ECLI:NL:GHSHE:2021:2697

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
20-002665-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake diefstal van meerdere fietsen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1985, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor diefstal van meerdere fietsen. Het hof heeft het beroep van de verdachte behandeld en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een gevangenisstraf van één maand. De verdediging pleitte voor vrijspraak van een deel van de tenlastelegging, maar het hof kwam tot een andere bewezenverklaring dan de politierechter. Het hof achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 15 februari 2020 tot en met 10 mei 2020 in Cuijk en Boxmeer meerdere fietsen had gestolen, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering, terwijl de vordering van [benadeelde 2] tot €150,- werd toegewezen. Het hof legde de verdachte een gevangenisstraf van één maand op en bepaalde dat gijzeling kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002665-20
Uitspraak : 19 augustus 2021
TEGENSPRAAK (art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 26 november 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-255758-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en de verdachte ter zake daarvan zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vorderingen integraal zal toewijzen met telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging betrekking hebbende op de diefstal van een fiets van aangever [benadeelde 1] . Ten aanzien van de overige tenlastegelegde diefstallen heeft hij zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd. Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 februari 2020 tot en met 12 mei 2020 te Cuijk en/of Boxmeer, althans in het arrondissement Oost-Brabant, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 4 fietsen, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 1] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 2] telkens heeft weggenomen met het oogmerk om deze fiets(en)/het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 15 februari 2020 tot en met 24 april 2020 te Cuijk en/of Boxmeer, 3 fietsen, die toebehoorden, aan [benadeelde 1] of [benadeelde 4] of [benadeelde 2] telkens heeft weggenomen met het oogmerk om deze fietsen zich wederrechtelijk toe te eigenen
en
hij in periode van 9 mei 2020 tot en met 10 mei 2020 te Cuijk tezamen en in vereniging met een ander een fiets, die toebehoorde aan [benadeelde 3] heeft weggenomen met het oogmerk om deze fiets zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van de diefstal van de ten laste gelegde fiets toebehorende aan [benadeelde 1] is door de verdediging vrijspraak bepleit, nu de verdachte, in tegenstelling tot de andere fietsen, heeft ontkend deze fiets te hebben gestolen.
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof wordt dit verweer weerlegd door de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder door het proces-verbaal van aangifte, de verklaring van [betrokkene] , de verklaring van verdachte , het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2020 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2020.
Op 19 februari 2020 heeft [benadeelde 1] aangifte gedaan van diefstal van zijn fiets die gestald stond aan de Grotestraat te Cuijk in de nacht van 15 op 16 februari 2020 (p. 21 – 22).
De verdachte heeft bij de politie verklaard, voor zover hier relevant, dat hij meermalen gestolen fietsen heeft verkocht aan [betrokkene] (p. 12 – 13).
[betrokkene] heeft verklaard dat hij meermalen fietsen van de verdachte heeft gekocht. De fietsen die op 10 mei 2020 in zijn garagebox stonden, heeft hij gekocht van de verdachte (p. 50 – 52).
Uit een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni 2020 (p. 7) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2020 (p. 33) blijkt dat op 10 mei 2020 in de garagebox van [betrokkene] een zestal fietsen zijn aangetroffen. Eén van die fietsen die in de garagebox is aangetroffen was de fiets van aangever [benadeelde 1] .
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal van de fiets toebehorende aan [benadeelde 1] heeft begaan. Het verweer van de raadsman wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

diefstal, meermalen gepleegd

en

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft verzocht om de door de politierechter opgelegde straf te matigen, en bepleit – uitgaande van enkel een bewezenverklaring van drie tenlastegelegde diefstallen – om te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt, al dan niet tezamen met een ander, aan diefstal van vier fietsen. Met zijn handelen, louter ingegeven door financieel eigenbelang, is de verdachte geheel voorbij gegaan aan de eigendomsrechten van anderen en heeft hij schade en ergernis veroorzaakt voor de gedupeerden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 juni 2021, waaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan het bewezen verklaarde meermalen onherroepelijk door een strafrechter is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. De eerdere veroordelingen, die ook hebben geleid tot (voorwaardelijke) gevangenisstraffen, hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen en hebben de verdachte kennelijk het laakbare van zijn handelen niet doen inzien. Verdachte liep bovendien in een proeftijd van een soortgelijk feit.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving en met het oog op vergelding en generale preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles afwegende acht het hof met de politierechter een gevangenisstraf voor de duur van een maand passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 353,60, aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering omvat – kort en zakelijk weergegeven – diverse schadeposten die zien op fietsaccessoires die gedemonteerd dan wel verwijderd zijn op de fiets, alsmede demontage kosten.
De benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat de gevorderde schade rechtstreeks het gevolg is van diefstal van de fiets door de verdachte, zodat die schade niet redelijkerwijs kan worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij toegebracht door het bewezenverklaarde feit als bedoeld in artikelen 51f en 361, tweede lid onder b, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder b van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij daarom in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 300,00, aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De vordering is door de verdediging niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof beperkt het toe te wijzen bedrag van de gevorderde schadevergoeding enigszins, rekening houdende met waardevermindering als gevolg van afschrijving van de fiets. Uit het verzoek tot schadevergoeding in combinatie met de aangifte van [benadeelde 2] blijkt dat de benadeelde partij de fiets drie jaar geleden tweedehands heeft gekocht. Rekening houdende hiermee begroot het hof de schade op
€ 150,-.
Verdachte is tot vergoeding van die schade, te weten € 150,-, gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Voor het overige zal de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 2] is toegebracht tot een bedrag van € 150,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het een bedrag te betalen van € 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. Ch.N.G.M. Starmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Hafti, griffier,
en op 19 augustus 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. S. Riemens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.