ECLI:NL:GHSHE:2021:2128

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
20-000312-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en vervaardigen van kinderporno met minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1984, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor mensenhandel en het vervaardigen en verspreiden van kinderporno. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep van de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. De zaak betreft de uitbuiting van een minderjarig meisje, [benadeelde 2], die op 19 december 2017 verklaarde dat zij op een datingsite contact had gekregen met een medeverdachte en vervolgens in de prostitutie terechtkwam. De verdachte heeft foto’s van haar gemaakt en deze op een sekswebsite geplaatst. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de mensenhandel en het vervaardigen van kinderporno. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond de ernst van de feiten zwaarder wegen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000312-19
Uitspraak : 24 februari 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 23 januari 2019 in de strafzaak met parketnummer 02-800061-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres]
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is:
  • de verdachte vrijgesproken van het (tezamen en in vereniging) plegen van mensenhandel jegens een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt (feit 1);
  • de verdachte veroordeeld ter zake van mensenhandel jegens een persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, gepleegd door twee of meer verenigde personen (feit 2) en het medeplegen van: een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden, openlijk tentoonstellen en vervaardigen, meermalen gepleegd (feit 3);
  • de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest opgelegd;
  • de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in haar vordering verklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder 1 tenlastegelegde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Omvang van het hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering verklaard. Deze vordering is, gelet op de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde, niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de strafoplegging en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde ten aanzien van de feiten 2 en 3. Verder heeft de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop het berust, behalve voor wat betreft de bewijsvoering en de door de rechtbank opgelegde straf. De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, verbetering en aanvulling. Omwille van de leesbaarheid wordt de bewijsvoering in haar geheel vervangen.
Voorts leest het hof in het in de tenlastelegging bij het vijfde gedachtestreepje opgenomen mededader(s) verbeterd, in die zin dat op die plaats in de tenlastelegging medeverdachte(n) behoort te staan.
Bewijsoverwegingen [1]
De raadsman heeft ook in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte ontkent dat hij degene is die een bijdrage heeft geleverd aan de prostitutie van aangeefster [benadeelde 2] en het maken van foto’s van [benadeelde 2] . De verdachte heeft verklaard dat hij niet de “ [alias 1 verdachte] ” is waarover wordt gesproken. Het signalement dat [benadeelde 2] van [alias 1 verdachte] geeft is vrij algemeen en komt onvoldoende overeen met de uiterlijke kenmerken van de verdachte om te kunnen zeggen dat de verdachte [alias 1 verdachte] is. Zo heeft verdachte een slecht gebit en een slechte mondgeur. Als de verdachte dezelfde persoon is als [alias 1 verdachte] zou dit moeten zijn opgevallen wanneer er intensief contact is geweest zoals [benadeelde 2] omschrijft. Ook de haarkleur die [alias 1 verdachte] heeft komt niet overeen met de haarkleur van de verdachte. Het haar van de verdachte is niet te omschrijven als donkerblond en wordt al jaren overschaduwd door de steeds groter wordende grijze vlakken aan de zijkant. Ook op dit punt past de verdachte niet in het gegeven signalement van [alias 1 verdachte] . Ook de door [benadeelde 2] geschatte leeftijd van [alias 1 verdachte] is aanzienlijk jonger dan de leeftijd van de verdachte. Verder kent ook de medeverdachte [medeverdachte] verdachte niet als [alias 1 verdachte] . De enige persoon in het dossier die de naam [alias 1 verdachte] noemt is de (rancuneuze) ex-partner van de verdachte, mevrouw [ex-partner verdachte] . De verklaring van deze ex-partner wordt door de verdediging ongeloofwaardig geacht. Immers, de verklaring over de naam [alias 1 verdachte] wordt door geen van de anderen die over die periode (december 2016 t/m januari 2017) verklaren ondersteund. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat de verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken voor zowel feit 2 als feit 3. Subsidiair heeft de verdediging nog aangevoerd dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken voor delen van de tenlastegelegde periode, aangezien [benadeelde 2] heeft verklaard over de periode tussen half december 2016 en half januari 2017.
