ECLI:NL:GHSHE:2021:2027

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
20-000508-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake opzettelijk stoffen voor de productie van synthetische drugs en rijden met ongeldig verklaard rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, voor het opzettelijk voorhanden hebben van stoffen voor de productie van synthetische drugs en het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Het hof heeft de gevangenisstraf verhoogd naar 36 maanden en een geldboete van € 20.000 opgelegd. De verdachte had grote hoeveelheden grondstoffen voorhanden waarmee (meth)amfetamine en MDMA konden worden geproduceerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, wat een groeiend probleem in de samenleving vormt. De verdachte heeft ook meermalen een motorrijtuig bestuurd zonder geldig rijbewijs, wat zijn gebrek aan respect voor verkeersveiligheid aantoont. Het hof heeft de verbeurdverklaring van een bestelauto bevestigd, die in beslag was genomen in verband met de zaak. De beslissing is gebaseerd op de Opiumwet en de Wegenverkeerswet, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000508-20
Uitspraak : 3 juni 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 10 februari 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-993299-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de uur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren ter zake:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
Voorts is een bestelbus met [kenteken (met schrijffout)] verbeurd verklaard.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en bijkomende straf en opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 20.000,00. Ten aanzien van de in beslag genomen bestelauto vordert de advocaat-generaal de verbeurdverklaring.
Door de verdediging is vrijspraak voor feit 1 bepleit en een strafmaatverweer gevoerd met betrekking tot feit 2. In geval het hof toch tot een veroordeling van feit 1 komt, is verzocht om de gevangenisstraf voor een groot deel voorwaardelijk op te leggen en de geldboete achterwege te laten. Ten aanzien van de in beslag genomen bestelauto verzoekt de verdediging om teruggave aan de eigenaar, zijnde de vrouw van de verdachte.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met verbetering van de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft:
  • de kwalificatie van het bewezenverklaarde;
  • de opgelegde straf en bijkomende straf.
Verbetering van de gronden
I.
De bewijsoverwegingen op pagina’s 3 tot en met 5 van het vonnis van de rechtbank behoeven de volgende verbeteringen:
In de tweede alinea op pagina 4 in regel 8 dient “linkerhandschoen” te worden verbeterd in “rechterhandschoen”. En de daaropvolgende regel komt te luiden: “en heeft volgens het NFI een matchkans die kleiner is dan één op één miljard”.
II.
In de aan het vonnis gehechte bewijsbijlage worden de volgende verbeteringen aangebracht:
Op de eerste pagina, vierde alinea, twaalfde regel: “ [kenteken (voorlaatste letter onjuist)] ” wordt verbeterd in:
“ [kenteken (voorlaatste letter vervangen door *)] ”.
Op pagina 2, vijfde gedachtestreepje: “Çleaner” wordt verbeterd in: “Cleaner” .
Op pagina 4, derde alinea, zevende regel: “onderzoekmateriaal” wordt verbeterd in “onderzoeksmateriaal”.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op de
productie van synthetische drugs. Hij heeft grote hoeveelheden grondstoffen voorhanden
gehad, waarmee de eindproducten (meth)amfetamine en MDMA kunnen worden gemaakt.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs kan leiden tot een geestelijke of lichamelijke verslaving en, bij overdosis, zelfs tot de dood van de gebruiker. Synthetische drugs vormen steeds meer een nationaal probleem. Het chemisch afval dat ontstaat bij de productie van die drugs wordt vrijwel altijd illegaal gedumpt, waardoor het milieu schade ondervindt en belast wordt en waarbij er in de regel veel geld, tijd en energie geïnvesteerd moet worden om de negatieve gevolgen voor het milieu zoveel mogelijk ongedaan te maken. Bovendien legt het opsporen, ontmantelen en vervolgen van de producenten van synthetische drugs een fors beslag op het opsporingsapparaat, als gevolg waarvan de opsporing van andere misdrijven in het gedrang kan komen. Drugscriminaliteit wordt steeds meer het werkterrein van georganiseerde misdaad. Deze georganiseerde drugscriminaliteit leidt tot veel geweld met alle gevolgen van dien. Kortom, de productie en handel van harddrugs heeft op meerdere niveaus van de maatschappij een forse negatieve invloed. Aan al deze negatieve effecten heeft verdachte een bijdrage geleverd door grote hoeveelheden grondstoffen voorhanden te hebben waarmee heel veel (meth)amfetamine en MDMA bevattende pillen kunnen worden gemaakt. Door de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen in de Opiumwet en het daarop gestelde wettelijke strafmaximum is tot uiting gebracht dat tegen drugscriminaliteit, ook wanneer deze zich nog in de voorbereidende fase bevindt, krachtig dient te worden opgetreden. Voor dit soort feiten worden in het algemeen forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd.
