ECLI:NL:GHSHE:2021:2150

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
200.284.495_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ondercuratelestelling en verzoek tot opheffing curatele

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een verzoeker die onder curatele is gesteld door de kantonrechter van de rechtbank Limburg. De verzoeker, die zich niet kan verenigen met deze beslissing, heeft in hoger beroep gevraagd om de bestreden beschikking te vernietigen en het curatorschap op te heffen, met als argument dat hij niet lijdt aan een geestelijke stoornis en dat een minder ingrijpende maatregel, zoals bewindvoering, voldoende zou zijn. De curator heeft echter verzocht om de beschikking te bekrachtigen, omdat de verzoeker in het verleden een schizotypische persoonlijkheidsstoornis heeft gehad en er zorgen zijn over zijn geestelijke toestand en de veiligheid van zijn woning, die brandgevaarlijk is door de grote hoeveelheid opgeslagen goederen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juni 2021 is de verzoeker gehoord, bijgestaan door een waarnemend advocaat. Het hof heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder handgeschreven brieven van de verzoeker. De beoordeling van het hof is dat de verzoeker niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen, wat leidt tot de conclusie dat de ondercuratelestelling noodzakelijk is. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 8 juli 2021
Zaaknummer: 200.284.495/01
Zaaknummer eerste aanleg: 8467540 CU VERZ 20-50
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. G.J.E. Schoofs,
tegen
de Officier van Justitie,
zetelende te [zetelplaats] .
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de curator],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de curator,
en
[de dochter 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de dochter;
en
[de dochter 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de dochter;
en
[de zoon] ,
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: de zoon.

1.Het geding in eerste aanleg (8467540 CU VERZ 20-50)

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de
kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 14 juli 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 12 oktober 2020, met producties, ingekomen bij het hof op 13 oktober 2020, heeft de onder curatele gestelde verzocht de bestreden beschikking te vernietigen, het curatorschap op te heffen en terug om te zetten naar bewindvoering, nu niet voldaan is/was aan de voorwaarde voor ondercuratelestelling, een en ander onder vergoeding van de door appellant gemaakte proceskosten.
2.2.
Bij verweerschrift, met producties, van 16 december 2020, ingekomen bij het hof op 22 december 2020, heeft de curator verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de brief van de curator van 21 april 2021, met bijlagen, ingekomen bij het hof op 23 april 2021;
- diverse door [verzoeker] zelf opgestelde in ingestuurde handgeschreven brieven, waarvan de laatste overhandigd tijdens de mondelinge behandeling bij het hof.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 juni 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [verzoeker] , bijgestaan door mr. R.W.J.L. Loonen, waarnemend advocaat,
- de curator.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 1 mei 2020 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg [de curator] (hierna: [de curator] ) benoemd tot provisioneel bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] . De beslissing op het verzoek tot ondercuratelestelling is aangehouden in afwachting van een mondelinge behandeling.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter [verzoeker] onder curatele gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand.
3.3.
[verzoeker] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
[verzoeker] voert hiertoe – kort samengevat – het volgende aan. Er is bij hem geen sprake van een geestelijke stoornis, evenmin is dit onderbouwd door een medische rapportage. [verzoeker] erkent dat hij hulp nodig heeft bij het afstand doen van zijn spullen, maar dit kan met behulp van een minder verstrekkende maatregel dan de ondercuratelestelling. [verzoeker] is in staat zijn belangen behoorlijk waar te nemen en bewind is hiervoor voldoende.
3.5.
De curator voert – kort samengevat – het volgende aan. Indien [verzoeker] niet meer onder curatele zou staan maakt hem dit weer handelingsbekwaam, en leidt dit mogelijk tot de situatie waarin [verzoeker] zijn woning kwijt raakt. [verzoeker] heeft namelijk zijn aankoopgedrag niet in de hand. Inmiddels heeft de kantonrechter een machtiging verleend om de 12 door [verzoeker] gehuurde containers op te schonen en daarnaast is de woning van [verzoeker] inmiddels
gedeeltelijk geruimd, zodat deze weer brandveilig is. Als curator heeft [de curator] meer mogelijkheden om de handelingen van [verzoeker] te begrenzen.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
3.6.2.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat er al geruime tijd sprake is van een zorgelijke situatie aan de kant van [verzoeker] wat betreft zijn geestelijke toestand. Bij [verzoeker] is in het verleden een schizotypische persoonlijkheidsstoornis vastgesteld en er zou sprake zijn van terugkerende depressieve klachten. [verzoeker] voelt zich zeer onheus behandeld door verschillende overheidsinstanties en de psychiatrie. Zo heeft [verzoeker] ook bij het hof diverse handgeschreven stukken ingediend waarin hij onder meer beschrijft het slachtoffer te zijn van mobbing door de overheid. Hoewel de door [verzoeker] beschreven situatie van mobbing niet ter beoordeling aan het hof voorligt, blijkt uit de verklaring van [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling van het hof dat hij hier in het dagelijks leven problemen door ondervindt en dat hij hier al sinds 1999 hulp voor vraagt.
Gebleken is daarnaast dat [verzoeker] buitengewoon veel spullen aankoopt als voorbereiding op het einde der tijden, dat volgens zijn vaste overtuiging nabij is. Een en ander is voor de burgemeester van [woonplaats] reden geweest om de situatie prioriteit te maken bij het Veiligheidshuis. Op 26 maart 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats] aan [verzoeker] een last onder bestuursdwang opgelegd, omdat de woning van [verzoeker] vanwege de grote hoeveelheid opgeslagen goederen brandgevaarlijk was geworden. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling van partijen begrepen dat de woning en 13 van de 21 door [verzoeker] gehuurde containers inmiddels gedeeltelijk zijn geschoond.
Hoewel de curator tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft aangegeven dat de situatie in de woning van [verzoeker] op dit moment onder controle lijkt, bestaan er grote zorgen voor de situatie die zou ontstaan in het geval dat [verzoeker] niet langer onder curatele staat. Op dat moment zijn de handelingen van [verzoeker] niet of minder goed terug te draaien. Dat is zorgelijk, omdat [verzoeker] voor zijn hoarding-problematiek (verzamelstoornis) geen hulpverlening krijgt althans accepteert. Daar komt bij dat de curator dan niet langer de regiefunctie kan uitoefenen, zoals dat nu wel gebeurt. Er vindt op dit moment namelijk veelvuldig overleg plaats tussen de curator, de gemeente, het Veiligheidshuis, de woningcorporatie, de huisarts van [verzoeker] en de Mondriaan Zorggroep. Via dit overleg is het mogelijk vinger aan de pols te houden en waar nodig passende maatregelen te nemen.
Het is van belang dat die situatie gehandhaafd blijft, omdat [verzoeker] – een man van 76 jaar – kwetsbaar is. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de verklaring van [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling bij het hof dat hij vanuit [woonplaats] met de fiets naar Den Bosch gekomen is, terwijl de temperatuur op dat moment nagenoeg tropische waarden mat. [verzoeker] had dit niet voorbereid en geen overnachting geregeld. [verzoeker] heeft omstanders op straat aangesproken hem te helpen bij het vinden van het adres van een neef in [plaats] , waar [verzoeker] overigens naar eigen zeggen al jaren geen contact mee had gehad. Bovendien heeft hij tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij naar veilingen en dergelijke gaat en spullen koopt
ter afleiding van zijn niet te stoppen gedachten.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat [verzoeker] niet duurzaam zijn belangen behoorlijk kan waarnemen ten gevolge van zijn geestelijke toestand. Dat er geen medische rapportage voorhanden is, kan daar niet aan afdoen. Daar komt bij dat ook de veiligheid van [verzoeker] zelf en die van anderen in gevaar is gekomen vanwege de grote hoeveelheid spullen in de woning van [verzoeker] . Het is van groot belang dat de situatie in de woning onder controle blijft. [verzoeker] erkent daarnaast zelf hulp nodig te hebben bij het onder controle te krijgen van zijn hoarding-problematiek. De rol van de curator is op al deze punten noodzakelijk. Een minder verstrekkende voorziening, zoals bewindvoering, acht het hof niet afdoende, om ook de niet-vermogensrechtelijke belangen van [verzoeker] voldoende te kunnen behartigen. Het hof heeft bij de beoordeling betrokken dat ingrijpen via de ondercuratele-stelling bovendien minder ingrijpend is voor [verzoeker] dan een mogelijk ingrijpen via de Wvggz. De curator heeft hierover aangegeven zich hiervoor in te willen zetten. Nu het hof overigens niet is gebleken van bezwaren tegen de persoon van de curator of diens werkzaamheden, zal het hof het verzoek van [verzoeker] afwijzen.
3.6.3.
Het voorgaande leidt er toe dat de bestreden beschikking bekrachtigd dient te worden.
Het hof zal de proceskosten compenseren, gelet op de aard van de procedure.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 14 juli 2020;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, J.C.E. Ackermans-Wijn en A.M. Bossink en is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.