Het hof overweegt als volgt.
Feit 2 Mensenhandel [benadeelde 2]
, geboren op [geboortedatum in het jaar] 2000, verklaart [2] op 19 december 2017 dat zij op een datingsite contact kreeg met ene [alias medeverdachte] . Zij hebben verder gepraat via WhatsApp. Na 3 weken spraken zij af in Groningen. [alias medeverdachte] kwam met ene [alias 1 verdachte] met de auto naar Groningen. Zij is met die jongens naar Breda gereden. [alias medeverdachte] had haar op WhatsApp al gevraagd of zij seks wilde hebben voor geld. Zij had geld nodig en wilde het wel een keer proberen. Toen zij naar Breda reed, wist zij al dat zij daar seks zou hebben voor geld. Ze gingen naar de flat waar [alias medeverdachte] woonde. In de flat waren al twee jongens. Zij rookte jointjes met de anderen. Zij heeft toen seks gehad met de vier jongens. Eerst met [alias medeverdachte] , daarna met de andere jongens. Dat was op de bank en die andere jongens zaten daar gewoon bij. [alias medeverdachte] heeft gezegd dat zij een rood lingeriesetje aan moest doen. Ze vond dat wel een beetje eng. Zij heeft op WhatsApp tegen [alias medeverdachte] gezegd dat zij 17 jaar oud was. De volgende middag, nadat zij in de woning van [alias medeverdachte] had geslapen, kwam [alias 1 verdachte] weer langs. [alias 1 verdachte] heeft toen foto’s van haar gemaakt terwijl zij op bed lag. Zij had twee soorten lingeriesetjes aan. [alias medeverdachte] zei toen dat hij een account aan ging maken op Kinky.nl. Er zou 150 euro voor een uur, 70 voor een half uur en 50 euro voor een vluggertje worden gevraagd. Haar werknaam was [benadeelde 2] . Die avond vroeg [alias 1 verdachte] of zij cocaïne wilde gebruiken. Zij had dat nog nooit gedaan en wilde dat wel eens proberen. Zij had toen seks met [alias 1 verdachte] en [alias medeverdachte] . Ze heeft beiden ook gepijpt. Zij hield contact met [alias medeverdachte] via WhatsApp. Aan [benadeelde 2] is een foto van medeverdachte [medeverdachte] getoond. Zij herkende de persoon op de foto als [alias medeverdachte] waarover zij in haar verklaring spreekt. Voorts herkende [benadeelde 2] bij het tonen van de foto’s de buitenkant van het gebouw aan de Ambachtenlaan in Breda waar de woning van [medeverdachte] is als het gebouw waar [alias medeverdachte] woonde. Zij herkende van foto’s ook de deur van de woning van [medeverdachte] , een deel van het interieur en de plaats waar het bed stond.
In januari 2017, 1 à 2 weken na de eerdere ontmoeting, is [benadeelde 2] in het weekend weer naar Breda gegaan. Dat had ze met [alias medeverdachte] afgesproken. Ze is toen met [alias medeverdachte] naar zijn huis gereden. [alias 1 verdachte] kwam daar ook. Zij zou gaan werken als prostituee. Zij moest die avond telefoontjes opnemen. Er belden veel mannen. De eerste afspraak was om 23.00 uur. Zij moest naar de klant als escort. [alias 1 verdachte] en [alias medeverdachte] brachten haar met de auto. Zij konden het adres niet vinden en daarom ging het niet door. [alias medeverdachte] gaf haar een Nokia telefoon die zij gebruikte voor haar werk als prostituee. De volgende afspraak was om 11.30 uur in Breda bij twee studenten. [alias 1 verdachte] en [alias medeverdachte] brachten haar naar het betreffende adres. Ze had toen met ieder van die studenten een half uur seks. Zij betaalden ieder 70 euro. Zij moest het geld aan [alias medeverdachte] en [alias 1 verdachte] geven. Zij kreeg daar 40 euro van. De volgende afspraak ging niet door want die man had niet genoeg geld. Dat was ook die nacht. De klant daarna was ook een man in Breda. [alias 1 verdachte] en [alias medeverdachte] brachten