ECLI:NL:GHSHE:2021:2151

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
200.285.831_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijf, zorgregeling en schoolkeuze van minderjarigen

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 augustus 2020. De moeder verzoekt het hof om het hoofdverblijf van haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], bij haar vast te stellen, alsook om een zorg- en contactregeling met de vader te bepalen. De vader verzoekt het hof om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, met uitzondering van het wisselmoment van de vakanties. De kinderen zijn onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, en er zijn zorgen over de gezondheid van [minderjarige 1], die lijdt aan epilepsie. Het hof heeft de zaak aangehouden in afwachting van de resultaten van lopende onderzoeken naar de situatie van [minderjarige 1]. De moeder heeft haar subsidiaire verzoeken ingetrokken tijdens de mondelinge behandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige zorgregeling voor [minderjarige 2] goed verloopt en heeft de schoolkeuze van [minderjarige 2] bij de huidige school bevestigd. De beslissing over het hoofdverblijf van [minderjarige 1] is aangehouden tot 1 november 2021, in afwachting van de uitkomsten van de onderzoeken.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 8 juli 2021
Zaaknummer: 200.285.831/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/346581 / FA RK 19-2377
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.M. Bakker,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M.H. Vullings.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2010;
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013.
Als belanghebbende respectievelijk informant wordt aangemerkt:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 augustus 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 16 november 2020, met producties, ingekomen ter griffie op diezelfde datum, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
Primair:
  • De kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen houden bij de moeder;
  • Dat er een zorg- en contactregeling tussen de vader en de kinderen wordt vastgesteld inhoudende dat de kinderen eenmaal per twee weken van vrijdag tot en met zondag bij de vader verblijven, alsmede de helft van alle vakanties en feestdagen;
  • Te bepalen dat de school van [minderjarige 2] in [woonplaats moeder] , te weten [school 1] , wordt bepaald;
  • De vakantieregeling van de rechtbank te bekrachtigen met dien verstande dat de wissel op maandagochtend om 10.00 uur dient plaats te vinden,
  • Dan wel zodanige voorzieningen te nemen als het hof in goede justitie, en in het belang van de kinderen, zal vermenen te behoren
Subsidiair:
  • De kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen houden bij de vader;
  • Dat er een zorg- en contactregeling tussen de moeder en de kinderen wordt vastgesteld inhoudende dat de kinderen eenmaal per twee weken van vrijdag tot en met zondag bij de vrouw verblijven alsmede de helft van alle vakanties en feestdagen;
  • De vakantieregeling van de rechtbank te bekrachtigen met dien verstande dat de wissel op maandagochtend 10.00 uur dient plaats te vinden;
  • Dan wel zodanige voorzieningen te nemen als het hof in goede justitie, en in het belang van de kinderen, zal vermenen te behoren.
Primair en subsidiair:
- Kosten rechtens.
2.1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft de moeder haar subsidiaire verzoeken ingetrokken.
2.2.
Bij verweerschrift van 12 januari 2021, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum heeft de vader verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de door de moeder in hoger beroep gedane primaire en subsidiaire verzoeken af te wijzen,
onder bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 augustus 2020, met uitzondering van het gedane verzoek voor het wisselmoment van de vakanties: de vader verzoekt het verzoek van de moeder op dit punt af te wijzen voor zover het een ander wisselmoment is dan vrijdag 18.30 uur.
2.3.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- het procesdossier uit eerste aanleg;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 22 juni 2020, ingekomen bij het hof op 5 januari 2021;
- het V6-formulier van 19 mei 2021, met producties, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum
- het V6-formulier van 21 mei 2021, met producties, van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op 25 mei 2021;
- het V6-formulier van 28 mei 2021, met productie, van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 juni 2021. Bij die gelegenheid
zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie tussen de moeder en de vader zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2010 (hierna: [minderjarige 1] )
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013 (hierna: [minderjarige 2] ).
3.2.
