ECLI:NL:GHSHE:2021:2773

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 september 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
200.286.789_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling voor minderjarige na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een zorgregeling voor hun minderjarige kind is vastgesteld. De moeder, vertegenwoordigd door mr. F.Y. Gans, verzocht om de eerdere beschikking te vernietigen en een nieuwe contactregeling vast te stellen, waarbij het contact tussen de vader en het kind onder begeleiding zou plaatsvinden. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.M. Holmes, verzocht de grieven van de moeder af te wijzen en de eerdere beschikking te bekrachtigen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 6 juli 2021, waarbij de vader niet verscheen. De moeder voerde aan dat de vader tijdelijk sociaal wenselijk gedrag vertoonde en dat er zorgen waren over zijn middelengebruik en huiselijk geweld. De raad voor de Kinderbescherming steunde de standpunten van de moeder en pleitte voor begeleid contact. De vader betwistte de beschuldigingen van de moeder en stelde dat er geen reden was om aan te nemen dat het contact niet in het belang van het kind was.

Het hof overwoog dat de door de rechtbank vastgestelde contactregeling in het belang van het kind was en dat er geen contra-indicaties waren voor onbegeleid contact. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en compenseerde de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De beslissing werd op 2 september 2021 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 september 2021
Zaaknummer: 200.286.789/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/245365 / FA RK 18-161
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.Y. Gans,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.M. Holmes.
Deze zaak gaat over
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 2010.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 2 september 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 1 december 2020, heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en een contactregeling tussen de vader en [minderjarige] vast te stellen waarbij het contact plaatsvindt onder begeleiding in de nabije omgeving van de woonplaats van [minderjarige] :
- primair beginnend met eenmaal per maand een dagdeel op zaterdag, waarbij de regeling geleidelijk wordt opgebouwd naar een volledige zaterdag per maand van 10.00 uur tot 18.00 uur;
- subsidiair beginnend met eenmaal per maand op zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur, waarbij de regeling geleidelijk wordt opgebouwd naar een overnachting tot zondag 18.00 uur, zodra is gebleken dat de vader eigen woonruimte heeft en waarbij de vader zorgdraagt voor het vervoer van [minderjarige] ,
althans een zodanige regeling vast te stellen als het hof juist acht,
kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 januari 2021, heeft de vader verzocht de grieven van de moeder af te wijzen en voormelde beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Gans en tevens bijgestaan door een tolk, M. el Ayachi;
  • mr. Holmes namens de vader;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 3 december 2020;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader, ingekomen op 23 maart 2021;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen op 31 mei 2021;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder, ingekomen op 24 juni 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit het huwelijk van partijen is op [geboortedatum] 2010 [minderjarige] geboren.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit. [minderjarige] verblijft bij de moeder.
3.2.1.
Bij beschikking van 23 september 2015 heeft de rechtbank Noord-Holland tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 10 november 2015 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts een contactregeling vastgesteld inhoudende dat [minderjarige] een weekend per veertien dagen van zaterdag 12.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijft.
3.2.2.
Bij vonnis in kort geding van 18 april 2016 heeft de rechtbank Noord-Holland bepaald dat de moeder voormelde contactregeling dient na te komen, eventueel door overdracht van [minderjarige] op het station van [plaats] .
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, onder wijziging van voormelde beschikking van 23 september 2015, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken een regeling vastgesteld inhoudende dat:
- [minderjarige] bij de vader, op het adres van oma vaderszijde, verblijft eenmaal per maand (het laatste weekend van de maand) van vrijdag 19.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- [minderjarige] gedurende de vakanties bij de vader verblijft:
- tijdens de meivakantie en de kerstvakantie: in de oneven jaren de eerste week van de vakantie en in de even jaren de tweede week van de vakantie;
- tijdens de zomervakantie: in de even jaren de eerste drie weken van de vakantie en in de oneven jaren de laatste drie weken van de vakantie,
waarbij de overdracht telkens op vrijdag om 19.00 uur plaatsvindt;
waarbij de moeder zorgdraagt voor het brengen van [minderjarige] naar het station van [woonplaats vader] en de vader voor het (terug)brengen van [minderjarige] naar het station van [woonplaats moeder] .
