ECLI:NL:GHSHE:2021:2541

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
200.289.682_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking kinderalimentatie en vaststelling nieuwe bijdrage

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de kinderalimentatie tussen de vrouw en de man, die samen een minderjarige hebben. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 november 2020, waarin de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind was vastgesteld. De vrouw heeft op 9 februari 2021 hoger beroep ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2021 zijn partijen, na een schorsing, tot een overeenkomst gekomen. De man heeft ermee ingestemd om met ingang van 1 juli 2021 een maandelijkse kinderalimentatie van € 60,- te betalen. Daarnaast is overeengekomen dat de man de achterstallige kinderalimentatie van € 650,- en de kinderalimentatie voor de maand juli van € 60,- binnen een week na de mondelinge behandeling aan de vrouw zal overmaken.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de nieuwe afspraken tussen partijen in de beschikking opgenomen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de man de alimentatie moet betalen, ook al kan hij tegen de beslissing in cassatie gaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer : 200.289.682/01
zaaknummer rechtbank : C/02/359251 FA RK 19-2819
beschikking van de meervoudige kamer van 12 augustus 2021
inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.M.C.J. Dekkers-de Jong te Goirle,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 19 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De vrouw is op 9 februari 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikking van
19 november 2020.
2.2.
Er is geen verweerschrift ontvangen.
2.3.
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
  • het V2-formulier van 12 maart 2021 waarbij mr. I.P.M.J. Nelemans zich als advocaat van de man heeft onttrokken;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw van 25 mei 2021.
2.4.
De minderjarige is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft op 6 juli 2021 plaatsgevonden. De vrouw is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De man is verschenen in persoon, hij is niet bijgestaan door een advocaat.

3.De feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad en hebben samengewoond.
3.3.
Partijen zijn de ouders van:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige] .
3.4.
De man heeft [minderjarige] erkend. De vrouw is alleen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . [minderjarige] woont bij de vrouw.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] (hierna ook: kinderalimentatie) over de maand juli 2019 bepaald op € 250,- per maand, over de maanden tussen 1 augustus 2019 en 1 december 2020 bepaald op € 25,- per maand en met ingang van 1 december 2020 bepaald op € 25,- per maand, voor de toekomst bij vooruitbetaling te voldoen.
4.2.
De vrouw kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Tijdens een daartoe bedoelde schorsing van de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben partijen alsnog algehele overeenstemming bereikt over hetgeen hen in hoger beroep verdeeld hield.
5.2.
Partijen zijn overeengekomen dat de man met ingang van 1 juli 2021 een kinderalimentatie van € 60,- per maand aan de vrouw betaalt. De achterstallige kinderalimentatie tot 1 juli 2021 is door partijen vastgesteld op € 650,- en partijen zijn overeengekomen dat de man de achterstallige kinderalimentatie (€ 650,-) en de kinderalimentatie voor de maand juli (€ 60,-) binnen één week na de mondelinge behandeling aan de vrouw overmaakt.
5.3.
Het hof zal de door partijen getroffen regeling in deze beschikking opnemen.

6.De slotsom

6.1.
Gelet op het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en beslissen als hierna onder 7 vermeld.
6.2.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep – gelet op de aard van de procedure – compenseren.

7.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 19 november 2020,
en opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 juli 2021 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] een bedrag van € 60,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt dat de man uiterlijk op 13 juli 2021 een bedrag van € 710,- (de achterstallige kinderalimentatie van € 650,- en de kinderalimentatie voor de maand juli van € 60,-) aan de vrouw zal voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, C.D.M. Lamers en M.J.C. van Leeuwen en is op 12 augustus 2021 uitgesproken in het openbaar door mr. C.D.M. Lamers in tegenwoordigheid van de griffier.