De vader heeft de kinderen erkend. De ouders oefenen het gezamenlijk ouderlijk gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn met ingang van 6 januari 2020 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 6 januari 2022.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
- het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de vader bepaald;
- het hoofdverblijf van [minderjarige 2] bij de moeder bepaald;
- de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
- de kinderen verblijven in de oneven weken bij de vader en in de even weken bij de moeder met een wisselmoment op vrijdagavond 18.30 uur, week 53 wordt in een voorkomend geval afgewisseld, te starten bij de moeder;
- de ouder bij wie de kinderen verblijven brengt de kinderen naar het woonadres van de andere ouder bij de wisseling van de zorg, tenzij met de gezinsvoogd een (tijdelijke) andere regeling wordt afgesproken;
- de kinderen verblijven in de zomervakantie drie weken aaneengesloten bij ieder van de ouders, jaarlijks afwisselend hebben de ouders de eerste keus. De vader heeft de keus in de even jaren, de moeder in de oneven jaren. Jaarlijks, uiterlijk 30 november , deelt de ouder zijn of haar keuze mee aan de andere ouder voor het komend jaar;
- in de herfstvakantie verblijft [minderjarige 2] in de even jaren bij de moeder en [minderjarige 1] bij de vader. In de oneven jaren is dit andersom;
- in de voorjaarsvakantie en meivakantie geldt de reguliere zorgregeling; in de kerstvakantie zijn de kinderen in de even jaren de eerste vakantieweek bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder. De tweede vakantieweek zijn de kinderen in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader. Uitgezonderd is Tweede Kerstdag: op die dag verblijven de kinderen bij de dan niet verzorgende ouder, waarbij het wisselmoment om 09:30 uur zal zijn tot 27 december 09.30 uur; de overige feestdagen zoals Pasen, Hemelvaart en Pinksteren vallen in de reguliere zorgregeling met uitzondering van Sinterklaas. Dit wordt in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder gevierd. De kinderen zijn die dag bij de betreffende ouder van 09.30 uur tot de volgende ochtend 09.30 uur;
- de verjaardagen van de kinderen worden gevierd bij de ouder waar zij zich dan volgens de zorgregeling bevinden;
- de kinderen zijn op de verjaardagen van de ouders bij die ouder die jarig is vanaf de
ochtend van de verjaardag 09.30 uur tot de opvolgende ochtend 09.30 uur;
- op Moederdag zijn de kinderen bij de moeder en op Vaderdag bij de vader, op beide dagen van 09.00 uur tot 18.30 uur;
-bepaalt dat de minderjarige [minderjarige 2] op [school 2] in [woonplaats vader] blijft en verbiedt de moeder [minderjarige 2] elders in te schrijven;
-bepaalt dat [minderjarige 1] op de zorgverzekeringspolis van de vader verzekerd is;
-stelt met ingang van heden de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] vast op € 300,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
-verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- verstaat dat niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder de moeder haar voorwaardelijk verzoek (1) heeft gedaan;
- compenseert de proceskosten;
- wijst het meer of anders verzochte af.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf, de zorg- en contactregeling (waaronder de vakantieregeling) en de schoolkeuze niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Hoofdverblijf en zorg- en contactregeling
3.5.1.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan. De moeder wil dat het hoofdverblijf van beide kinderen bij haar wordt vastgesteld. De moeder is altijd de hoofdopvoeder geweest van de kinderen en de moeder kan de kinderen (en met name [minderjarige 1] ) de stabiele en gestructureerde omgeving bieden die ze nodig hebben. De vader laat de zorg over aan de hulpverleners en werkt vijf dagen in de week. Voor de kinderen is het grote verschil in opvoedstijlen tussen de ouders moeilijk. De moeder ziet geen mogelijkheden meer in een co-ouderschap gelet op de problematiek van [minderjarige 1] , de zorgen rond het gedrag van [minderjarige 1] en de ernstig verstoorde verstandhouding tussen de ouders. Het is al met al in het belang van de kinderen een contactregeling vast te stellen waarbij zij één weekend in de veertien dagen allebei bij de vader verblijven. Dit geeft de meeste rust.
3.6.
De vader voert – kort samengevat – het volgende aan. De feitelijke situatie waarin [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder verblijven kan wat de vader betreft voorlopig in stand blijven, totdat de resultaten van de onderzoeken van [minderjarige 1] bekend zijn. Op dat moment kan het hof pas een definitieve beslissing nemen over het hoofdverblijf van [minderjarige 1] . Indien het hoofdverblijf van [minderjarige 1] op dit moment gewijzigd wordt, zal dit problemen veroorzaken ten aanzien van de financiering van het pgb van [minderjarige 1] in verband met de overstap naar een andere gemeente. De vader wil het co-ouderschap in stand houden. De vader heeft er geen bezwaar tegen als te zijner tijd het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de moeder wordt vastgesteld, mits de hulpverlening voor [minderjarige 1] goed geregeld is. Het verzoek van de moeder met betrekking tot de zorgregeling lost de problemen in de communicatie (met name gericht op het medische beleid voor [minderjarige 1] ) niet op. De kinderen zijn graag bij beide ouders en het probleem ligt bij de ouders die hun verantwoordelijkheid moeten nemen om dat op te lossen. De regeling die de moeder voorstelt gaat de kinderen niet meer rust opleveren.
3.7.
De GI voert – kort samengevat – het volgende aan. De GI heeft geen directe voorkeur voor het vaststellen van het hoofdverblijf van de kinderen bij de ene of de ander ouder. Mogelijk is het het meest passend het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de moeder te bepalen, omdat hij daar de meeste tijd verblijft. Voorts is de huidige zorgregeling in het belang van de
kinderen. De uitkomsten van de lopende onderzoeken dienen afgewacht te worden voor het definitief vast kunnen stellen van de zorgregeling tussen de vader en de kinderen.
3.8.
De raad voert – kort samengevat – het volgende aan. De raad adviseert de huidige situatie ten aanzien van het verblijf van de kinderen en de zorgregeling te laten zoals die nu is en een definitieve beslissing te nemen zodra de resultaten van de onderzoeken van [minderjarige 1] bekend zijn geworden. De raad ziet in afwachting van de lopende onderzoeken op dit moment geen aanleiding in het belang van de kinderen om tot een wijziging van de regeling te komen.
3.9.
Het hof overweegt als volgt.
3.9.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen
omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.9.2.
Het hof stelt vast dat het hoofdverblijf van [minderjarige 2] bij de moeder niet (meer) in geschil is.
3.9.3.
Het hoofdverblijf van [minderjarige 1] is wel in geschil. Er bestaan grote zorgen over de gezondheid van [minderjarige 1] . [minderjarige 1] kampt met een ernstige vorm van epilepsie en heeft veel last van aanvallen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een opname van [minderjarige 1] bij [expertisecentrum] (expertisecentrum voor epilepsie). Vervolgens heeft de GI besloten dat [minderjarige 1] moest stabiliseren vanuit één vaste woonplek. Daarom verblijft [minderjarige 1] sinds 30 maart 2021 bij de moeder en is hij om de week van vrijdagavond tot zondagochtend 09.00 uur bij de vader.
In de komende periode gaan [instelling 1] en [instelling 2] onderzoek doen naar de epilepsie van [minderjarige 1] en zijn ondersteuningsbehoefte. Zij onderzoeken of er mogelijk sprake is van een ontwikkelingsstoornis naast de epilepsie. Bovendien vindt er in samenspraak met de ouders en de GI overleg plaats over welk onderwijssysteem het beste bij [minderjarige 1] past. De reële kans bestaat dat [minderjarige 1] niet op de [school 3] in [woonplaats moeder] kan blijven.
Onder deze omstandigheden, waarin op dit moment veel onduidelijkheid bestaat over wat er gaat gebeuren met de ondersteuning van [minderjarige 1] thuis of mogelijk elders, de (nader in te zetten) hulpverlening en de schoolkeuze acht het hof het niet in het belang van [minderjarige 1] nu een beslissing te nemen over het hoofdverblijf van [minderjarige 1] . Alvorens een beslissing te kunnen nemen wenst het hof geïnformeerd te worden over de uitkomsten van de lopende onderzoeken en het daarbij behorende plan voor [minderjarige 1] dat is afgestemd op de (eventuele) diagnoses. Daar komt bij dat een eventuele wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] naar de moeder op dit moment mogelijk kan leiden tot problemen in de financiering vanuit de gemeente. Het hof acht het van belang hier geen risico in te lopen door het huidige zorgtraject nu te doorbreken.
Dit betekent dat het hof de beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] zal aanhouden tot 1 november 2021 in afwachting van de resultaten van de onderzoeken die op dit moment lopen. Het hof zal ook de beslissing over een zorgregeling voor [minderjarige 1] aanhouden tot 1 november 2021, gelet op de samenhang van deze verzoeken en het feit dat het hof ook ten aanzien van dit verzoek nader geïnformeerd wenst te worden over het verloop van de onderzoeken van [minderjarige 1] . Van belang daarbij is dat moeder en de vader
inmiddels (na overleg met de GI) uitvoering geven aan de zorgregeling waarbij [minderjarige 1] een keer in de veertien dagen een weekend bij de vader is.
De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [minderjarige 2] tot op heden, conform de bestreden beschikking, de ene week bij de moeder verblijft en de andere week bij de vader. Het hof ziet geen aanleiding de beslissing over de zorgregeling tussen [minderjarige 2] en de vader aan te houden, omdat deze regeling goed verloopt en het hof het in het belang van [minderjarige 2] wenselijk voor komt deze te handhaven en hierin geen wijziging te brengen.
