ECLI:NL:GHSHE:2021:2448

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
20-003385-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen en vertoning van pornografisch materiaal

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes, [benadeelde 1] en [benadeelde 2]. De tenlastelegging omvatte onder andere het aanraken van de borsten van [benadeelde 1] en het tonen van een pornografische film aan haar, alsook het bewegen van [benadeelde 2] tot het voor de webcam tonen van haar ontblote borsten en het dulden van ontuchtige handelingen. De verdachte werd eerder vrijgesproken door de rechtbank, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de verklaringen van de slachtoffers en getuigen heeft gewogen. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers consistent en geloofwaardig waren, en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 4. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een contactverbod met beide slachtoffers. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003385-19
Uitspraak : 26 juli 2021
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 29 oktober 2019, in de strafzaak met parketnummer 03-039231-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1965,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd onder 1, 2, 3 en 4 en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met beide slachtoffers;
  • de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] integraal zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens verdachte is bepleit dat het hof de verdachte integraal zal vrijspreken op de gronden als weergegeven in de ter terechtzitting van 12 juli 2021 overgelegde pleitnota in hoger beroep en in de pleitnota in eerste aanleg.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep voorgesteld om de tenlastelegging verbeterd te lezen ten aanzien van de onder feit 4 tenlastegelegde periode en het na “tot en met 31 december” opgenomen jaartal 2018 te vervangen door het jaartal 2008. De raadsman heeft te kennen gegeven daartegen geen bezwaar te hebben. Het hof zal de tenlastelegging op dit punt verbeterd lezen. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Aan de verdachte is – na verbeterde lezing door het hof – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 1 december 2016 in de gemeente Venlo, met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte,
- de borst van die [benadeelde 1] aangeraakt/betast en/of over de borst van die [benadeelde 1] gewreven en/of
- in het bijzijn van die [benadeelde 1] zijn hand in zijn broek gedaan en/of (vervolgens) op en neer gaande bewegingen gemaakt en/of
- tegen die [benadeelde 1] gezegd "kom neuken", althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 1 december 2016 in de gemeente Venlo, een of meer afbeelding(en), een voorwerp of een gegevensdrager, bevattende (een) afbeelding(en) waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft aangeboden of vertoond aan een minderjarige van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger was dan zestien jaar, immers heeft hij toen aldaar aan [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2002, (een) film(s) vertoond waarin opnamen of afbeeldingen waren opgenomen van seksuele/pornografische gedragingen, te weten geslachtsgemeenschap en/of orale seks;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 in de gemeente Venlo, met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte,
- de borst(en) van die [benadeelde 2] aangeraakt/betast en/of
- die [benadeelde 2] gezoend en/of
- de hand van die [benadeelde 2] op zijn geslachtsdeel gelegd en/of (vervolgens) op en neer gaande bewegingen gemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 in de gemeente Utrecht en/of de gemeente Venlo, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten door het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en een persoon genaamd [benadeelde 2] en/of door zijn positie als oom van die [benadeelde 2] , voornoemde [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994, waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, te weten het voor/via de webcam laten zien van haar ontblote borsten en het doen betasten van haar borsten, of zodanige handelingen van verdachte te dulden, te weten het voor/via de webcam aan die [benadeelde 2] laten zien van zijn, verdachtes, ontblote penis en/of het (vervolgens) maken van op en neer gaande bewegingen.
Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde
Met de verdediging en de rechtbank, en anders dan de advocaat-generaal, acht het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier volgt dat [aangever] op 29 mei 2017 namens [benadeelde 2] aangifte heeft gedaan van onder meer het door verdachte plegen van ontuchtige handelingen met [benadeelde 2] . [benadeelde 2] zou hebben verteld dat er een feestje was en dat zij toen door haar oom, de verdachte, naar een kamer zou zijn gelokt en aan het geslachtsdeel van de verdachte heeft moeten zitten en dat hij ook aan haar borsten heeft gezeten.
Op 29 juni 2017 is [benadeelde 2] gehoord door de politie in een kindvriendelijke studio. Bij dat verhoor heeft zij aanvankelijk verklaard dat de verdachte op het feest alleen heeft geprobeerd haar te zoenen en dat er geen andere dingen op het feest zijn gebeurd. Zij heeft meerdere keren verklaard dat zij geen dingen bij haar oom heeft hoeven doen. Enige tijd later tijdens dat verhoor verklaart [benadeelde 2] op de vraag of zij zeker weet dat er geen andere dingen zijn gebeurd dat ze het geslachtsdeel van de verdachte heeft aangeraakt. De verdachte zou haar hand hebben gepakt en met haar hand op zijn hand op en neer gaande bewegingen hebben gemaakt. Haar hand zou daarbij zijn geslachtsdeel hebben aangeraakt. Vervolgens verklaart [benadeelde 2] dat de verdachte haar borsten heeft aangeraakt.
Door [benadeelde 2] is een telefoongesprek opgenomen dat zij op 1 maart 2017 met de verdachte heeft gevoerd. Dit telefoongesprek is uitgewerkt in een verslag, opgenomen op pagina 72 e.v. van het dossier. Volgens dit verslag heeft de verdachte op enig moment tegen [benadeelde 2] gezegd: “We, de buitenwereld hoeft het niet te weten, want er is… ik heb jou niet aangeraakt, begrijp je?”, waarop [benadeelde 2] zegt: “Nee, dat niet, dat heb je niet gedaan”.
Het hof overweegt dat, hoewel het dossier weliswaar aanwijzingen bevat dat er sprake is geweest van ontuchtige handelingen door de verdachte, bestaande uit het aanraken van de borsten van [benadeelde 2] , het zoenen van [benadeelde 2] en de hand van [benadeelde 2] op zijn geslachtsdeel leggen en daarmee vervolgens op en neer gaande bewegingen maken, het hof niet op basis van het voorliggende dossier met een voldoende mate van zekerheid kan vaststellen dat genoemde handelingen hebben plaatsgevonden.
Het hof wil hiermee zeker niet de suggestie wekken dat wordt gemeend dat [benadeelde 2] leugenachtig heeft verklaard, maar het hof kan, gelet op het uitgewerkte telefoongesprek, niet buiten gerede twijfel vaststellen dat de verdachte bij [benadeelde 2] voornoemde ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Het hof merkt in dit verband nog op dat de verklaring die [benadeelde 2] heeft gegeven over dit deel van het telefoongesprek het hof niet brengt tot een ander oordeel.
Alles afwegend komt het hof, anders dan de advocaat-generaal, niet tot een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde. Gelet hierop wordt de verdachte vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 juli 2016 tot en met 1 december 2016 in de gemeente Venlo, met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, - de borst van die [benadeelde 1] aangeraakt/betast en over de borst van die [benadeelde 1] gewreven en
- in het bijzijn van die [benadeelde 1] zijn hand in zijn broek gedaan en vervolgens op en neer gaande bewegingen gemaakt en
- tegen die [benadeelde 1] gezegd "kom neuken", althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij in de periode van 1 juli 2016 tot en met 1 december 2016 in de gemeente Venlo, afbeeldingen, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft vertoond aan een minderjarige van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger was dan zestien jaar, immers heeft hij toen aldaar aan [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2002, een film vertoond waarin opnamen of afbeeldingen waren opgenomen van seksuele/pornografische gedragingen, te weten orale seks;
4.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 in Nederland, meermalen, door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten door het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en een persoon genaamd [benadeelde 2] en door zijn positie als oom van die [benadeelde 2] , voornoemde [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994, waarvan verdachte wist deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, te weten het voor de webcam laten zien van haar ontblote borsten en het doen betasten van haar borsten, of zodanige handelingen van verdachte te dulden, te weten het voor de webcam aan die [benadeelde 2] laten zien van zijn, verdachtes, ontblote penis en het vervolgens maken van op en neer gaande bewegingen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden (pagina’s 19-20), voor zover inhoudende als waarnemingen en bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Informatief gesprek zeden met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2002.
Datum gesprek: 19 juni 2018.
[benadeelde 1] verklaarde samengevat onder andere dat:
De man die dit bij haar heeft gedaan [verdachte] heet en 2 straten verderop woont. Vroeger wel eens 1x in de maand samen met haar ouders bij hem op visite ging.
Het 1,5 jaar à 2 jaar geleden is gebeurd.
[benadeelde 1] weet dat net de Tilburgse kermis was geweest.
De man had opgebeld en vroeg of ze snoep wilde ophalen.
[benadeelde 1] daarheen is gegaan en hij vroeg of ze naar boven wilde komen.
Hij in een kamer ging zitten waar een computer stond.
Hij een seksfilm opzette en met zijn hand in zijn broek ging.
Hij tegen haar zei: “kom nu neuken”.
Hij had gezegd dat als zij niet zou neuken dat straks niemand meer met haar zou willen neuken.
Hij haar bij haar linkerborst had aangeraakt terwijl hij zichzelf bleef aftrekken met zijn andere hand.
Hij langs haar borst ‘gleed’.
