ECLI:NL:GHSHE:2021:2635

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
200.285.818_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling na eerdere afwijzing

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de schuldenaar om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek volgde op een eerder tussenarrest van 4 februari 2021, waarin het hof had overwogen dat de schuldenaar op de goede weg was, maar dat er nog onvoldoende bewijs was van duurzame beheersbaarheid van zijn verslaving en verbetering van zijn psychosociale situatie. De schuldenaar had in de tussentijd rapportages ingediend over zijn behandeling bij Mondriaan en PsyQ, maar het hof oordeelde dat de informatie niet voldoende was om aan te nemen dat de schuldenaar in staat zou zijn om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen. Het hof constateerde dat de schuldenaar onvoldoende bewijs had geleverd van zijn sollicitatieactiviteiten en dat er nog geen sprake was van een duurzaam beheersbare situatie. Gezien deze overwegingen heeft het hof het verzoek van de schuldenaar om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 26 augustus 2021
Zaaknummer : 200.285.818/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/281200 / FT RK 20/392
in de zaak in hoger beroep van:
[de schuldenaar] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [de schuldenaar] ,
advocaat: mr. J.G. van Ek te Heerlen,
in vervolg op het tussenarrest van 4 februari 2021.

5.Het verdere geding in hoger beroep

5.1.
Bij tussenarrest van 4 februari 2021 heeft het hof onder meer overwogen:
“3.6.6. Mede gelet op het vorengaande, in combinatie met de algehele indruk die [de schuldenaar] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep gemaakt heeft, is het hof van oordeel dat [de schuldenaar] zonder meer op de goede weg is -zeker gezien de situatie van waaruit hij kwam. Dit te meer nu ook zijn privésituatie weer meer stabiel te noemen is, hij duidelijk blijkt heeft gegeven van een gedegen inzicht in het ontstaan van zijn schuldenlast, en er recent, voor zover het hof thans bekend, ook geen nieuwe schulden ontstaan zijn. Het hof is derhalve van oordeel dat het gegeven de specifieke omstandigheden in deze zaak bij hoge uitzondering in de rede ligt om het verzoek van [de schuldenaar] op relatief korte termijn opnieuw en nader te beoordelen.
Deze beslissing neemt het hof in het bijzonder om aan [de schuldenaar] te laten zien dat zijn inspanningen zeer serieus worden genomen en om hem zo mogelijk te stimuleren om de door hem ingezette goede weg te blijven volgen en zijn behandeling zo mogelijk tijdig met het gewenste resultaat te voltooien.
3.6.7.
Met het oog hierop stelt het hof [de schuldenaar] in de gelegenheid om, uiterlijk op de in het dictum van dit arrest vermelde pro-forma datum, een rapportage van Mondriaan in het geding te brengen waaruit kan worden afgeleid dat de aldaar genoten behandeling voor de verslavingsproblematiek van [de schuldenaar] succesvol is afgerond (mogelijk met uitzondering van zijn wekelijkse deelname aan de terugvalpreventiegroep) en zijn verslaving ook als (duurzaam) beheersbaar mag worden beschouwd. Daarnaast stelt het hof [de schuldenaar] in de gelegenheid om, eveneens uiterlijk op de in het dictum van dit arrest vermelde pro-forma datum, een actuele rapportage met betrekking tot zijn behandeling bij PsyQ te overleggen, alsmede bewijzen van sollicitatieactiviteiten dan wel, indien [de schuldenaar] een (vaste) arbeidsbetrekking heeft weten te verwerven, een afschrift van zijn arbeidsovereenkomst en de salarisstroken van zijn tot dan toe ontvangen salaris. Voorts staat het [de schuldenaar] daarnaast natuurlijk vrij om andere stukken in het geding te brengen welke hij in het kader (van de onderbouwing) van zijn verzoek om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling van belang acht.
3.6.8.
Na ontvangst van deze stukken zal en dient het hof het verzoek van [de schuldenaar] opnieuw en nader te beoordelen. In beginsel zal alsdan geen nieuwe mondelinge behandeling plaatsvinden, tenzij het hof anders bepaalt.Het hof merkt hierbij nadrukkelijk op dat ook alsdan een volledige toetsing aan alle criteria plaats zal vinden, dus niet uitsluitend ten aanzien van artikel 288 lid 1 aanhef en sub c Fw, maar zeker ook ten aanzien van sub b van voornoemd artikel, waarbij ten aanzien van dit laatste de ter zitting in hoger beroep aan de orde geweest zijnde belastingschuld ook dan nog een rol zal kunnen spelen”.
5.2.
De zaak is vervolgens pro forma aangehouden tot 28 juli 2021.
5.3.
Bij indieningsformulier van 26 juli 2021 heeft [de schuldenaar] nadere stukken ingediend, zijnde een verklaring van casemanager mw. [casemanager] van 21 juli 2021 en een mail van [de schuldenaar] van 23 juli 2021 over zijn sollicitatieactiviteiten het afgelopen half jaar. [de schuldenaar] heeft verzocht om opnieuw een datum voor mondelinge behandeling te bepalen.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Het hof acht een nadere mondelinge behandeling niet aangewezen, omdat thans voldoende (nadere) informatie voorhanden is voor een definitieve beoordeling.
6.2.
In de verklaring van mevrouw [casemanager] van Mondriaan van 21 juli 2021 is onder meer het volgende opgenomen:

De heer [de schuldenaar] , geboren [geboortedatum] 1980, is inmiddels 2 jaar in zorg bij Mondriaan
Volwassenzorg/verslavingszorg voor de behandeling van een ernstige stoornis in alcohol-,
cocaïne- en cannabisgebruik.
Hij heeft afgelopen jaar stabiele abstinentie van alle middelen bereikt. Hij is ook gestart met
een deelbehandeling bij PsyQ ADHD waarbij er gewerkt wordt aan psycho-educatie en de
heer handvatten krijgt om minder last te ervaren van de innerlijke onrust, passend bij zijn
ADHD diagnose. De spannings- en agressieklachten zijn met behulp van individuele
therapieën zowel bij VZ als bij PsyQ, medicatie en deelname aan mindfullnesstraining
verminderd. Hij toont zich tijdens de behandeling coöperatief, neemt verantwoordelijkheid
voor eigen gedrag en keuzes en is in staat om kritisch naar zichzelf te kijken. Om reeds
bereikte abstinentie nog verder uit te bouwen neemt hij inmiddels deel aan de
terugvalpreventiegroep TVP.
Verder blijven de individuele contacten met behandelaars bij VZ als ook PsyQ gehandhaafd.
Intussen is er ook een IPS traject gestart waarbij hij ondersteuning krijgt in het vinden van
een reguliere arbeidsbetrekking”.
6.3.
In zijn mailbericht van 23 juli 2021 vermeldt [de schuldenaar] onder meer het volgende:
” Ik heb 4x geprobeerd om te solliciteren maar elke keer dat ik vermelde dat ik nog steeds in behandeling ben bij Mondriaan verslavingszorg, en ik merkte dat ik de betreffende werkgevers daar geen vertrouwen in hadden, raakte ik daar zo van in de stress, dat mijn behandelaars mij in contact hebben gebracht met [betrokkene] van IPS, zodat zij voor mij kan gaan bemiddelen bij het zoeken van een passende baan.
Donderdag 8 juli had ik een afspraak samen met mijn ips coach bij een mevrouw van een werkpunt die samenwerken met Ips, om een aantal passende vacatures te bespreken en daarna sollicitaties in te plannen. die dag heeft de betreffende mevrouw zich afgemeld door verkoudheid klachten. Mevrouw [betrokkene] van Ips heeft mij gisteren nog gebeld dat die mevrouw nog steeds ziek is, zodra ze hersteld is zal het traject verder opgepakt worden”6.4. Het hof oordeelt als volgt.
6.4.1.
De verslaving van [de schuldenaar] als zodanig lijkt, gegeven de nadere verklaring van mevrouw [casemanager] , in voldoende mate duurzaam beheersbaar, al gebruikt mevrouw [casemanager] niet letterlijk deze bewoordingen maar heeft zij het wel over ‘
stabiele abstinentie’.
Dit betekent dat [de schuldenaar] op dit punt de al ingeslagen weg het afgelopen half jaar op goede wijze heeft voortgezet.
6.4.2.
Ten aanzien van de behandeling van [de schuldenaar] bij PSyQ heeft te gelden dat daarin ook vooruitgang lijkt te zijn geboekt, nu zijn spannings-en agressieklachten zijn verminderd, maar dat voorshands van een duurzaam beheersbare situatie nog geen sprake lijkt. De verklaring bevat geen handvatten voor een dergelijk oordeel, terwijl het mailbericht van [de schuldenaar] zelf over zijn reactie op enkele afwijzingen door potentiële werkgevers juist duidelijk maakt dat van een duurzaam beheersbare situatie, ondanks de evidente inspanningen van [de schuldenaar] , een half jaar na de mondelinge behandeling bij het hof nog geen of althans in onvoldoende mate sprake is.
