ECLI:NL:GHSHE:2021:1681

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
20-003421-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor het opzettelijk doen van een valse aangifte van verkrachting

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1971 en wonende in Helmond, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren voor het opzettelijk doen van een valse aangifte van verkrachting. De verdachte had op 15 september 2017 aangifte gedaan dat zij was verkracht, terwijl zij wist dat dit niet het geval was. Het hof heeft het hoger beroep behandeld en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis met aanvulling van gronden vorderde, en de pleitnotities van de verdediging, die vrijspraak bepleitte.

Het hof heeft de zaak grondig onderzocht, waarbij het de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging heeft genomen. De verdachte had verklaard dat zij zich niets kon herinneren van de gebeurtenissen in de nacht van 3 op 4 september 2017, waarin zij met meerdere mannen in een woning was. De getuigen bevestigden dat er alcohol was genuttigd en dat er seksuele handelingen hadden plaatsgevonden, maar er waren geen aanwijzingen dat de verdachte was gedrogeerd. Het hof concludeert dat de verdachte mogelijk delen van de gebeurtenissen kwijt is geraakt door overmatig alcoholgebruik en dat haar aangifte niet opzettelijk onjuist was.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk in strijd met de waarheid had gehandeld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. F.P.E. Wiemans, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003421-19
Uitspraak : 9 juni 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, van 4 november 2019, in de strafzaak met parketnummer 01-860215-18 tegen:

[verdachte],

geboren te Helmond op [geboortedag] 1971,
wonende te [adres].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen met aanvulling van gronden.
Door de raadsman is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 15 september 2017 te Eindhoven aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit is gepleegd, wetende dat dat strafbare feit niet is gepleegd, immers heeft zij, verdachte, ten overstaan van [hoofdagent] van politie Eenheid Oost-Brabant en/of [brigadier] van politie Eenheid Oost-Brabant, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van verkrachting, gepleegd in of omstreeks de periode van 03 september 2017 tot en met 04 september 2017 te Asten en/of enig ander strafbaar feit waarop die aangifte doelt.
Vrijspraak
Door de verdediging is overeenkomstig de inhoud van een ter terechtzitting overgelegde pleitnotitie vrijspraak bepleit.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Op 15 september 2017 heeft verdachte aangifte gedaan. Volgens het opschrift van de aangifte zou sprake zijn geweest van (poging) verkrachting. Op de vraag van verbalisanten waarvan verdachte aangifte wil doen, antwoordt verdachte: "Van dat zij mij gedrogeerd hebben en hoogstwaarschijnlijk seksueel misbruikt, daar wil ik aangifte van doen". Zij verklaart op 3 september 2017 in de middag met bevriende stellen naar een bierproeverij te zijn gegaan en die dag meerdere keren alcohol te hebben gedronken. Later in de avond kwam zij twee vrienden tegen. Zij vroegen haar of zij nog even meeging om te 'chillen' en zij besloot dat te doen. Vanaf dat moment zegt verdachte in haar aangifte zich niets meer te kunnen herinneren tot het moment dat zij die nacht liggend in een bed in de woning van de heer [naam], die zij niet kende, wakker werd uit een soort diepe slaap. Ze ontdekte toen dat zij geen kleren droeg en zou in paniek zijn geraakt. Ze hoorde haar man, die naar later bleek rond 03:00 uur 's nachts haar fiets voor de woning had zien staan, praten met de bewoner van de woning. Zij heeft zich aangekleed en haar man kwam naar boven. Hij was erg boos en zou haar de huid vol hebben gescholden. Verdachte zou tegen haar man hebben gezegd dat zij niet wist wie de man was. Thuis aangekomen heeft zij er met haar man en een bevriend stel over gesproken. Haar man heeft later nog tegen haar gezegd dat ze hele grote ogen had en dat hij haar zo nog nooit had gezien. Na een doktersbezoek heeft zij met haar man gesproken over 'doorpakken om het te laten onderzoeken'. Aangeefster merkt op dat zij daar een beetje moeite mee had omdat zij niet wist waar zij aan zou beginnen. Haar man en een vriendin zouden haar vervolgens hebben overtuigd dat zij er toch iets mee moest doen. Ze kreeg ook zelf steeds meer het gevoel dat het niet klopte. Van de huisarts kreeg zij bericht dat ze naar het ziekenhuis moest als zij er iets mee wilde doen. Vervolgens is de politie ingeschakeld. Verdachte verklaart dat zij bang is dat als het naar buiten zou komen, er in haar woonplaats Asten over haar gesproken zou worden dat zij een 'hoer' en 'sloerie' is, terwijl zij zo helemaal niet is. Desgevraagd verklaart zij in haar aangifte over de gebeurtenissen dat zij, toen zij ontwaakte, wist dat er 'iets' was gebeurd maar dat ze het niet kan uitleggen. Ze moest van heel ver komen. Toen zij wakker werd schrok ze heel erg omdat ze niets aan had en niet wist waar zij was. Ze heeft verder niets aan haar lichaam gevoeld en verklaart ook niet te kunnen zeggen dat er iets in haar lichaam is geweest. Verder verklaart zij dat zij kennelijk in de woning tegen haar man zou hebben gezegd dat hij rustig moest doen omdat de man haar misschien wel geholpen had en dat ze dat vreemd vond in die situatie en het zelf niet meer weet.
Naar aanleiding van deze aangifte heeft de politie onderzoek gedaan. Daarbij zijn de vier mannen gehoord die in de nacht van 3 op 4 september 2017 met verdachte in de woning van [naam] aanwezig waren. Uit hun verklaringen volgt dat alle betrokkenen, waaronder verdachte, die nacht onder invloed van alcohol verkeerden. Er werd ook in de woning nog alcohol genuttigd. [naam] heeft verklaard dat verdachte in zijn woning het initiatief nam om met hem te zoenen, dat dat enige tijd heeft geduurd, dat zij vervolgens geslachtsgemeenschap hebben gehad in de slaapkamer van [naam] en dat hij het idee had dat zij er toen goed bij was en wist wat zij deed. De andere betrokkenen bevestigen dat zij hebben gezien dat verdachte en [naam] langdurig in de woning hebben gezoend en dat één van de getuigen zich daarbij ongemakkelijk voelde omdat hij bevriend was met het gezin van verdachte. Ook bevestigen de getuigen dat verdachte en [naam] op enig moment de woonkamer hebben verlaten. Dat er geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden vindt bevestiging in DNA-onderzoek dat is verricht. De politie heeft uit ander onderzoek geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte is gedrogeerd. Het opsporingsonderzoek is uiteindelijk gestaakt en er zijn geen personen vervolgd ter zake van seksueel misbruik en/of het drogeren van verdachte.
Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt is dat zij op 15 september 2017 opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte heeft gedaan van verkrachting en/of enig ander strafbaar feit. Op het moment van het doen van de aangifte was er nog geen onderzoek door de politie gedaan. De resultaten daarvan waren dus ook niet bij de verdachte bekend. Het hof sluit op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet uit dat verdachte delen van de gebeurtenissen in de nacht van 3 op 4 september 2017 kwijt is. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat ook overmatig alcoholgebruik daar een mogelijke oorzaak van zou kunnen zijn. Daarvoor is ook steun te vinden in de getuigenverklaringen die na de aangifte zijn afgelegd. Het hof sluit niet uit dat de onzekerheid over wat er is gebeurd en in hoeverre dat vrijwillig is gegaan de verdachte, mede onder invloed van haar directe omgeving, aanleiding heeft gegeven om aangifte te doen om de waarheid boven tafel te krijgen. Tegen die achtergrond - in het bijzonder gelet op de inhoud van de aangifte, waarin verdachte nadrukkelijk voorbehouden maakt omdat zij zich niet weet te herinneren wat er precies is gebeurd - heeft het hof uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte op 15 september 2017 opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte heeft gedaan. Het hof zal de verdachte daarom van het tenlastegelegde vrijspreken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier,
en op 9 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. F.P.E. Wiemans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.