Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige](hierna: [minderjarige]), geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats].
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het gezag over haar minderjarige kind, geboren in 2015, is beëindigd. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B. Willemsen, verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en het verzoek tot beëindiging van het gezag af te wijzen. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting, zijn als verweerders betrokken bij deze procedure.
De moeder heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat zij zich niet kan verenigen met de gezagsbeëindiging en dat zij het gevoel heeft haar kind kwijt te raken. De Raad en de GI hebben echter betoogd dat de gezagsbeëindiging in het belang van het kind is, omdat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen binnen een aanvaardbare termijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juni 2021 zijn de betrokken partijen gehoord, maar de pleegouders zijn niet verschenen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat de moeder, ondanks enige positieve ontwikkelingen in haar situatie, niet in staat is om de zorg voor haar kind op zich te nemen. De moeder heeft in het verleden onvoldoende medewerking verleend aan hulpverlening en er zijn zorgen over de ontwikkeling van het kind. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij het gezag van de moeder is beëindigd en de GI tot voogd is benoemd. De beslissing is genomen met het oog op de noodzaak van duidelijkheid en stabiliteit voor het kind.