haar weer. Toen ze bij de man was vroeg hij naar mijn leeftijd. [alias medeverdachte] heeft tegen haar gezegd dat ze moest zeggen dat ze 21 jaar oud was. Die klant geloofde het niet en stuurde haar weg. Ze vond het eigenlijk gewoon kut om te doen. [alias medeverdachte] heeft ook filmpjes gemaakt met haar telefoon toen zij hem aan het pijpen was. De 2 filmpjes heeft hij naar zijn eigen telefoon gestuurd en daarna verwijderde hij de filmpjes op haar telefoon. [alias medeverdachte] heeft later, toen zij weer thuis was, gedreigd de filmpjes openbaar te maken. Zij heeft voor het laatst in maart 2017 contact met [alias medeverdachte] gehad. [alias 1 verdachte] omschrijft zij als een blanke jongen met een niet-Nederlandse afkomst. Als hij bij het autorijden aan het schelden was, klonk dat Italiaans. Hij had zijn haar in een staartje en had een normaal postuur, geen tatoeages, leeftijd eind 20, donkerblond haar, geen bril of baard. Hij sprak Nederlands.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat er voldoende bewijs is dat de door [benadeelde 2] omschreven [alias 1 verdachte] verdachte is.
Zij heeft bij haar verhoor als getuige een signalement van [alias 1 verdachte] gegeven dat overeenkomsten vertoont met het signalement van verdachte. Daarnaast stelt het hof vast dat verdachte op jonge leeftijd 6 jaar in Argentinië heeft gewoond en daar Spaans sprak, hetgeen kan verklaren waarom hij in een buitenlandse taal schold.
[ex-partner verdachte] , de ex-vriendin van verdachte heeft verklaard [3] dat de bijnaam van verdachte [alias 3 verdachte] is en dat hij ook werknamen heeft zoals [alias 1 verdachte] en [alias 2 verdachte] . Het hof acht die verklaring betrouwbaar, nu deze al op 4 juni 2015 is afgelegd en de verklaring van [benadeelde 2] over [alias 1 verdachte] pas op 19 december 2017 is afgelegd. De verklaring van [ex-partner verdachte] kan dus niet ingegeven zijn door de verklaring van [benadeelde 2] . Het hof ziet niet in dat, zoals door de verdediging gesteld, de getuige uit rancune de naam [alias 1 verdachte] zou verzinnen. Voorts heeft verdachte zelf verklaard [4] dat [ex-partner verdachte] zijn vriendin is geweest, dat zij werkte in de prostitutie en dat hij door haar toedoen daar ook in is gerold. Daarnaast heeft verdachte verklaard [5] dat hij in het kader van de prostitutiewerkzaamheden van [ex-partner verdachte] als chauffeur van [ex-partner verdachte] heeft gewerkt en dat hij ook bij [benadeelde 1] als chauffeur heeft opgetreden. [6] In hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij regelmatig in de auto van [medeverdachte] reed. Hij had de sleutels van de auto van [medeverdachte] en niemand anders reed in die auto. [7] Verdachte had dus ervaring in het verrichten van werkzaamheden in de prostitutie, hetgeen meespeelt voor de overtuiging dat verdachte degene was die door [benadeelde 2] [alias 1 verdachte] genoemd wordt.
Dat, volgens de verdediging, het gebit van verdachte in slechte staat verkeert en dat zijn mondgeur onprettig is, maakt niet dat dit ook ten tijde van de feiten met [benadeelde 2] het geval was bij verdachte. Weliswaar heeft [benadeelde 2] bij haar verhoor bij de politie op 19 december 2017 verklaard dat zij de man (zijnde verdachte) op een haar door de politie getoonde foto niet kent maar het hof constateert dat het onduidelijk is wanneer de haar getoonde foto (op pagina 198 in het dossier) is genomen en dat deze weinig gelijkenis vertoont met de foto’s die zich op pagina 1468 in het dossier bevinden en waarvan de rechterfoto slechts een maand na het verhoor met [benadeelde 2] is genomen.
