In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man die onder curatele is gesteld. De man, bijgestaan door zijn advocaat mr. U. Santi, heeft verzocht om de curatele op te heffen. De curatele was ingesteld door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2020, omdat de man tijdelijk niet in staat werd geacht zijn belangen te behartigen. De man heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en nu in staat is om zijn zaken zelf te regelen. Hij verblijft momenteel in een GGZ-instelling en ontvangt een WAO-uitkering. De curator, vertegenwoordigd door een medewerker, heeft echter betoogd dat de situatie van de man nog niet stabiel genoeg is voor opheffing van de curatele. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 6 juli 2021 gehouden en kennisgenomen van diverse stukken, waaronder brieven van de curator. Het hof oordeelt dat de noodzaak voor de curatele nog steeds bestaat, omdat de man niet zelfstandig woont en zijn medicatie via een depot ontvangt. De situatie is redelijk stabiel, maar niet voldoende om de curatele op te heffen. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten.