nog moest beginnen. Bij de pleegouders vindt [minderjarige] wel een opvoedsituatie die tegemoet komt aan zijn ontwikkelingsbehoeften. [minderjarige] ontwikkelt zich positief bij de pleegouders en ook vanuit school worden geen zorgen over [minderjarige] gemeld. Het is van groot belang dat aan [minderjarige] veiligheid en rust wordt geboden, zodat hij verder kunnen werken aan zijn ontwikkeling.
Uit de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling blijkt verder bovendien dat [minderjarige] grote behoefte heeft aan duidelijkheid over de plek waar hij verder gaat opgroeien.
Voor [minderjarige] is de aanvaardbare termijn, de periode van onzekerheid over waar hij verder zal opgroeien, zonder verdergaand ernstige schade op te lopen voor zijn ontwikkeling, ruimschoots verstreken. Die onzekerheid, waaraan een einde is gemaakt met de bestreden beschikking waarbij het gezag van de moeder is beëindigd, leverde een ernstige ontwikkelingsbedreiging op voor [minderjarige] .
Het hof gaat voorbij aan het verzoek van de moeder ter mondelinge behandeling om een nader onderzoek te laten doen naar waar zij nu staat in haar leven, waar zij op dit moment woont etc. Het hof begrijpt daaruit dat de moeder dat zij nog een kans wil krijgen om te laten zien dat zij met de juiste hulp wel in staat is beslissingen over [minderjarige] te nemen. Wat echter ook uit verdere onderzoeken zou blijken, vast staat dat het de moeder op dit moment niet lukt om, in samenwerking met de GI, invulling te geven aan haar rol als gezagdragende ouder.
Het is thans niet te voorzien op welke termijn er duidelijkheid kan komen over het functioneren van de moeder en over de hulpverlening die kan worden ingezet voor haar herstel en de verdere eventuele ontwikkeling haar opvoedvaardigheden, terwijl nu al duidelijk is dat [minderjarige] daar niet langer op kan wachten.
Het hof is na afweging van de belangen van [minderjarige] en die van de moeder van oordeel dat in de gegeven omstandigheden het belang van [minderjarige] bij duidelijkheid, continuïteit en veiligheid zwaarder weegt dan het belang van de moeder.