3.9.4.
Het hof stelt voorts vast dat de ouders tijdens de mondelinge behandeling bij het hof zijn overeengekomen het wisselmoment tijdens de vakanties plaats zal vinden op de vrijdag om 18.30 uur.
Schoolkeuze
3.9.5.
De moeder verzoekt het hof vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool [school 1] in [woonplaats moeder] . Het is voor de moeder logistiek niet haalbaar om beide kinderen op tijd op school te krijgen.
3.9.6.
De vader voert – kort samengevat – het volgende aan. Een wisseling van school is niet in het belang van [minderjarige 2] . De vader ervaart geen problemen om [minderjarige 2] en [minderjarige 1] op tijd op hun scholen te krijgen. Het belang voor een stabiele omgeving voor [minderjarige 2] is belangrijker dan het logistieke probleem voor de moeder, hetgeen op te lossen is door de tijdsplanning wat ruimer te nemen. Daarbij komt dat het probleem zich mogelijk oplost als [minderjarige 1] naar een andere school moet.
3.9.7.
De GI voert – kort samengevat – het volgende aan. [minderjarige 2] krijgt speltherapie en er is op school iemand aangesteld die met haar meekijkt en waar zij terecht kan met haar problemen.
Volgens de GI doet [minderjarige 2] het goed op school en zit zij daar op haar plek.
3.9.8.
De raad voert – kort samengevat – het volgende aan. Er is op dit moment geen aanleiding om een verandering door te voeren in de schoolkeuze van [minderjarige 2] .
3.9.9.
Het hof overweegt als volgt.
3.9.10.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind
wenselijk voorkomt.
3.9.11.
[minderjarige 2] heeft het hoofdverblijf bij de moeder en verblijft, conform de bestreden beschikking die het hof op dit punt zal bekrachtigen, de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader. [minderjarige 2] gaat naar school in [woonplaats vader] . Hoewel de moeder aangeeft dat het veel stress oplevert in het gezin om [minderjarige 2] in de ochtend op tijd op school in [woonplaats vader] te krijgen, acht het hof een wisseling van school niet in het belang van [minderjarige 2] . [minderjarige 2] gedijt goed op haar huidige school en heeft daar veel vriendjes. Na de zomer gaat zij naar groep 5, samen met bijna alle zelfde klasgenootjes als waar zij nu bij in de klas zit. [minderjarige 2] spreekt ook af met deze kinderen. Het is het hof niet gebleken dat de huidige school niet passend voor [minderjarige 2] is. De moeder heeft dan ook onvoldoende gesteld waarom een schoolwissel op dit moment in het belang van [minderjarige 2] is. De enkele omstandigheid dat het voor moeder en daarmee ook voor [minderjarige 2] stressvol is haar op tijd op school te krijgen als ze bij de moeder verblijft is, in
aanmerking genomen hetgeen hiervoor is overwogen, onvoldoende reden om van school te wisselen. Dit betekent dat het hof het verzoek van de moeder ten aanzien van de door haar gewenste schoolwissel van [minderjarige 2] zal afwijzen.
3.9.12.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep
bekrachtigen ten aanzien van de beslissing over de zorg- en contactregeling en de schoolkeuze van [minderjarige 2] , en voor het overige aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
Ten aanzien van [minderjarige 2] :
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 augustus 2020 ten aanzien van de schoolkeuze voor [minderjarige 2] in die zin dat [minderjarige 2] op [school 2] in [woonplaats vader] ingeschreven blijft en ten aanzien van de zorg- en contactregeling;
Ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] :
stelt vast dat het wisselmoment voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] in de vakanties plaatsvindt op vrijdag om 18.30 uur;
Ten aanzien van [minderjarige 1] :
stelt een voorlopige contactregeling vast waarbij [minderjarige 1] om de week in het weekend van vrijdag tot zondag 09.00 uur bij de vader verblijft;
verzoekt de advocaten van de ouders uiterlijk één week voor de hierna te noemen pro forma datum, of zoveel eerder als daar aanleiding toe is, het hof te informeren over het verloop van en de uitkomst van de lopende onderzoeken van [minderjarige 1] bij [instelling 2] en [instelling 1] , onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van die schriftelijke informatie aan de GI en de raad;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
1 november 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, J.C.E. Ackermans-Wijn en A.M. Bossink en is op 8 juli 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.