Hij gisteren had opgebeld en zij hiervan was geschrokken. Zij het verteld heeft aan juffrouw [mentor benadeelde 1] omdat zij erg geschrokken was en bang was.
2.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juli 2018 (pagina’s 22-32), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 1] :
(pagina 22)
Plaats delict: [adres] (woning [verdachte] )
(…)
Op woensdag 11 juli 2018, om 13.10 uur, verscheen voor ons, in het politiebureau, Regiobureau, Rijnbeekstraat 1, 5913 GA Venlo, een persoon die ons opgaf te zijn:
Achternaam : [benadeelde 1]
Voornamen : [benadeelde 1]
Geboren : [geboortedag 2] 2002.
(…)
V: vraag verbalisanten
A: antwoord aangever
O: opmerking verbalisanten
V: (…) Waarvan wil je aangifte doen?
A: Ik wil aangifte doen van poging tot aanranding. Ik denk dat het zo heet.
V: Waar is het gebeurd?
A: [adres] .
V: Wie woont daar?
A: [verdachte]
(het hof begrijpt telkens: de verdachte)
(pagina 23)
V: Wie heeft die poging tot aanranding gedaan?
A: [verdachte]
(pagina 24)
V: Wanneer is het gebeurd?
A: Ongeveer 1,5 jaar geleden.
V: Hoe weet je dat het 1,5 jaar geleden was?
A: Het was na de Tilburgse Kermis en het is niet vorig jaar geweest.
Opmerking hof: Uit openbare bronnen (www.google.nl) blijkt dat in 2016 de Tilburgse kermis heeft plaatsgevonden in de tweede helft van de maand juli.
V: Wanneer is de Tilburgse kermis?
A: Het is dan altijd warm. [verdachte] had gezegd dat hij snoep van de Tilburgse kermis had meegenomen. Daarom weet ik dat.
V: Dus het is in 2016 gebeurd rond de Tilburgse kermis?
A: Ja.
V: Wie was erbij toen het gebeurde?
A: Alleen ik en [verdachte] .
V: Wat voor opleiding heb je gedaan?
A: Ik heb op basisschool te Schans in Blerick gezeten. Dat is speciaal onderwijs.
V: Waarom zat je op de Schans?
A: Ik heb op 2 basisscholen gezeten. Op de ene basisschool kon ik niet zo goed leren. Ik heb namelijk PDD-NOS.
(…)
V: Je hebt al gezegd dat je aangifte komt doen van poging tot aanranding. Wat is er gebeurd?
(pagina 25)
A: [verdachte] belde en mijn vader of moeder nam op. [verdachte] had gezegd dat hij Surinaams snoep had van de Tilburgse kermis. Mijn vader of moeder zei dat ik dat mocht gaan halen. Ik ging aan de deur en toen ik daar stond zei hij ‘kom eens mee naar boven’. Ik vond dat niet gek, want ik ken hem al heel lang dus ik deed dat. Maar toen ik bovenkwam zag ik dat hij allemaal seksfilms op had staan. Hij zat zichzelf af te trekken. Hij heeft ook mijn borst aangeraakt. Hij zei ook “kom neuken”. Ik heb toen gezegd dat ik dat niet wilde en dat ik daarvoor te jong was. (…) Hij bleef maar doorvragen om te neuken. Ik ben toen weggegaan en naar huis gegaan.
(…)
V: Hoe ziet de woning van [verdachte] eruit als je binnenkomt?
A: Er zijn twee deuren, 1 voor de woonkamer en 1 voor de wc. (…) Ik ben de woning ingegaan en toen de trap op. Op de eerste verdieping ben ik de eerste kamer rechts in gegaan.
V: Hoe zag die kamer eruit?
(…)
A: Er stonden 2 computers en een printer. Er lagen allemaal kleren op de grond.
V: Als je die kamer binnenkomt wat zag je toen?
A: [verdachte] ging zitten op de tweede stoel. Ik keek naar rechts naar de computers. Daar stonden films op.
V: Wat voor films?
A: Seksfilms
V: Wat zag je dat er gebeurde?
A: Een vrouw die het geslachtsdeel van een man in de mond had.
V: En toen?
A: [verdachte] bleef maar kijken en hij zocht naar andere films waarop mensen ook seks hadden. Hij vroeg of ik ook kwam zitten. Ik ging ook zitten.
V: En wat zei jij?
A: Ik zei niks. [verdachte] zei “wat is dat?”. Op een moment zag ik dat hij andere films aan het zoeken was omdat hij aan het scrollen was op het beeldscherm. Toen zag ik dat [verdachte] zichzelf aan het aftrekken was.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: (…) Hij zat met zijn hand in zijn broek en ik zag dat hij met zijn hand op en neer ging.
(pagina 26)
V: Toch nog even voor de duidelijkheid. Als een man zich aftrekt, wat doet hij dan?
A: Met zijn hand zijn geslachtsdeel vastpakken en dan op en neer bewegen.
V: Wanneer ging hij met zijn hand in zijn broek?
A: Volgens mij toen hij een ander filmpje had opgezet. Toen zat hij met zijn hand in zijn broek.
V: Hoe lang was jij op die kamer voordat hij met zijn hand in zijn broek ging?
A: Niet lang, 5 minuten ongeveer.
V: Wat zeiden jullie in die vijf minuten?
A: Ik kwam binnen, toen zei hij alleen “oh, wat is dit voor film”. Maar ik zei niks. Toen deed hij zijn hand in zijn broek. Toen hij klaar was met zijn hand in zijn broek, heeft hij mijn borst aangeraakt.
(…)
V: Dan pakt hij jou aan je borsten. Hoe deed hij dat?
A: Hij deed dat met zijn rechterhand. Hij wreef over mijn linkerborst.
V: Hoe weet jij nog dat het zijn rechterhand was?
A: Hij zat links naast mij. Zijn andere hand lag op zijn been. Het was zijn rechterhand, want ik weet dat hij niet met zijn hele linkerarm naar mij toe is gebogen.
V: Hoe raakt hij je borst aan?
A: Hij heeft mijn borst vastgepakt en hij wreef over mijn kleding over mijn linkerborst. Ik heb mijn bovenlichaam weggedraaid naar de rechterkant toen hij dat deed.
(…)
V: Jij hebt je weggedraaid. Wat gebeurde er toen?
A: Toen zei hij “kom neuken”.
(pagina 27)
V: En toen zei jij dat je dat niet wilde. En toen?
A: Toen vroeg hij het nog een keer iets met dat andere jongens mij later niet meer zouden willen.
V: Wat zei jij toen?
A: Ik ben veel te jong. Ik heb die vraag over andere jongens eigenlijk niet beantwoord.
V: Hoe gaat het dan verder?
A: Hij bleef maar doorvragen totdat ik het zat werd. En toen heb ik gezegd dat ik naar huis moest.
V: Wat zei hij dan allemaal?
A: Hij zei dat hij het echt met mij zou willen doen. Kom nu. Kom neuken. Dat bleef hij steeds zeggen. Toen heb ik gezegd dat ik naar huis moest en ben ik opgestaan en de trap afgegaan. Hij heeft mij daarna het snoep gegeven. Toen hij dat snoep gaf zei hij nog dat dit wel ons geheimpje moest blijven. Ik heb daar niks op gezegd.
(…)
V: Sinds wanneer ken jij [verdachte] ?
A: Sinds kleins af aan.
(pagina 28)
(…)
V: En op andere manieren nog contact?
A: Hij heeft me ook liggen bellen. De eerste keer dat ik naar het politiebureau ben gegaan, had hij mij die dag gebeld toen ik op school was. Hij had mij op mijn telefoon gebeld. Via Messenger heeft hij me iets langer geleden ook gebeld. Maar toen heb ik hem geblokkeerd. Toen hij op mijn telefoon belde kon ik niet opnemen. Ik heb toen teruggebeld en hoorde dat het [verdachte] was.
V: Hoe ging dat gesprek?
A: Mijn nicht was erbij. Ik belde het nummer en toen zei hij: he [benadeelde 1] , hoe is het? Ik heb toen opgelegd.
(…)
V: Hoe heet jouw nicht?
A: [nichtje benadeelde 1]
(het hof begrijpt: [nichtje benadeelde 1] ).
Die heeft ook gehoord wat [verdachte] zei.
(…)
V: Wat heb jij toen tegen [nichtje benadeelde 1] gezegd toen het gebeurde?
A: [nichtje benadeelde 1] vroeg aan mij wie het was. Ik heb haar toen verteld wat er gebeurd was.
(…)
V: Tegen wie heb je het het eerst verteld?
A: Tegen [nichtje benadeelde 1] .
(…)
A: Toen [verdachte] belde heb ik haar verteld dat dit de man was waarmee het gebeurd was. Wat er gebeurd was heb ik dus al eerder verteld.
(pagina 29)
V: Tegen wie heb je het na [nichtje benadeelde 1] verteld?
A: Op 18 juni
(het hof begrijpt: 18 juni 2019)heb ik het tegen mijn mentor [mentor benadeelde 1] gezegd. Op dezelfde dag had ik van school oudergesprek. Mijn moeder was bij dat oudergesprek. Ik heb het toen ook verteld.
