ECLI:NL:GHSHE:2021:2540

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
200.288.729_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep curatele en verzoek tot opheffing

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man die onder curatele is gesteld. De man, bijgestaan door zijn advocaat mr. U. Santi, heeft verzocht om de curatele op te heffen. De curatele was ingesteld door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2020, omdat de man tijdelijk niet in staat werd geacht zijn belangen te behartigen. De man heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en nu in staat is om zijn zaken zelf te regelen. Hij verblijft momenteel in een GGZ-instelling en ontvangt een WAO-uitkering. De curator, vertegenwoordigd door een medewerker, heeft echter betoogd dat de situatie van de man nog niet stabiel genoeg is voor opheffing van de curatele. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 6 juli 2021 gehouden en kennisgenomen van diverse stukken, waaronder brieven van de curator. Het hof oordeelt dat de noodzaak voor de curatele nog steeds bestaat, omdat de man niet zelfstandig woont en zijn medicatie via een depot ontvangt. De situatie is redelijk stabiel, maar niet voldoende om de curatele op te heffen. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 12 augustus 2021
Zaaknummer : 200.288.729/01
Zaaknummer eerste aanleg : 8432701 OV VERZ 20-2355
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. U. Santi.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
[B.V.] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de curator.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, van 22 oktober 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij het hof op 14 januari 2021, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en alsnog zijn verzoek om de curatele op te heffen toe te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ontvangen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door mr. U. Santi;
  • [medewerker] namens de curator.
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 1 oktober 2020;
  • de brief van de curator van 10 februari 2021;
  • de brief met bijlagen van de curator van 19 mei 2021.
2.4.1.
Op 2 juli 2021 zijn er van de zijde van de man nadere stukken afgegeven bij de Centrale Informatiebalie in het Paleis van Justitie in ’s-Hertogenbosch. Deze stukken zijn eerst na afloop van de mondelinge behandeling bij de griffie van het hof terechtgekomen. Het hof heeft van deze stukken geen kennisgenomen en de stukken worden door het hof buiten beschouwing gelaten.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 13 februari 2020 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, de man onder curatele gesteld met benoeming van [B.V.] B.V. in [vestigingsplaats] tot curator.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, het verzoek van de man om de ondercuratelestelling op te heffen afgewezen.
3.3.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De man voert aan dat hij onder curatele is gesteld omdat hij zwervende was en te maken heeft gehad met psychotische episoden, wat heeft geleid tot behandeling en opnames in de GGZ. Hij heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt en de situatie is nu stabiel. De man is in staat om zelf zijn zaken te regelen en de ondercuratelestelling moet om die reden worden opgeheven. Hij wil werken aan zijn terugkeer naar Indonesië. De man heeft van 2014 tot en met 2017 in Indonesië verbleven, zijn broer en zus wonen er. Omdat zijn reispapieren destijds niet in orde waren en hem als gevolg daarvan zes maanden de toegang tot het land is ontzegd, is hij naar Nederland teruggekeerd.
3.5.
De man geeft desgevraagd aan dat hij woont in een vorm van beschermd wonen in [woonplaats] , op een locatie van GGZ [GGZ] . Hij doet zelf de boodschappen en de was. De man heeft een WAO-uitkering van € 1.089,- per maand. Hij ontvangt € 60,- per week leefgeld van de curator. De man geeft aan dat hij daar moeilijk van rond komt. In het verleden stuurde hij regelmatig geld, ongeveer € 150,- tot € 200,- per keer, naar zijn broer en zus in Indonesië, maar dat gaat nu niet meer. De man stuurde het geld uit zichzelf of omdat zijn broer of zus hem daarom vroegen. Hij ontvangt zijn medicatie één keer per vier weken middels een depot. Dat vindt hij meestal prima, maar soms vindt hij het vervelend.
3.6.
Namens de curator wordt aangevoerd dat de schulden zijn gesaneerd en de man schuldenvrij is. In het verleden maakte de man regelmatig geld over naar zijn familie in Indonesië, het ging per keer om ongeveer € 600,-. Aan de curator heeft de man verteld dat het geld nodig was voor zijn emigratie naar Indonesië. De situatie van de man is nu redelijk stabiel. De curator heeft overleg met de GGZ-instelling. Als gevolg van de medicatie is hij rustiger. De zorgmachtiging is onlangs met een jaar verlengd. Een opheffing van de curatele vindt de curator niet aan de orde, het is daarvoor nog te vroeg.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de rechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
3.7.2.
Ingevolge artikel 1:389 lid 2 BW kan de kantonrechter de curatele opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, alsmede ambtshalve.
3.7.3.
Het hof is van oordeel dat de noodzaak voor de curatele nog steeds bestaat. Dat een wezenlijke wijziging in de situatie is opgetreden, acht het hof op dit moment niet voldoende aannemelijk. De situatie van de man is nu redelijk stabiel als gevolg van de ingezette hulpverlening. De ondercuratelestelling is, als onderdeel van deze hulpverlening, (juist nog) nodig om deze stabiliteit te waarborgen. Het hof neemt daarbij in ogenschouw dat de man niet zelfstandig woont maar met een zorgmachtiging in een GGZ-instelling verblijft. De medicatie krijgt de man middels een depot. De zorgmachtiging is onlangs met een jaar verlengd. Het hof is alles overziende van oordeel dat niet geconcludeerd kan worden dat de man zijn (niet-financiële en financiële) belangen zelf, of met een minder verstrekkende maatregel, voldoende kan behartigen.
3.7.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.8.
Gelet op de aard van de zaak zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, van 22 oktober 2020;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J.C. van Leeuwen, C.D.M. Lamers en C.N.M. Antens en is in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2021 door mr. C.D.M. Lamers in tegenwoordigheid van de griffier.