6.4.3.
Voorts zijn door [de schuldenaar] geen bewijzen overgelegd van de – slechts tot vier beperkte – sollicitatieactiviteiten als door het hof bedoeld in onderdeel 3.6.7. van het tussenarrest, en de in dat kader door [de schuldenaar] gevolgde aanpak en vervolgens ervaren reacties. Op dit punt heeft [de schuldenaar] de geboden gelegenheid om op dit punt meer duidelijkheid aan het hof te verschaffen onvoldoende aangegrepen.
Het hof tekent hierbij aan dat het voor [de schuldenaar] ongelukkig is geweest dat zijn jobcoach ziek is/is geweest, maar daar staat tegenover dat dit allemaal in een erg laat stadium speelde en inbreng van de jobcoach geen verschil had gemaakt voor het hierna onder 6.4.4. geformuleerde oordeel van het hof.
6.4.4.
Aldus moet het hof constateren dat nog niet in voldoende mate aannemelijk is dat [de schuldenaar] na (de verzochte) toelating de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
6.4.5.
Gegeven bovenstaand oordeel komt het hof niet meer toe aan de vraag of ondanks de schuld aan de Belastingdienst, als deels, te weten tot een bedrag van € 3.394,-, in de vijf jaar voor het ingediende toelatingsverzoek ontstaan en naar haar aard niet te goeder trouw, niettemin toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd zou zijn.
Nu al niet voldaan is aan de zogenaamde c-grond kan een beslissing op dit punt immers niet leiden tot een andere eindbeslissing.
6.4.6
Al hetgeen hiervoor is overwogen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, voert het hof dan ook tot de slotsom dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het verzoek van [de schuldenaar] om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling vooralsnog moet worden afgewezen.
Daarbij merkt het hof wederom (zie het tussenarrest onderdeel 3.6.5) op dat een premature toelating van [de schuldenaar] tot de wettelijke schuldsanering het voor hem ingrijpende gevolg kan hebben dat, indien hij niet aan alle in dat kader geldende verplichtingen kan voldoen, de schuldsaneringsregeling voortijdig wordt beëindigd met het voor hem nog ingrijpender gevolg dat hij in beginsel de komende tien jaar geen nieuw verzoek tot toelating kan doen. Ook dit is een aspect dat aandacht verdient en meeweegt bij het oordeel of en wanneer een schuldenaar geschikt is om tot de schuldsaneringsregeling te worden toegelaten.
6.4.7.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

7.De uitspraak

Het hof:
Bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, R.R.M. de Moor en T. van Malssen en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021.