(…)
We zijn toen direct vanuit het oudergesprek naar het politiebureau gegaan.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 juni 2019, proces-verbaalnummer PL2300-2018091468-10 (ongenummerde pagina’s), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [nichtje benadeelde 1] :
(pagina’s ongenummerd)
A: [benadeelde 1] kwam naar mij en ik zag dat zij aan het huilen was. Dit was op school. Ze vertelde mij dat ze was aangerand en dat een man haar had betast aan haar borsten. Ik zag dat [benadeelde 1] helemaal overstuur was en aan het huilen. Die man had haar namelijk tijdens de les gebeld. Hij belde met een anoniem nummer.
Tijdens de pauze belde hij weer en toen heb ik dat telefoongesprek opgenomen. Ik heb het gesprek op luidspreker gezet en [benadeelde 1] vertelde mij dat ze de stem herkende als de stem van de man die haar had aangerand. Ik hoorde dat hij zei: “Ha [benadeelde 1] ”. Ik hoorde dat dit de stem was van een man. Ik heb toen direct opgehangen. Ik zag dat [benadeelde 1] in paniek was en huilde. Wij zijn toen naar de juf gegaan.
(…)
A: Het was vorig jaar dat [benadeelde 1] het vertelde, net voor de zomervakantie 2018.
(…)
V: Wat gebeurde er toen?
A: (…)
Nadat [benadeelde 1] met de docent en de vertrouwenspersoon een gesprek heeft, hebben wij hierover niet meer met elkaar gesproken. Ik vond het zelf ook moeilijk om met haar hierover te praten. Ik heb dit gesprek aan niemand verder verteld. Een week later tijdens de kookles heeft [benadeelde 1] verteld dat de man die haar had aangerand haar alsmaar bleef bellen en zelfs bij [benadeelde 1] aan de deur was geweest.
V: Waar ken jij [benadeelde 1] van?
A: [benadeelde 1] is een achternicht van mij.
(…)
V: Wat heeft [benadeelde 1] verteld wie de man is, waar de aanranding heeft plaatsgevonden en waar hij momenteel woonachtig is?
A: [benadeelde 1] heeft mij verteld waar de man woont. (…) Ik weet dat dit in de buurt is waar [benadeelde 1] woonachtig is. Dit is een straat van haar woonadres vandaan.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 juli 2019, proces-verbaalnummer PL2300-2018091468-8 (ongenummerde pagina’s), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [mentor benadeelde 1] :
De getuige verklaarde:
V= vraag verbalisanten
A= antwoord getuige [mentor benadeelde 1]
O= opmerkingen verbalisanten
V: Wanneer ben je leerkracht/mentor van [benadeelde 1] geweest?
A: Dat was vorig schooljaar. Dus schooljaar 2017/2018.
(…)
V: Wat is [benadeelde 1] voor een kind?
A: Lief, behulpzaam, eerlijk.
(…)
V: Wat kun je ons vertellen over wat er met [benadeelde 1] is gebeurd?
A: Het is een tijd geleden. Ik zal vertellen wat ik weet. Ze stond op de gang en was overstuur. Ze kreeg al de hele tijd in de klas telefoon. Dat bleek, toen ze opnam, dat het die man was.
(…)
Ik heb haar toen apart genomen. [benadeelde 1] heeft toen bij mij verteld dat die man een bekende van de familie was en dat de familie daar goed contact mee had. Die man maakte ook vaker wat lekkers te eten. [benadeelde 1] is een keer naar die man gegaan om wat lekkers daar te gaan ophalen. Toen ze in de woning was van die man, wilde die man haar iets laten zien. [benadeelde 1] is toen met die man mee naar de computer gelopen en daar heeft ze pornografische afbeeldingen op de computer gezien van die man
(het hof begrijpt: op de computer van die man gezien). Die man deed haar toen ook oneervolle voorstellen.
(…)
Ik meen me nog te herinneren dat er een tijdje tussen dat feit zat en het moment dat [benadeelde 1] dat mij vertelde.
(…)
[benadeelde 1] kon (…) daarna niets meer zeggen. Zo overstuur was ze.
V: Wanneer heeft [benadeelde 1] dat tegen jou verteld?
A: Dat was in de laatste week van het vorige schooljaar.
5.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 mei 2017 (pagina’s 45-51), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] (namens het slachtoffer [benadeelde 2] ):
V: vraag verbalisanten
A: antwoord getuige [mentor benadeelde 1]
O: opmerkingen verbalisanten
(pagina 45)
A: (…)
(het hof begrijpt O:)Op maandag 3 april 2017 is er werkoverleg geweest tussen de zedenpolitie en
(pagina 46)
Humanitas. Het onderwerp betrof het vermoedelijk seksueel misbruik van [benadeelde 2] , geboren [geboortedag 3] 1994. [benadeelde 2] is verstandelijk beperkt en verblijft op de woonlocatie Hoornseschans te Nieuwegein. Zij had bij jullie aangegeven dat zij meerdere keren misbruikt was door haar oom.
(…)
Op 23 maart 2017 is er een taxatiegesprek geweest met [benadeelde 2] . Toen bleek uit jullie taxatiegesprek dat er mogelijk sprake was van seksueel misbruik en besloten jullie aangifte te gaan doen namens [benadeelde 2] .
V: Je zit hier namens Humanitas DMH. Wat is je functie bij Humanitas?
A: Ik werk nu 3 á 4 jaar bij Humanitas. Sinds een jaar in de rol als cliëntcoach.
(…)
V: Probeer in grote lijnen een beeld te schetsen van [benadeelde 2] .
A: Een licht verstandelijke beperking, veel meegemaakt in de gezinssituatie. Genetisch ook kwetsbaar, voor psychiatrische problematiek.
(…)
Angst om afgewezen te worden.
(…)
Ze heeft een vertraagde cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling. Samen met die angst lijkt het alsof ze moeilijk een eigen identiteit ontwikkelt..
(pagina 47)
(…)
V: En de betrouwbaarheid met betrekking tot het mogelijk seksueel misbruik?
A: Ik schat haar daar wel betrouwbaar in, op dat vlak.
V: Want?
A: Ze heeft het lange tijd voor zich gehouden. Zo ken ik haar ook. Als ze dan eenmaal met het verhaal komt, dan zit er vaak wel een kern van waarheid in. Of bijna altijd wel.
(…)
Ik ken haar niet als een meisje dat verhalen verzint. Meer dat zij verhalen voor zich houdt.
(pagina 48)
A: Als je haar eenmaal kent, als begeleider, dan is ze open.
V: Wanneer werd jij geconfronteerd met het mogelijke seksueel misbruik van [benadeelde 2] ?
A: Dat was eind december 2016. Toen heb ik het via een begeleider, haar persoonlijk begeleider, gehoord.
(…)
V: Wat is er aan je verteld?
A: (…)
Het ging erover dat [benadeelde 2] vertelde dat zij voor de webcam haar shirt uit had moeten doen van haar oom en dat hij seksuele handelingen deed voor de webcam en dat zij daar naar moest kijken.
V: Wat is er gebeurd vanaf december 2016 toen dit naar buiten kwam?
(pagina 49)
A: Op dat moment ging het er vooral om of ze wel of niet naar de familie zou gaan. [benadeelde 2] wilde haar oom niet zien.
V: Hoe gaat het dan verder in februari
(hof: 2017)?
A: (…)
[benadeelde 2] geeft dan aan dat haar oom haar weer lastigvalt. Ze gaf aan dat oom haar steeds belde en dat zij dat niet wilde.
Op 1 maart heeft [benadeelde 2] met haar oom gebeld. Dat gesprek heeft ze ook opgenomen, op advies van vader. Die opname hebben jullie.
(…)
V: Wanneer zou dit gebeurd zijn?
A: Ze is nu 23 jaar. Ze zegt zelf dat het met de webcam gebeurd is toen zij 13 á 14 jaar was.
(pagina 50)
V: Waar doe je aangifte van?
A: Dat zij haar shirt omhoog heeft gedaan voor de webcam, voor een man die seksuele handelingen laat zien.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 20 juni 2017 (pagina’s 52-56), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige] :
(pagina 53)
V: Wat is jouw functie?
A: Ik ben assistent begeleider bij Humanintas DMH.
Ik was begeleider van [benadeelde 2] in het begin. Ze bespreekt veel met mij, zoals ook het verhaal van misbruik. Het begon uit het niets.
V: Wanneer was dat?
Ik denk een week voor kerst. Ik vroeg haar wat haar plannen waren. Ze zei dat ze niet wist of ze naar haar oma wilde want dan kwam die oom ook. Ze benadrukte ‘die’.
Ze vertelde mij in grote lijnen. In de tijd van MSN, dus zo’n 10 jaar geleden ging ze chatten met hem.
(…)
Tijdens het chatten zou ze een keer haar shirtje omhoog hebben gedaan.
(…)
Zij zag het als: ‘hij vroeg het en ik deed het’.