Het bevreemdt het hof dan ook niet dat [benadeelde 2] verdachte niet herkende van de foto op pagina 198 in het dossier.
[benadeelde 2] was ten tijde van de door verdachte gepleegde feiten 16 jaar oud. In dit verband dient te worden opgemerkt dat wanneer artikel 273f, eerste lid, sub 5, van het Wetboek van Strafrecht aan de orde is, geen dwangmiddelen zijn vereist. Voldoende is dan dat de verdachte een ander, die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, ertoe brengt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling. Ook vormt, anders dan geldt ten aanzien van sub 4, ‘uitbuiting’ naast de overige bestanddelen geen impliciet bestanddeel van artikel 273f lid 1 sub 5 Sr.
Op grond van de verklaring van [benadeelde 2] oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij het tenlastegelegde feit, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Uit de verklaring van [benadeelde 2] concludeert het hof dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] :
- [benadeelde 2] hebben verworven en vervoerd en dat zij daarbij het oogmerk van uitbuiting van [benadeelde 2] hadden, die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
- [benadeelde 2] ertoe hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
- opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de seksuele handelingen van [benadeelde 2] , die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
waarmee het hof feit 2 wettig en overtuigend bewezen acht.
De raadsman heeft bepleit dat de tenlastegelegde periode dient te worden beperkt bij een eventuele bewezenverklaring. De prostitutie werkzaamheden die [benadeelde 2] zou hebben verricht zouden op basis van haar verklaring tussen half december en half januari hebben plaatsgevonden. Dit dient volgens de raadsman te leiden tot een partiële vrijspraak voor de langere tenlastegelegde periode tot half december 2016 en vanaf half januari 2017.
Het hof is van oordeel dat nu de prostitutiewerkzaamheden binnen de tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden en [benadeelde 2] ook in maart 2017 nog contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte] het feit kan worden bewezen als tenlastegelegd.
Feit 3 Vervaardigen en verspreiden kinderporno
[benadeelde 2] heeft, zoals hierboven al is weergegeven, verklaard dat [alias 1 verdachte] in de woning van [alias medeverdachte] , die zij van een foto herkent als medeverdachte [medeverdachte] , foto’s van haar heeft gemaakt, terwijl ze op bed lag, waarbij ze twee soorten lingeriesetjes aanhad. [8]
Bij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte] op 27 september 2017 zijn de iPhone en een Acer-telefoon aangetroffen. [9] Het hof gaat er vanuit dat deze telefoons van [medeverdachte] waren. Zowel op de iPhone [10] als op de Acer [11] zijn seksueel getinte foto’s aangetroffen van [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum in het jaar] 2000, die destijds dus minderjarig was.
Bij onderzoek van de historische gegevens van de advertenties op de website seksjobs.nl bleek sprake van drie advertenties ( [advertentienummers] ) waarin foto’s werden gebruikt van meerdere vrouwen, naakt of in lingerie. [12] Op een aantal van die foto’s is [benadeelde 2] te zien. [13] Van de handelingen met die advertenties is een tijdslijn opgemaakt, waaruit op te maken valt dat de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen waarvan de naam begint met seksjobs bij de genoemde advertenties zijn geplaatst. Voor het plaatsen van die afbeeldingen werd gebruik gemaakt van het [IP-adres 1] . Dit is het IP-adres van de buurman van [medeverdachte] . [14] Deze heeft verklaard dat hij de wificode van zijn router meerdere keren aan [medeverdachte] heeft gegeven. [15]
Onder verwijzing naar wat hiervoor is overwogen, stelt het hof vast dat [alias medeverdachte] medeverdachte [medeverdachte] is en [alias 1 verdachte] verdachte [verdachte] .
Voor het hof staat op grond van het voorgaande vast dat de foto’s van [benadeelde 2] die zijn aangetroffen in beide telefoons en bij advertenties op seksjobs.nl zijn gemaakt door verdachte. Een aantal foto’s is vervolgens door [medeverdachte] geplaatst bij advertenties op seksjobs.nl.
