In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vader verzoekt om een wijziging van de zorgregeling voor zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen in de even weken op zaterdag en in de oneven weken op zondag bij de vader verblijven. De vader is van mening dat deze regeling niet in het belang van de kinderen is en verzoekt om een zorgregeling waarbij de kinderen meer tijd bij hem doorbrengen.
De moeder en de gecertificeerde instelling (GI) verzetten zich tegen de wijziging van de zorgregeling. De GI stelt dat de eerdere regeling leidde tot onrust en onveiligheid voor de kinderen, en dat de nieuwe regeling meer stabiliteit biedt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof de mening van de minderjarige [minderjarige 1] gehoord, die haar zorgen over de situatie heeft geuit. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet goed samenwerken en dat de huidige regeling noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen.
Het hof heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wijziging van de zorgregeling, omdat hij in eerste aanleg geen verzoeker was. De beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de periode na 19 mei 2020 ten aanzien van [minderjarige 1], en het hof heeft het verzoek van de GI in zoverre afgewezen. De beschikking is voor het overige bekrachtigd.