(pagina 54)
(…)
Ze heeft ook nog een keer een gesprek met haar oom opgenomen. Dat gesprek hebben jullie als het goed is al in bezit. Ze heeft het mij laten horen. De oom zei: “ik ben fout geweest, dit had niet mogen gebeuren”.
(…)
We hebben in het team afgesproken om niets meer te vragen aan [benadeelde 2] . Alleen te reageren op wat zij vertelt.
Ze heeft bij mij en een aantal collega’s wat meer details losgelaten.
Er bleek dus dat als zij haar shirtje omhoog deed dat hij zich ging aftrekken.
(pagina 55)
V: Hoe zit het met de geloofwaardigheid?
A: (…)
Ze heeft het klein en voorzichtig verteld en langzaam zijn er details naar voren gekomen.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2017 (pagina’s 60-66), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
(pagina 60)
Op donderdag 29 juni 2017, omstreeks 10.30 uur werd [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] -1994 te Utrecht, gehoord in de kindvriendelijke studio.
Het verhoor is zoveel mogelijk letterlijk verwoord, maar niet geheel letterlijk weergegeven. De verklaring is in vraag en antwoord weergegeven.
V: vraag verbalisant
A: antwoord [benadeelde 2]
O: opmerkingen
V: Waar kom je over vertellen?
A: Mijn oom.
V: Hoe heet je oom?
A: [verdachte]
(…)
V: We weten niet alles en willen het dus van jou allemaal horen.
A: Wat hij heeft gedaan via de webcam.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Dingen laten zien… van onder.
V: Wat bedoel je daarmee, welke delen?
A: Zijn geslachtsdeel.
V: En verder?
A: Hij vroeg of ik mijn T-shirt uit wilde doen.
V: En toen?
A: Toen heb ik het gedaan.
(pagina 61)
V: Ik wil nog even wat vragen stellen over het verhaal van de webcam. Is dat 1x gebeurd of vaker?
A: Vaker.
V: Waar was jij als dat gebeurde?
A: Bij oma.
V: Waar woont die oma?
A: In Overvecht.
V: Hoe oud was je?
A: (…)
Ik denk 13.
V: Hoe weet je dat je 13 jaar was?
O: Ze beredeneert wanneer ze haar eerste vriendje had en wanneer ze geboren was en kwam toen tot de conclusie dat ze 13 of 14 jaar was, want het was 2 jaar voor het vriendje.
V: Hoe ging dat precies op de webcam?
A: MSN.
(pagina 62)
A: Mijn oom had MSN. De eerste maanden was het normaal.
V: En toen?
A: Werd het opeens anders.
V: Wat anders?
A: De webcam van hem ging aan.
V: Wat zag je toen?
A: Kwam zijn ding in beeld.
V: Wat bedoel je met ding?
A: Zijn geslachtsdeel. Daarna moest ik die van mij aan doen. Ik mocht niets zeggen. Het ging steeds door zo. Ik dacht dat ik het weggestopt had maar het kwam toch weer naar boven.
V: Hij vraagt of je je T-shirt uit wil doen. Wat gebeurt er dan?
A: Heb ik het gedaan.
V: Wat gedaan?
A: Uit gedaan.
(…)
V: Wat kon je oom van jou zien?
A: Toch logisch wat je dan ziet.
(…) Nota bene mijn eigen oom.
V: Je kan het mij wel vertellen. Je hoeft je niet voor mij te schamen. Wat kan je oom zien voor de webcam?
A: Gewoon, mijn borsten.
V: Is dat 1 keer gebeurd of vaker?
A: 2x.
V: Hoe weet je dat?
A: Weet dat het minder vaak is dat ik zijn lul heb moeten zien.
V: Duidelijk. Heb je wel eens gedacht om het niet te doen?
(pagina 63)
A: Heb het wel gedacht. Ik werd overgehaald.
V: Hoe overgehaald?
A: Zeggen dat ik knap ben, de knapste van de familie.
(…)
V: Waar was jij?
A: In een kamer bij oma.
V: Waar was je oom?
A: [adres] , vlakbij [adres] . In zijn huis.
A: Had ik al gezegd dat hij zich ging aftrekken.
V: Nee, wat bedoel je met aftrekken?
A: (…) hand eromheen en dan omhoog – omlaag.
V: Waar omheen?
A: Zijn lul.
V: Hoe zag zijn lul eruit?
A: Gatverdamme… stijf.
V: Hoe stopt het?
A: Als mijn tante of neef naar boven kwamen, dan stopte het.
V: Zijn er nog andere dingen voor de webcam gebeurd? Heb je nog dingen bij jezelf moeten doen?
V: Probeer maar in je eigen woorden te vertellen.
A: Gewoon… moest ze vasthouden.
V: Wat moest je vasthouden?
A: Gewoon mijn borsten.
V: Hoe kwam het dat je dat ging doen?
A: Moest, een opdracht.
V: Van wie moest dat?
A: Oom… nu heb ik dat gedaan en moet jij dat doen.
V: Hoe vaak is het gebeurd? 1x of vaker?
A: Tussenin. Niet zo vaak.
(pagina 65)
V: Hoe kwam het dat je ging vertellen?
A: Mijn oom ging videobellen en ik wilde niet opnemen. Toen kwam alles boven en ben ik gaan vertellen.
(pagina 66)
V: Wie is ome [verdachte] ?
A: Het is een aangetrouwde oom. Oma heeft 3 dochters, 1 is er getrouwd met ome [verdachte] .
8.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2017 (pagina’s 67-70), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 11 oktober 2017 werd door verbalisant [verbalisant 5] in de audiovisuele ruimte van het bureau van politie te Hilversum aanvullend gehoord:
[benadeelde 2] (
hof: [benadeelde 2]) [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994 te Utrecht.
Vanuit de regiekamer werd het verhoor gevolgd en schriftelijk weergegeven in dit proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 4] .
(pagina 67)
V: Om welke oom ging het ook alweer?
A: [verdachte] .
(pagina 70)
V: Weet je zijn achternaam?
A: Ja, [verdachte] .
9.
Het proces-verbaal d.d. 11 september 2017 met bijlagen (pagina’s 71-77), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
(pagina 71)
Aangeefster [aangever] verklaarde dat slachtoffer [benadeelde 2] op 1 maart 2017 een telefoongesprek opgenomen had tussen haar en haar oom, zijnde de verdachte.
(…)
Dit gesprek is uitgewerkt door het bedrijf O.O.R. te Limmen.
Het gesprek is als bijlage gevoegd aan dit proces-verbaal.
(pagina 72)
Verslag van het telefoongesprek tussen de verdachte en slachtoffer [benadeelde 2] . Bij de letterlijke weergave (van een gedeelte) van het verhoor, staat achter “VD.:” datgene te lezen wat is gesproken door de verdachte en achter “SO.:” datgene wat is gezegd door slachtoffer [benadeelde 2] .
VD.: Met [verdachte] .
(…)
VD: Ja, je bent heel erg teleurgesteld in mij, hè?
SO.: Ja.
VD.: Ja, ik ik eh, ik wil, ik wel met oprecht… wil ik een goed eh gesprek met jou voeren. Je weet, je weet dat ik absoluut niet zo ben. Dat weet je wel, hè?
SO.: Ja, maar het is wel gebeurd en ik ben het niet vergeten.
VD.: Ja, klopt. Ik geef jou, ik geef jou alle, alle, alle gelijk geef ik jou. Daarom mijn oprechte excuses, maar ik bedoel, we moeten toch verder gaan. Dat, dat snap jij wel, hè?
(…)
VD.: (...) Daarom wil ik ook met jou een goed gesprek voeren om het gewoon af te sluiten, begrijp je?
SO.: Hoe zie je dat voor je?
VD.: Ja eh eh er, het zijn, het zijn dingen eh gebeurd die ’t niet moeten gebeuren.
(…)
VD.: Kijk en als je dan… en als je daar moeite mee hebt… dan snap ik dat wel, maar ik zou niet weten hoe ik dat met jou dan… op welke manier, of hoe dan ook, met jou kan goedmaken. Ik kan hoogstens met jou… een goed gesprek voeren en gewoon proberen dat jij geen, geen schade gaat lijden als je mij ziet. Begrijp je wat ik bedoel?
SO.: Ja, ik begrijp het… maar kijk…
VD.: En ik, ik snap, ik snap ook jou wel. Ik snap jou volledige. Ik snap jou 1000% (duizend procent). Het had niet moeten gebeuren. Kom op, laten we eerlijk zijn, begrijp je?
SO.: Ja, klopt.
VD.: Maar… ik kan ’t niet terugdraaien. Jij kan het ook niet terugdraaien.
(…) ik weet niet hoe dat eigenlijk is gekomen, dat weet ik ook niet.
Begrijp mij absoluut niet verkeerd. Het had niet moeten gebeuren en ik, ik nogmaals: ik snap jou helemaal. Dus… ja, ik hoop dat je mij kan vergeven, hoop ik. En ik…
SO.: Nou luister, even uitleggen.
VD.: Ja.
(pagina 73)
SO.: Hoe het bij mij weer naar boven is gekomen?