Voor alle in de tenlastelegging onder 3 vermelde afbeeldingen geldt dat deze nader zijn onderzocht, waarbij is geconstateerd dat dit kinderpornografische afbeeldingen zijn met de in de tenlastelegging vermelde beschrijvingen van seksuele gedragingen.
Hieruit volgt dat de verdachten zich gezamenlijk hebben schuldig gemaakt aan het vervaardigen van kinderporno.
Bovendien zijn de onder feit 3 genoemde foto’s waarvan de naam begint met ‘seksjobs’ geplaatst bij advertenties op seksjob.nl, waarmee deze foto’s zijn verspreid en openlijk tentoongesteld op internet. Daarbij overweegt het hof dat, gelet het onder 2 bewezenverklaarde, het voor verdachte duidelijk was dat de samen met de medeverdachte vervaardigde foto’s zouden worden verspreid en openlijk tentoongesteld.
Naar het oordeel van het hof is het maken en verspreiden van foto’s geschied in een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten, als onderdeel van de prostitutiewerkzaamheden die zij [benadeelde 2] lieten verrichten. Daarbij was sprake van een taakverdeling: verdachte maakte de foto’s en [medeverdachte] plaatste ze vervolgens op het internet.
Op te leggen sanctie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman verzocht te volstaan met oplegging van een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van een jaar gelet op het tijdsverloop. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte veel persoonlijke problemen heeft gehad in zijn verleden en eindelijk op weg was om op een constructieve wijze deel te nemen aan de samenleving. Daarbij heeft hij veel steun gehad van Housing First, die voor huisvesting heeft gezorgd, en psychologische begeleiding. De beschuldigingen in deze strafzaak hebben hem diep geraakt en psychisch gebroken. Daarnaast is verdachte een
first offenderen heeft hij sinds de aanhouding in deze zaak geen nieuwe contacten gehad met politie en justitie.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder acht geslagen op het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel door uitbuiting via prostitutie van een kwetsbaar meisje van 16 jaar. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het bezit, het vervaardigen en het verspreiden van kinderporno door van het minderjarige meisje foto’s te maken en deze op een sekswebsite te (laten) zetten bij advertenties. Wat betreft de ernst van de kinderporno weegt het hof mee dat het slachtoffer 16 jaar oud was en dat dus geen sprake was van een heel jong kind.
Met dit handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het jonge slachtoffer. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden van de gevolgen veelal nog lang last. Verdachte had dat moeten onderkennen.
Het hof houdt rekening met de in vergelijking tot zijn mededader [medeverdachte] geringere rol bij de bewezenverklaarde feiten. Net als de rechtbank ziet het hof [medeverdachte] als de initiatiefnemer. Dit verschil komt ook tot uitdrukking in de op te leggen straf.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. Daarbij is duidelijk geworden dat verdachte al vanaf zijn jeugd een moeilijk leven heeft gehad, met een gewelddadige en instabiele gezinssituatie. Hij is dakloos geweest, er was sprake van verslaving aan alcohol en drugs en hij had last van psychische problemen. Hij heeft hulp gezocht voor deze problemen en zijn begeleider, die de ontwikkeling over een langere tijd kan beschrijven, ziet een duidelijke vooruitgang. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven geen werk meer te verrichten als chauffeur bij escortafspraken, en dat in de toekomst ook niet weer te willen doen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof acht de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een lange proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, wat in geval van de verdachte slechts kort van duur was, passend en geboden.
Met oplegging van een gedeeltelijke voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 24 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 121, onderzoek [onderzoeksnaam] , van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 1530.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 2] , pagina’s 186 t/m 189.
3.Het proces-verbaal van aangifte [ex-partner verdachte] , pagina’s 240 t/m 246.
4.Het proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 november 2018.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 1510.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 1516-1517.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 10 februari 2021.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 2] , pagina’s 186 t/m 189.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, relaas-pv pagina’s 40 en 41 van in totaal 43 pagina’s (voorafgaande aan nummering van eind-proces-verbaal).
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 579, 588-589 en 594.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 608 en 615.
12.Proces-verbaal, pagina 312-313.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 171-172.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 379 en 396.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 422-424.