Voorts heeft verdachte meermalen een motorrijtuig bestuurd, terwijl zijn rijbewijs ongeldig
was verklaard. Verdachte laat zien dat hij geen respect heeft voor het naleven van besluiten die in het kader van rijvaardigheid en verkeersveiligheid zijn genomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op het hiervoor overwogene, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 april 2021 niet alleen blijkt dat de verdachte voorafgaande aan het onder 1 bewezenverklaarde eerder onherroepelijk is veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf voor eenzelfde soort feit, maar ook dat hij voorafgaande aan het onder 2 bewezenverklaarde reeds meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van de Wegenverkeerswet en artikel 9 in het bijzonder.
Naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is het hof van oordeel dat een geldboete zoals door de advocaat-generaal gevorderd op zijn plaats is. Kennelijk heeft de verdachte van de eerdere veroordeling ter zake van het Opiumwetdelict niet geleerd en heeft hij gedacht op deze manier snel veel geld te verdienen. Om de verdachte ervan te doordringen dat dit niet getolereerd wordt, moet hij derhalve ook in zijn portemonnee worden geraakt. Bij de vaststelling van de hoogte daarvan heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verbeurdverklaring
Op de lijst van in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen is vermeld een bestelauto Iveco met het [kenteken (correct weergegeven)] .
Door de raadsman is aangevoerd dat deze bestelauto Iveco niet aan de verdachte toebehoort, maar aan zijn vrouw, en dat er geen gronden zijn voor verbeurdverklaring. Daarom wordt verzocht om die bestelbus terug te geven aan de vrouw van de verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de in beslag genomen bestelauto is aangetroffen in de loods die de verdachte huurde en dat die bestelauto geladen was met een deel van de inbeslaggenomen chemicaliën. De bestelauto staat op naam van [partner verdachte] , de partner van de verdachte (pg. 70).
[betrokkene] heeft verklaard (pg. 142) dat dit een oude bakwagen van hem is, dat de verdachte de bestelauto heeft overgenomen en dat die is verrekend met uren die de verdachte voor [betrokkene] heeft gewerkt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat hij die auto in 2016 van [betrokkene] heeft overgenomen. De verdachte heeft ter zitting ook verklaard dat hij die bestelauto wilde opknappen als hobby en dat die bus daar altijd heeft gestaan, want die liep niet meer.
[partner verdachte] heeft op de vraag of zij houdster van het kenteken was en of zij de reguliere gebruiker van de auto was een beroep gedaan op haar zwijgrecht (pg. 120).
Uit het vorenstaande is het hof niet gebleken dat degene op wiens naam de auto is geregistreerd op enig moment over deze auto heeft beschikt. Wel is gebleken dat de verdachte deze auto geheel of ten dele ten eigen bate kon aanwenden. Om die reden is het hof van oordeel dat het een voorwerp is dat aan de verdachte toebehoort. Nu het feit met behulp van die bestelauto is begaan, is het vatbaar voor verbeurdverklaring.
Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurd verklaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 10a van de Opiumwet, de artikelen 23, 24, 24c, 33, 33a 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie, de opgelegde straf en bijkomende straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 20.000,00 (twintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
135 (honderdvijfendertig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een bestelauto, Iveco, [kenteken (correct weergegeven)] .
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van C.M. Sweep, griffier,
en op 3 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Brouwer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.