(…)
SO.: Tot op een gegeven moment had je mij rond 11 uur eh ergens in de avond..
VD.: Ja
SO.: … ging videobellen.
VD.: Ja, klopt, klopt.
SO.: Maar voor mezelf dacht ik van: oh nou, ik ben het vergeten. Maar ja, blijkbaar zoiets…
VD.: Dan…
SO.: …vergeet ik niet.
(…)
SO.: Ik denk niet dat andere mensen het ook weten … over dit, want volgens mij is dit iets tussen ons, toch of niet?
VD.: ja, ik denk dat het ook tussen ons moet blijven, denk ik. Eh eigenlijk moet het tussen ons blijven. We zijn groot genoeg om daarover uit te praten. We, de buitenwereld hoeft het niet te weten, want er is… ik heb jou niet aangeraakt, begrijp je?
SO.: Nee, dat niet, dat heb je niet gedaan.
VD.: Want dat respect heb ik wel naar, naar onze familie en onze kinderen.
(…)
SO.: Als je dan zoveel respect hebt, waarom loop, waarom heb je dan toen die feiten voor de rest eh jezelf lopen… ja, als je…
(…)
VD.: Ja, klopt, klopt. Nou, luister, dat probeer ik nou net uit te leggen. Ik ben, ik ben ook eh ik, ik wil het nu nog niet, ik wil het nu nog niet. Kijk. Waarom ging ik jouw telefoonnummer vragen, want ik zit daar ook eigenlijk al een langere tijd mee.
(…)
VD.: En ik wist, dus ik wist niet, ik kon, ik zag je wel af en toe bij [vriendin verdachte] , maar mijn gedachten gaan eh ik, ik heb het meisje pijn gedaan. (…) want je bent uiteindelijk eh een meisje en, en, en, en, en ’t kan eh héél erg veel schade voor mij berokkenen, begrijp…
(pagina 74)
VD.: Kijk, nogmaals… het spijt me heel erg lieverd. Ik, ik zeg ook lieverd, omdat je bent onze kind, begrijp je?
(…)
VD.: Maar op, op dat je oprecht boos bent daar heb je gelijk in.
SO.: Ik ben boos, ik voel me niet op m’n gemak.
(…)
SO.: Vorige keer, toen ik met een vriendin van mij kwam, toen [vriendin verdachte] jarig was, toen zat je toch ook aan m’n arm te wrijven, om het zo effe te zeggen.
VD.: Ik zat, ik ze, ik gaf je gewoon een hand, ja klopt, klopt.
SO.: Zelfs dat vond ik niet eens fijn. (…) Zo ver is het al.
(…)
VD.: Als je dat wil, ik wil het gewoon allemaal maar goedmaken en niet anders dan goedmaken. En ik weet dat dat eigenlijk niet de bedoeling was, maar ik weet nu nog niet hoe dat is gebeurd. Misschien is dat door het… door ehm, misschien is dat door… enthousiasme, nieuwsgierigheid, want denk ‘r aan, denk d’r aan, dat ik absoluut niet zo ben ingesteld. Ik weet, misschien omdat eh omdat eh de
(onverstaanbaar)uit te proberen of zo. Weet je? Kijk, kijk eh, eh, eh, eh maar dat, dat bij, toevallig bij jou uitkomt, ja eh ik, ik, ik, ik, ik kende niemand anders misschien.
(…)
Weet je, want eigenlijk eh ben jij meer gepijnigd dan ik.
(…)
Want jij ben de slachtoffer, toch?
SO.: Ja.
(pagina 75)
VD.: (…) Een babbeltje kunnen maken… zonder dat we elkaar eh, eh, eh beledigen, of pijn doen, of met rare gedachten eh, eh, eh, eh met die gedachten zitten. En dat ja, we ie, ie, dat jij zoveel pijn heb, of, of irritatie, of iets ja eh het spijt me heel erg, ik zou niet weten hoe ik eh het moet goedmaken. Dus, dus daarom vraag ik mij, mij ook af van eh hoe dat heeft kunnen gebeuren. Het had niet moeten gebeuren. Geloof mij echt maar, want eh jij hebt een idee gehad dat ik jou probeer te bereiken, maar alleen maar om jou proberen te bereiken, om mij eh met jou een gesprek te voeren op een fatsoenlijke manier, dat ik jou ook dat kan uitleggen en dat jij dat gewoon achter je kan sluiten. Maar waarschijnlijk lukt dat nog niet bij jou, toch?
SO.: Nee.
(…)
VD.: Ik zit daar ook mee, begrijp je? Ik ben ook 52 jaar. Ik bedoel en ik bedoel eh hé, dat, dat, dat, dat, dat kan ook niet wat er gebeurt.
(…)
VD.: Niet om mij te helpen, want kijk, ik ben een manspersoon weet je, maar jij bent een dame. Jij hebt problemen ermee en dan ben ik verplicht om jou daarmee te helpen. Maar ik zou niet weten hoe ik dat moest doen, begrijp je?
SO.: Ja, jij wil het tussen ons houden, zodat de rest van de familie het niet weet.
(…)
VD.: (…) Laten we het tussen ons houden.
(pagina 76)
(…) want kijk eh van mijn kant uit, het moet tussen ons blijven.
(…)
SO.: Het liefst speel ik gewoon open kaart tegenover iedereen.
VD.: Nou dat, dat is dan, dat is eigenlijk niet de bedoeling. Ik bedoel, we moeten het echt sowieso eh tussen ons tweeën houden vind ik en gewoon goed, goed, goed praten. Desnoods een paar keer praten, begrijp je?
Kijk, ik, ik, ik weet niet hoe, hoe, hoe oud jij al bent? Denk gauw al 20 (twintig), 22 (tweeëntwintig) jaar?
SO.: 22 (Tweeëntwintig).
VD.: Nou en je bent toch groot en eh verstandig en, en, eh en eh zal maar zeggen eh, eh, eh goed gebekt eh laat ik zeggen dat, dat om een goed gesprek te voeren, het tussen ons blijft en dat we dat kunnen sluiten. Dat is joh, uiteraard is dat mijn oplossing, begrijp je?
SO.: Ja
VD.: Maar wij moeten tot een, tot een, tot een oplossing komen. Kijk, enne… de buitenwereld hoeft dat niet te weten.
(pagina 77)
SO.: Nee
VD.: …begrijp je? En, en je kan mij alle hulp vragen die jij nodig hebt, zal ik je helpen. Eh, eh, eh, eh, eh, eh ik bedoel… maar als het maar niet naar buiten komt, snap je?
SO.: Mm, mm.
(…)
SO.: Ik ben nog steeds boos.
VD.: Ja, je mag boos zijn, je mag boos zijn. We moeten elkaar eh nog vaker pra, spreken, ja?
SO.: Ja.
VD.: Is goed, niet boos zijn a.u.b.
SO.: Nou, dat is wat jij wil.
VD.: Ja, dat wil ik jaha, laten we lachen d’r over, hè?
SO.: Zo eh… lacherig is het niet hoor, maar goed.
VD.: Wat zeg je?
SO.: Zo lach eh zo eh, het is niet om te lachen.
10.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 15 januari 2019 (pagina’s 90-103), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
(pagina 91)
V = vraag verbalisanten
O = opmerking verbalisanten
A = antwoord verdachte
(opmerking hof: uit het proces-verbaal blijkt dat de verdachte [verdachte] wordt genoemd).
V: Je wordt verdacht van seksueel misbruik van [benadeelde 2] .
(pagina 92)
A: We hebben wel eens met elkaar gechat.
Ik weet dat ze in 1993
(het hof begrijpt: in 1994)is geboren.
Ik woon sinds 1997 in [adres] (het hof begrijpt: gemeente [adres] ). (…) Mijn vrouw is de oudste tante van [benadeelde 2] .
V: Wat voor meisje is [benadeelde 2] ?
A: (…)
Vroeger had je MSN. Ik heb een keer met haar gechat via MSN. Ik had een nieuwe computer gekocht en een vriend van mij had alles aangesloten. In 2007 ben ik in de ziektewet terecht gekomen i.v.m. mijn hart. Dan zit je thuis en heb je een computer gekocht.
(…)
Op MSN zaten mijn neefjes en familieleden van mij. In die tijd heb ik (…) contact gehad met haar via MSN. (…) Dat was in 2007.
(pagina 93)
(…)
Ik heb nog een keer of 4 (ongeveer) via MSN met haar contact opgenomen.
Ze heeft bij haar oma in Utrecht gewoond.
(…)
A: (…) Ze heeft via de webcam contact met ons opgenomen. Een enkele keer met mij alleen.
(pagina 94)
V: Hoe vaak hebt u met haar alleen contact gehad via MSN?
A: Ik denk 3 keer. Dat was in de periode van 2007.
(…)
Vanaf 2009 gebruiken we geen MSN meer.
(pagina 95)
V: Die webcam zat vast aan het beeldscherm.
(pagina 96)
O: De cliëntcoach van [benadeelde 2] verklaarde dat [benadeelde 2] op 1 maart 2017 een telefoongesprek had opgenomen tussen haar en u.
