(pagina 7)
Op 9 augustus 2019 was ik
(het hof begrijpt: verbalisant [verbalisant 1] )in uniform gekleed, reed ik in een opvallend politievoertuig en was ik belast met de opsporing van strafbare feiten. Ik voerde mijn werkzaamheden uit samen met verbalisant [verbalisant 3] . Wij zijn omstreeks 09.45 uur gegaan naar een woning gelegen aan [adres 2]
. Aldaar zou een persoon verblijven die gesignaleerd stond voor een openstaande gevangenisstraf van 50 dagen. Deze persoon betrof: [broer verdachte] , geboren op [geboortedag broer verdachte] 1985 te [geboorteplaats/land broer verdachte] . Alvorens wij naar het adres gingen heb ik, verbalisant [verbalisant 1] , een foto van het gelaat van [broer verdachte] bekeken.
Op het moment dat wij ter plaatse waren bij voornoemde woning zagen wij dat de
voordeur werd geopend door een voor ons niet geïdentificeerd persoon. Vermoedelijk betrof dit de bewoonster van het pand: [betrokkene] , geboren op [geboortedag betrokkene] 1985 te [geboorteplaats betrokkene] . [betrokkene] betreft de moeder van de kinderen van [broer verdachte] . Nadat wij vroegen aan [betrokkene] of [broer verdachte] aanwezig was, zagen wij dat [betrokkene] zich zenuwachtig begon te gedragen, begon te trillen en te stotteren. Tevens zagen wij dat zij op een van haar armen een kind vasthad, dat zij op de grond zette. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat het kind vervolgens vanaf de voordeur richting een tussendeur liep. Ik zag dat deze tussendeur werd geopend en ik zag dat het kind werd opgetild door een mannelijk persoon. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , had het vermoeden dat deze persoon [broer verdachte] betrof. Ik hoorde dat [betrokkene] verklaarde dat wij niet in de woning mochten komen en dat wij een 'huiszoekingsbevel' moesten regelen. Ik zag dat [betrokkene] vervolgens de voordeur sloot.
Nadat wij via de portofoon hoorden dat de dienstdoende hulpofficier van justitie
desgevraagd een machtiging tot binnentreden zou komen afgeven, zagen wij dat de
voordeur werd geopend door een mannelijk persoon. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , had hierbij het idee dat dit de eerder genoemde mannelijke persoon was. Ik zag dat deze persoon naar buiten kwam lopen, de voordeur achter zich sloot en op niet mis te verstane wijze riep: "Wie heeft mij verraden?!" Ik zag tevens dat deze persoon zijn rechterarm strekte en met zijn rechterhand een rijbewijs aan mij gaf. Ik zag dat op het rijbewijs de volgende personalia stonden: [broer verdachte] , geboren op [geboortedag broer verdachte] 1985 te [geboorteplaats/land broer verdachte] . Ik zag dat het rijbewijs een geldigheid had van [geldigheidsdatum] , was afgegeven door de gemeente [gemeente] en voorzien was van
documentnummer [rijbewijsnummer] . Ik hoorde tevens dat de persoon (hierna: man A)
verklaarde: "Hoe hebben jullie mij gevonden?" en "Ik moet nog 50 dagen zitten" en "Ik ga met jullie mee". Tevens zag ik dat de pasfoto op het rijbewijs veel gelijkenis
vertoonde met het gelaat van man A. Er werd op dat moment aan man A medegedeeld dat hij zou worden ingesloten om de openstaande 50 dagen uit te zitten.