Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.De procedure in het kort
2.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/334854/HA ZA 17-580)
3.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties 1 tot en met 5;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met productie 1;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep tevens akte uitlaten nieuwe stukken;
- de brief van de advocaat van de man d.d. 17 november 2020.
4.De beoordeling
28-09-2012 gesteld op € 7.423,84.
conventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om de vrouw te veroordelen om:
Primair
reconventieingesteld. Zij vordert, uitvoerbaar bij voorraad
- de aanvulling op het convenant van 11 december 2012 te vernietigen dan wel buiten toepassing te verklaren;
- de wijze van verdeling van de draagplicht van de leningen bij [naam] te gelasten door deze leningen geheel toe te delen aan de man onder vrijwaring van de vrouw en zonder nadere verrekening;
- de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw op een door haar aan te geven bankrekeningnummer en tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 13.500,00, te vermeerderen met de contractuele rente van 10,5% per jaar, althans met de wettelijke rente, vanaf 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
vrouwheeft in hoger beroep haar in eerste aanleg ingestelde (reconventionele) vorderingen deels gehandhaafd en deels gewijzigd. Zij vordert in hoger beroep:
manheeft de grieven weersproken en hij heeft in incidenteel appel gevorderd om het beroepen vonnis alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Hiertoe heeft hij één grief geformuleerd.
hofstelt voorop dat de mogelijkheid tot het voeren van nieuwe verweren in hoger beroep op grond van art. 347 lid 1 Rv in beginsel is beperkt tot het eerste processtuk dat partijen in hoger beroep mogen nemen. Op deze in beginsel strakke regel (de twee-conclusieleer) worden alleen uitzonderingen gemaakt vanwege 1) de bijzondere aard van de procedure, 2) de ondubbelzinnige toestemming van de wederpartij voor toelating van een te late stellingname, of 3) omdat de toepassing van de regel in strijd is met de goede procesorde. Bij dit laatste valt te denken aan (i) een rechterlijke fout; (ii) nieuwe ontwikkelingen van feitelijke of juridische aard nadat van grieven is gediend; of (iii) een aan de wederpartij toe te rekenen verkeerde voorstelling van zaken. Geen van de genoemde uitzonderingen doet zich hier voor. Daarom zal het hof slechts rekening houden met hetgeen van de zijde van de vrouw is aangevoerd onder het kopje “In het incidentele hoger beroep” en het overige gedeelte van de memorie van antwoord in incidenteel appel buiten beschouwing laten.
rechtbankheeft in dit verband, het volgende overwogen:
vrouwvoert het volgende aan. Partijen zijn in het aanvullend convenant overeengekomen dat alle schulden aan de man worden toegedeeld. De man heeft niet voldaan aan zijn aflossingsverplichting (het hof begrijpt: jegens de schuldeisers) en heeft niet voldaan aan zijn inlichtingenplicht (het hof begrijpt: jegens de vrouw). De vrouw stelt dat zij daarom gerechtigd was om haar betalingen aan de man op te schorten omdat hij geen informatie verschafte over de met haar betalingen verrichte aflossingen op de schulden van partijen.
manvoert aan dat de door de vrouw gegeven uitleg van het aanvullend convenant onjuist is. Het was weliswaar de bedoeling van partijen dat de man het grootste gedeelte van de schulden voor zijn rekening zou nemen. Dit is ook de reden van het opstellen van het aanvullend convenant. Maar een redelijke uitleg van het aanvullend convenant brengt mee dat de daarin gemaakte afspraken over de verdeling van de schulden zijn komen te vervallen omdat de vrouw de daarin gemaakte (betalings)afspraken niet is nagekomen. De man wijst er voorts op dat er in het aanvullend convenant geen aflossingsverplichting voor de man is overeengekomen en evenmin een plicht om de vrouw inlichtingen te verschaffen.
hofstelt vast dat partijen een geschil hebben over de uitleg van het aanvullend convenant en met name over wat daarin staat over de schulden van partijen en de gedeeltelijke aflossing daarvan door de vrouw in de vorm van termijnbetalingen aan de man.