Ik zal u stukjes voorlezen. VD bent u en SO is [benadeelde 2]
“VD: Met [verdachte] .
SO: Ja met (onverstaanbaar)
VD: (…) hoe is het?
(…)
VD: Je bent heel erg teleurgesteld in mij, he.
SO: Ja.
VD: Ja, ik ik eh, ik wil, ik wil met oprecht … wil ik een goed eh gesprek met jou voeren. Je weet, je weet dat ik absoluut niet zo ben. Dat weet je wel, he?
SO: Ja, maar het is wel gebeurd en ik ben het niet vergeten.
VD: Ja, klopt. Ik geef jou, ik geef jou ook all, alle, alle gelijk geef ik jou. Daarom mijn oprecht excuses, maar ik bedoel, we moeten toch wel verder gaan. Dat, dat snap jij wel he.”
V: Waar gaat dit gesprek over?
(pagina 97)
A: Oké. Het gaat over de webcamera dat ze het gevoel heeft dat ik haar seksueel wilde benaderen.
(pagina 100)
We gaan het nu hebben over de zaak [benadeelde 1] .
A: Die ken ik goed. Zij kwam bij ons.
V: Wat is er boven?
A: Ik heb boven mijn slaapkamer, computer.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 4
I.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde. Daartoe is – op gronden zoals verwoord in de pleitnota’s – onder meer aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van – kort gezegd – het bewegen van een minderjarige tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. De verdediging is van oordeel dat de belastende verklaring van [benadeelde 2] niet betrouwbaar is en dat bij de beoordeling van de juistheid van haar verklaring terughoudendheid dient te worden betracht. Het gaat om feiten die (deels) beweerdelijk in 2007 of 2008 zouden hebben plaatsgevonden en tussentijdse beïnvloeding valt niet uit te sluiten. Voorts lijkt [benadeelde 2] al eerder slachtoffer te zijn geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Haar verklaringen zijn bovendien niet consistent. De verklaringen van [aangever] en [getuige] kunnen niet als steunbewijs dienen nu deze verklaringen van dezelfde bron – namelijk [benadeelde 2] – afkomstig zijn. Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat de bij [benadeelde 2] waargenomen emoties veel te laat zijn om nog als steunbewijs te kunnen dienen.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde 2]
Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen redenen om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 2] en van [aangever] en [getuige] te twijfelen. Anders dan de verdediging en met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat [benadeelde 2] in de kern consistent, gedetailleerd en authentiek heeft verklaard over hetgeen voor de webcam is gebeurd. Zij heeft verklaard dat haar oom, de verdachte, voor de webcam zijn geslachtsdeel heeft laten zien en zich heeft afgetrokken en dat zij, toen hij dat vroeg, haar T-shirt heeft uitgedaan en haar borsten heeft getoond aan de verdachte en dat zij van de verdachte haar borsten moest vasthouden. Uit de verklaring van [aangever] blijkt dat zij [benadeelde 2] niet kent als een meisje dat verhalen verzint maar juist verhalen voor zich houdt en dat, als je haar eenmaal kent als begeleider, zij open is. Door [getuige] , een van de begeleiders van [benadeelde 2] , is verklaard dat [benadeelde 2] , naar aanleiding van een vraag wat zij met de kerst ging doen, vertelde dat zij tijdens het chatten met een oom haar shirtje omhoog had gedaan. [benadeelde 2] heeft daarna wat meer details losgelaten, zoals dat de verdachte zich ging aftrekken. Volgens [getuige] heeft [benadeelde 2] het ‘klein en voorzichtig’ verteld en zijn er langzaam details naar voren gekomen.
Er zijn geen aanwijzingen voor een mogelijke tussentijdse beïnvloeding van [benadeelde 2] . Zo blijkt uit de verklaring van [getuige] dat [benadeelde 2] uit eigen beweging vertelde over het chatten met de oom, verdachte, waarbij zij haar shirtje omhoog heeft gedaan en dat zij gaandeweg wat meer details heeft verteld. Voorts wijst het hof op de verklaring van [getuige] dat in het team is afgesproken om niets meer te vragen aan [benadeelde 2] en alleen te reageren op wat zij vertelt. In hetgeen door de verdediging verder is aangevoerd (zoals de uitlating van [benadeelde 2] dat zij heeft geroepen: ‘Wat moet ik dan zeggen? Dat ik mijn borsten van hem moest laten zien terwijl hij zich zat af te trekken?’ (pagina 38 van het dossier)), ziet het hof, anders dan de raadsman, geen aanwijzing van tussentijdse beïnvloeding die aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde 2] afbreuk zou doen.
De verklaring van [benadeelde 2] vindt steun in de verklaring van de verdachte dat hij wel eens met haar chatte via MSN en in het telefoongesprek d.d. 1 maart 2017. In dat gesprek erkent de verdachte dat er dingen zijn gebeurd die niet hadden mogen gebeuren, dat het iets is wat tussen hem en [benadeelde 2] moet blijven en niet voor de buitenwereld bekend mag worden en dat zij, [benadeelde 2] , slachtoffer is. Het hof leidt uit de inhoud van het telefoongesprek af dat het onderwerp van het gesprek betrekking had op seksuele handelingen van de zijde van de verdachte waar [benadeelde 2] het slachtoffer van is geworden. Het hof wijst in het bijzonder op de opmerking van de verdachte dat er dingen zijn gebeurd die niet hadden mogen gebeuren, dat hij [benadeelde 2] niet zou hebben aangeraakt, dat hij haar pijn heeft gedaan en dat hij weet dat ze boos op hem is. Ook wijst het hof op de verklaring van de verdachte als hem delen van het telefoongesprek worden voorgehouden, waaruit het hof afleidt dat de verdachte erkent dat het telefoongesprek een seksuele strekking had.
Het hof heeft, gelet op het voorgaande, geen enkele reden om aan de inhoud van de voor het bewijs gebruikte verklaring van [benadeelde 2] te twijfelen. De omstandigheid dat er enige tijd is verstreken tussen het laten plegen en het dulden van de ontuchtige handelingen en de afgelegde verklaring door [benadeelde 2] is voor het hof geen reden om tot een ander oordeel te komen. Ook de omstandigheid dat er eerder sprake zou zijn geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens [benadeelde 2] brengt het hof niet tot een ander oordeel. Ook overigens ziet het hof in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen reden om aan de betrouwbaarheid van de voor het bewijs gebruikte verklaring van [benadeelde 2] te twijfelen.
Het hof acht de verklaringen van [benadeelde 2] dan ook betrouwbaar en geloofwaardig. Het hof zal de verklaring dan ook tot het bewijs bezigen.
Voldoende steunbewijs
Het hof stelt voorop dat volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en niet vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van aangeefster op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Ten aanzien van de verklaring van [benadeelde 2] overweegt het hof dat deze niet alleen voldoende betrouwbaar is, maar ook voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Het hof wijst in dit verband niet alleen op de verklaring van [getuige] dat [benadeelde 2] heeft verteld dat zij, [benadeelde 2] , in de tijd van MSN, heeft gechat met de verdachte, dat ze tijdens dat chatten haar shirt omhoog heeft gedaan en dat de verdachte zich daarbij heeft afgetrokken, maar ook op het hiervoor weergegeven telefoongesprek tussen de verdachte en [benadeelde 2] waaruit het hof afleidt dat het onderwerp van het gesprek betrekking had op seksuele handelingen van de zijde van de verdachte waarvan [benadeelde 2] het slachtoffer is geworden, en op de verklaring van de verdachte zelf, inhoudende dat hij met [benadeelde 2] chatte via MSN.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum en acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Het hof ziet ook overigens in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de verdediging op alle onderdelen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de feiten 1 en 2
I.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Daartoe is – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het – kort gezegd – plegen van ontuchtige handelingen met de minderjarige [benadeelde 1] en het aan haar vertonen van een pornografische film.
De verdediging is van oordeel dat de aangifte van [benadeelde 1] niet voldoende betrouwbaar is om tot een bewezenverklaring te komen. Door het tijdsverloop in de zaak kan de feitelijke gang van zaken niet meer op een betrouwbare wijze worden vastgesteld en kan ook niet meer worden bepaald of tussentijdse beïnvloeding van aangeefster heeft plaatsgevonden. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van [nichtje benadeelde 1] en [mentor benadeelde 1] , naast onbetrouwbaar, niet ondersteunend zijn voor de verklaring van aangeefster, nu de verklaringen van [nichtje benadeelde 1] en [mentor benadeelde 1] tot dezelfde bron – namelijk aangeefster – dienen te worden gerekend. Voorts stelt de verdediging zich op het standpunt dat de waarnemingen van [nichtje benadeelde 1] en [mentor benadeelde 1] van de emoties bij aangeefster niet kort na het moment dat het strafbare feit zouden hebben plaatsgevonden en ook daarom niet als steunbewijs kunnen dienen. Ook valt uit die verklaringen niet af te leiden dat het om de verdachte zou gaan. De verdediging stelt zich voorts op het standpunt dat van een schakelbewijsconstructie geen sprake kan zijn, nu er onvoldoende steunbewijs is en ook geen sprake is van een modus operandi die in overwegende mate in de verschillende gevallen overeenkomt. Er kan niet gesproken worden van een ‘specifieke werkwijze’ of handelwijze waaraan verdachte kan worden herkend.
Het hof overweegt als volgt.
Betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [benadeelde 1]
Op 19 juni 2018 vond met aangeefster een informatief gesprek zeden plaats, waarna zij op 11 juli 2018 tegen de verdachte aangifte heeft gedaan. Anders dan de verdediging en met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat aangeefster in de kern consistent, gedetailleerd en authentiek heeft verklaard over hetgeen in het huis van verdachte is gebeurd. Zowel tijdens het informatief gesprek (pagina’s 19-20 van het dossier) als bij haar aangifte verklaart zij dat zij bij de verdachte snoep ging ophalen, dat de verdachte vroeg of zij naar boven wilde komen, dat er een computer was en de verdachte een seksfilm opzette, dat de verdachte zich met een hand in zijn broek ging aftrekken en dat hij tegen haar zei: “Kom nu neuken”, en dat hij haar bij haar borst heeft aangeraakt.
Aangeefster heeft, voordat zij aangifte heeft gedaan, aan meerdere personen verteld over wat er is gebeurd, waarbij zij erg van streek was. Haar mentor, [mentor benadeelde 1] , heeft verklaard dat aangeefster haar heeft verteld dat zij, aangeefster, een keer bij een man, een bekende van de familie, was geweest om wat lekkers te halen, dat zij met die man is meegelopen naar de computer en dat zij daarop pornografische afbeeldingen heeft gezien en dat die man haar ook oneerbare voorstellen deed. Door [nichtje benadeelde 1] is verklaard dat aangeefster haar heeft verteld dat een man haar had betast aan haar borsten.
Hoewel de verklaringen van [mentor benadeelde 1] en [nichtje benadeelde 1] over hetgeen aangeefster hen heeft verteld voor wat betreft de aard van de seksuele handelingen niet overeen komen – [mentor benadeelde 1] spreekt van pornografische afbeeldingen en oneerbare voorstellen en [nichtje benadeelde 1] over het betasten van de borsten – ziet het hof daarin geen aanleiding om aan de verklaring van aangeefster te twijfelen. Zowel uit de verklaring van [mentor benadeelde 1] als uit de verklaring van [nichtje benadeelde 1] volgt dat aangeefster is geconfronteerd met ontuchtige handelingen waar aangeefster zelf bij haar aangifte ook over heeft verklaard. Uit de verklaring van [mentor benadeelde 1] blijkt dat aangeefster het heeft over een man, een bekende van de familie, waar zij wat lekkers ging halen. Uit de verklaring van [nichtje benadeelde 1] volgt dat aangeefster haar heeft verteld dat de man die aangeefster heeft aangerand in de buurt woonde. Bezien in samenhang met de verklaring van aangeefster waarin zij de verdachte noemt als de dader valt hieruit zonder enige twijfel af te leiden dat zij, toen zij met [mentor benadeelde 1] en [nichtje benadeelde 1] sprak, doelde op de verdachte.
Het hof heeft geen enkele reden om aan de inhoud van de voor het bewijs gebruikte verklaring van aangeefster te twijfelen. De omstandigheid dat er enige tijd is verstreken tussen het plegen van de ontuchtige handelen en de aangifte is voor het hof geen reden om tot een ander standpunt te komen. De verstreken tijd is niet zodanig essentieel dat aan de verklaring van aangeefster geen geloof kan worden gehecht. Voorts zijn uit het onderzoek geen aanwijzingen naar voren gekomen dat mogelijk sprake is geweest van tussentijdse beïnvloeding.
Het hof acht de verklaring van aangeefster dan ook betrouwbaar en geloofwaardig. Hetgeen door de verdediging overigens is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Het hof zal de verklaring dan ook tot het bewijs bezigen.
Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd evenmin reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [mentor benadeelde 1] en [nichtje benadeelde 1] te twijfelen.
Voldoende steunbewijs
Zoals hiervoor reeds is overwogen kan volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en niet vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van aangeefster op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De verklaring van aangeefster [benadeelde 1] is niet alleen betrouwbaar, maar vindt ook voldoende steun in andere bewijsmiddelen. Het hof wijst in dat verband op de verklaring van de mentor van aangeefster, [mentor benadeelde 1] . Uit die verklaring blijkt niet alleen dat aangeefster haar heeft verteld over de pornografische afbeeldingen die aangeefster te zien kreeg en de oneerbare voorstellen die haar zijn gedaan, maar ook over de heftige reactie van aangeefster toen zij, aangeefster, die dag door de verdachte werd benaderd. Door [mentor benadeelde 1] is namelijk verklaard aangeefster op de gang stond en overstuur was, dat zij de hele tijd in de klas telefoon kreeg van ‘die man’ en dat aangeefster, nadat zij had verteld wat er was voorgevallen, niets meer kon zeggen omdat ze zo overstuur was.
Voorts wijst het hof op de verklaring van de achternicht van aangeefster die bij haar in de klas zat, [nichtje benadeelde 1] . [nichtje benadeelde 1] heeft verklaard dat zij zag dat aangeefster op school helemaal overstuur was en aan het huilen was omdat de man die haar had betast aan de borsten haar tijdens de les had gebeld. Toen de man tijdens de pauze weer belde en [nichtje benadeelde 1] opnam, herkende aangeefster de stem van de man die haar had aangerand en was ze in paniek en huilde ze.
Het hof concludeert uit het voorgaande dat [mentor benadeelde 1] en [nichtje benadeelde 1] over dezelfde gebeurtenis verklaren en over de emoties van aangeefster, direct nadat de verdachte weer met haar contact opnam. In deze verklaringen ziet het hof steunbewijs voor de verklaring van aangeefster. Het gaat daarbij niet alleen om wat aangeefster hen heeft verteld over wat er was voorgevallen, maar ook om haar reactie als zij, na geruime tijd, weer wordt benaderd door de verdachte: aangeefster raakt hiervan overstuur en in paniek. De emoties zoals beschreven komen het hof authentiek over. Daaruit leidt het hof af dat de omstandigheid dat de verdachte – na geruime tijd – weer contact met haar zoekt een enorme impact op haar heeft.
Voorts vindt de aangifte van [benadeelde 1] steun in het navolgende.
De door het hof gebezigde bewijsmiddelen in de zaak van [benadeelde 1] vertonen een aantal opvallende overeenkomsten met de zaak van [benadeelde 2] . Het gaat immers in beide gevallen om nog minderjarige, jonge meisjes in de leeftijd van 12-14 jaar, in de directe omgeving van de verdachte. Immers, [benadeelde 1] kwam met haar ouders bij verdachte op bezoek. [benadeelde 2] is het nichtje van verdachte waarmee hij contact had. Beide meisjes hebben verklaard dat de verdachte zich voor hun ogen heeft afgetrokken.
Uit hun verklaringen blijkt ook dat de aandacht van de verdachte dan was gericht op hun borsten. Beide meisjes kenden elkaar niet en hebben geheel onafhankelijk van elkaar verklaard over de ontuchtige handelingen, hetgeen de authenticiteit en geloofwaardigheid van de verklaringen van de beide meisjes over en weer versterkt.
Voor de bewezenverklaring van de ontucht in de zaak van [benadeelde 1] acht het hof dan ook mede redengevend de bewezenverklaring van de ontucht door de verdachte in de zaak van [benadeelde 2] . Weliswaar zijn er verschillen tussen beide zaken, zoals de omstandigheid dat in de zaak van [benadeelde 2] sprake was van ontucht met een webcam en in de zaak van [benadeelde 1] een pornografische film werd getoond, maar deze verschillen zijn niet zodanig essentieel dat dit aan het voorgaande in de weg staat. De wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan komt op essentiële punten overeen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Hetgeen door de verdediging overigens is aangevoerd brengt het hof niet tot een ander oordeel. Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de verdediging op alle onderdelen.
II.
Door de verdediging is het – voorwaardelijk – verzoek gedaan om een deskundigenonderzoek te gelasten naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] .
Het hof acht zich door het verhandelde ter terechtzitting voldoende ingelicht. Het hof acht een dergelijk onderzoek dan ook niet noodzakelijk en wijst het verzoek af.
III.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
IV.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
afbeeldingen, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een persoon waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen of van hem te dulden.
meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte voor de tenlastegelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde een contactverbod ten aanzien van beide slachtoffers.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen strafmaatverweer gevoerd, maar heeft aandacht gevraagd voor de omstandigheden dat het om (relatief) oude feiten gaat, de verdachte geen Justitiële Documentatie heeft, een groot deel van de buitenwacht zijn oordeel al heeft geveld omtrent de schuld van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden, waaronder het volstrekt solitair en eenzaam bestaan en sterke suïcidale neigingen van verdachte.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan:
  • het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje door haar borst te betasten en in het bijzijn van dat meisje zich af te trekken waarbij hij tegen haar heeft gezegd “kom neuken”, althans woorden van gelijke strekking;
  • het tonen van een pornografische film aan hetzelfde minderjarig meisje;
  • het door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht zijn nichtje, waarvan hij wist dat zij nog geen 18 jaar oud was, opzettelijk bewegen tot het voor de webcam laten zien van haar ontblote borsten en het voor de webcam doen betasten van haar borsten, alsmede het dulden van ontuchtige handelingen door zich voor de webcam, kort gezegd, af te trekken.
Door aldus te handelen heeft de verdachte op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden. Een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, is door het handelen van de verdachte op grove wijze aangetast. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de (seksuele) ontwikkeling van de slachtoffers. Uit de slachtofferverklaring van [benadeelde 2] , de vorderingen tot schadevergoeding en de toelichting op deze stukken, volgt dat de gebeurtenissen een grote impact hebben op het leven van de slachtoffers. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. Daar komt bij dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat hij een goede bekende dan wel een familielid van de slachtoffers was. De verdachte heeft kennelijk uitsluitend zijn eigen behoeftebevrediging vooropgesteld.
Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 mei 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met zich brengt. Hoewel door de advocaat-generaal deze straf is gevorderd bij een bewezenverklaring van alle feiten en het hof de verdachte vrijspreekt van het onder 3 tenlastegelegde, acht het hof voornoemde straf, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, passend en geboden. Het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk indien alle tenlastegelegde feiten zouden worden bewezenverklaard, zoals door de advocaat-generaal geëist, doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof acht met de advocaat-generaal een contactverbod met [benadeelde 1] alsmede een contactverbod met [benadeelde 2] als bijzondere voorwaarden noodzakelijk, zodat zij gedurende de proeftijd niet tegen hun wil met (berichten van) verdachte worden geconfronteerd.
De gedingstukken geven het hof in het kader van de straftoemeting aanleiding ambtshalve te constateren dat het in artikel 6 EVRM bedoelde recht van verdachte op een openbare behandeling van de strafzaak binnen een redelijke termijn is geschonden. Gebleken is namelijk dat de rechtbank het dossier niet binnen acht maanden naar het hof heeft gestuurd.
In de onderhavige strafzaak is op 6 november 2019 door de officier van justitie hoger beroep ingesteld. De stukken van het geding zijn eerst op 10 augustus 2020 – zijnde meer dan acht maanden na het instellen van hoger beroep – ter griffie van het hof binnengekomen. Daarmee is de redelijke termijn in hoger beroep overschreden, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze termijnoverschrijding rechtvaardigen. Het hof is evenwel van oordeel dat slechts sprake is van een geringe overschrijding van de redelijke termijn. Bovendien vindt de afdoening van de zaak in hoger beroep ruim binnen 2 jaar na het instellen van het hoger beroep plaats. Gelet hierop zal het hof volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is geschonden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.000,00, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij is in deze vordering bij het vonnis waarvan beroep als gevolg van de integrale vrijspraak niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij integraal zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering wegens de bepleite vrijspraak van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van de gevorderde immateriële schade zich op het standpunt gesteld dat het om relatief oude feiten gaat waardoor als gevolg van het tijdverloop het causale verband tussen enerzijds de gestelde gevolgen en anderzijds de vermeende strafbare feiten waarover het gaat niet meer eenvoudig is vast te stellen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Het hof is van oordeel dat het causaal verband met het bewezenverklaarde genoegzaam is komen vast te staan. Gebleken is dat de benadeelde partij nog steeds psychische klachten heeft, veroorzaakt door het bewezenverklaarde.
Rekening houdend met de in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen, acht het hof een smartengeldvergoeding van € 1.750,00 billijk. Immers, het slachtoffer was alleen in de woning met de verdachte waar de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden en waar hij een pornografische film aan haar toonde. Ten aanzien van het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is het hof onvoldoende in staat een afgewogen beslissing te geven. Het inwinnen van de benodigde informatie daarover zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in dat deel van de vordering niet worden ontvangen en dat gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 1.750,00 toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2016.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 1.750,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen datum tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.549,72, bestaande uit € 49,72 aan materiële schade (reiskosten naar haar advocaat en reiskosten naar het politiebureau) en
€ 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij is in deze vordering bij het vonnis waarvan beroep als gevolg van de integrale vrijspraak niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij integraal zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering wegens de bepleite vrijspraak van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van de gevorderde immateriële schade zich op het standpunt gesteld dat het om relatief oude feiten gaat waardoor als gevolg van het tijdverloop het causale verband tussen enerzijds de gestelde gevolgen en anderzijds de vermeende strafbare feiten niet meer eenvoudig is vast te stellen. De verdediging heeft erop gewezen dat [benadeelde 2] slachtoffer lijkt te zijn van eerder seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Het hof is van oordeel dat het causaal verband met het bewezenverklaarde genoegzaam is komen vast te staan. Gebleken is dat de benadeelde partij nog steeds psychische klachten heeft, veroorzaakt door het bewezenverklaarde.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag ter hoogte van € 49,72 aan materiële schadevergoeding gevorderd bestaande uit reiskosten naar haar advocaat en reiskosten naar het politiebureau. Met betrekking tot de gevorderde reiskosten overweegt het hof dat [benadeelde 2] reiskosten heeft gemaakt toen zij het politiebureau heeft bezocht (57,2 kilometer x € 0,26 x 2 bezoeken). Deze reiskosten dienen te worden aangemerkt als materiële schade.
De gevorderde reiskosten naar het politiebureau die – gelet op het vorenstaande – aangemerkt dienen te worden als materiële schade ter hoogte van € 29,74 zullen dan ook worden toegewezen.
Ten aanzien van de reiskosten die betrekking hebben op drie bezoeken aan haar advocaat (3 x € 6,66) overweegt het hof dat deze kosten dienen te worden aangemerkt als proceskosten. Op het gevorderde bedrag van € 49,72 brengt het hof derhalve een bedrag van € 19,98 in mindering. Onder het kopje ‘Proceskosten’ worden deze kosten hierna nader besproken.
Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 29,74 aan materiële schade toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2019, zijnde de datum van indiening van de vordering.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag ter hoogte van € 2.500,00 aan immateriële schadevergoeding gevorderd. Rekening houdend met de in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen, acht het hof een smartengeldvergoeding van € 1.750,00 billijk. Uit de brief d.d. 27 mei 2021 van de gezondheidszorgpsycholoog blijkt onder meer dat [benadeelde 2] lijdt aan PTSS en dat de EMDR-behandeling zwaar voor haar is en nog niet is afgerond. Voorts blijkt uit de brief van [begeleider] , persoonlijk begeleider bij Humanitas, dat de gebeurtenis veel impact heeft op [benadeelde 2] wat zich uit in herbelevingen, stemmingswisselingen en suïcidale gedachten.
Ten aanzien van het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is het hof onvoldoende in staat een afgewogen beslissing te geven. Het inwinnen van de benodigde informatie daarover zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in dat deel van de vordering niet worden ontvangen en dat gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 1.750,00 aan immateriële schade toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2008.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft een bedrag ter hoogte van € 19,98 aan reiskosten naar haar advocaat gevorderd (25,6 kilometer x € 0,26 x 3 bezoeken). Zoals hiervoor reeds is overwogen, dienen deze reiskosten te worden aangemerkt als door [benadeelde 2] gemaakte proceskosten. De gevorderde reiskosten die – gelet op het vorenstaande – aangemerkt dienen te worden als proceskosten ter hoogte van € 19,98 zullen dan ook worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 2] is toegebracht tot een bedrag van € 1.779,74. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen datum tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 240a, 247 en 248a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedag 2] 2002 te Venlo.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994 te Utrecht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2016 tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2016 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 27 (zevenentwintig) dagen.
Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.779,74 (duizend zevenhonderdnegenenzeventig euro en vierenzeventig cent) bestaande uit € 29,74 (negenentwintig euro en vierenzeventig cent) ter zake van materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2019 tot aan de dag der voldoening, en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2008 tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 19,98 (negentien euro en achtennegentig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.779,74 (duizend zevenhonderdnegenenzeventig euro en vierenzeventig cent) bestaande uit € 29,74 (negenentwintig euro en vierenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2019 tot aan de dag der voldoening, en € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 december 2008 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 27 (zevenentwintig) dagen.
Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. J.J.M. Gielen-Winkster en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen, griffier,
en op 26 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. L.J.M.M. Dielesen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vermelde pagina’s verwijzen naar de paginanummering van het dossier van de politie Divisie Regionale Recherche, Afdeling Expertise Centrum Zeden, proces-verbaalnummer 2018091468, sluitingsdatum 29 januari 2019, doorgenummerde pagina’s 1-103, het proces-verbaal van verhoor getuige [mentor benadeelde 1] d.d. 4 juli 2019 met proces-verbaalnummer PL2300-2018091468-8 (ongenummerde pagina’s) en het proces-verbaal van verhoor getuige [nichtje benadeelde 1] d.d. 14 juni 2019 met proces-verbaalnummer PL2300-2018091468-10 (ongenummerde pagina’s).