De rechtbank heeft voorts bepaald dat de moeder aan de vader een dwangsom verbeurt van € 100,-- per keer dat zij na betekening van de beschikking nalaat uitvoering te geven aan de contactregeling zulks met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 5.000,--.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De standpunten van de moeder over onbegeleid contact zijn niet meegenomen in de beoordeling. De vader vertoont tijdelijk sociaal wenselijk gedrag. Niet is gebleken dat de vader zijn situatie structureel onder controle heeft. De moeder is voor de vader moeten vluchten vanwege zijn middelengebruik en huiselijk geweld, waarvan [minderjarige] getuige is geweest. De vader ontvangt hiervoor onvoldoende hulpverlening en hij heeft geen woonruimte. Hierdoor is begeleid contact noodzakelijk. Uit het gedrag van de vader tijdens de begeleide omgangsmomenten blijkt niet wat zijn gedrag gaat zijn in een onbegeleide situatie. Het vormt voor de moeder een ontzettende belasting om uitvoering te geven aan de contactregeling en zij ervaart hiervan gezondheidsklachten.
De raad heeft de standpunten van de begeleide omgangsregeling (BOR) overgenomen en is niet zelf tot een onderzoek en gedegen rapport gekomen. Door de afwezigheid van een tolk heeft de moeder het rapport niet volledig begrepen en staan er onjuistheden in het rapport. In het rapport zijn enkel gedragingen van de vader tijdens begeleide omgangsmomenten meegenomen. De uitgebreidere weekendregeling is niet in het belang van [minderjarige] . Het verschil in frequentie tussen de omgang tijdens BOR en de vastgestelde regeling is te aanzienlijk zonder deugdelijk onderzoek naar de mogelijkheden. Tijdens BOR heeft de vader niet bewezen dat hij de hierbij komende zorgtaken en verantwoordelijkheden kan dragen. Het contact dient eerst geleidelijk te worden opgebouwd alvorens het onbegeleid kan plaatsvinden. De veiligheid van [minderjarige] is bij onbegeleid contact niet op eenzelfde wijze gewaarborgd als bij BOR. Het contact kan blijkbaar niet bij de vader thuis plaatsvinden, zodat zijn omgeving mogelijk niet voldoende veilig is. Het contact kan niet permanent bij oma vaderszijde plaatsvinden. Het gaat immers om het contact tussen de vader en [minderjarige] en bij oma vaderszijde is het te druk.
De haal- en brengregeling is niet haalbaar noch passend. De vader kan het halen en brengen volledig op zich nemen. De moeder heeft er niet voor gekozen om in [woonplaats moeder] te gaan wonen. Zij is te ziek om de afstand af te leggen. Daarbij heeft zij een bijstandsuitkering, waardoor zij zich de reiskosten niet kan permitteren. De vader kan dichterbij de woonplaats van [minderjarige] contact met haar hebben. De moeder voelt zich ook niet veilig als zij zich in de omgeving van [woonplaats vader] moet begeven.
Voor het opleggen van een dwangsom zijn geen gronden aanwezig. De moeder heeft meegewerkt aan de BOR. De vader komt zelf de contactregeling niet na. Een dwangsom zou in ieder geval over en weer moeten gelden. Een aantal contactmomenten heeft niet volgens de regeling plaatsgevonden. De moeder heeft geprobeerd om daar alternatieve momenten voor af te spreken. [minderjarige] is de afgelopen periode wel conform de regeling bij de vader geweest.
3.6.
De vader voert in het verweerschrift, zoals door zijn advocaat aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De door de moeder ingebrachte standpunten zijn meegenomen maar hebben niet tot een ander oordeel van de rechtbank geleid. De belangen van partijen, maar vooral ook het belang van [minderjarige] , zijn in de beoordeling betrokken. Nergens blijkt uit dat het contact niet in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] en de vader hebben enorme behoefte aan contact met elkaar. Het is onjuist dat de vader niet voor een voldoende veilige omgeving kan zorgdragen. De vader betwist het vluchtverhaal van de moeder, haar verwijten over gewelddadigheid en middelengebruik door de vader, alsook dat [minderjarige] getuige zou zijn geweest van huiselijk geweld. De vader rookt incidenteel een joint, maar niet in het bijzijn van [minderjarige] . Het is onjuist dat de vader tijdelijk sociaal wenselijk gedrag vertoont. Volgens hulpverlening en de raad is begeleid contact niet noodzakelijk.
Het advies van de raad is overgenomen. De moeder dient zelf zorg te dragen voor een tolk of daarom te verzoeken. Zij heeft ruim voldoende tijd gehad om via een tolk kennis te nemen van het raadsrapport. De moeder vermeldt niet welke onjuistheden in het rapport terecht zijn gekomen. De BOR is de juiste opstap geweest naar de vastgestelde regeling. Deze regeling is in het belang van [minderjarige] . De contactregeling uit 2015 is nu niet meer maatgevend. De vader is in staat de benodigde zorgtaken en verantwoordelijkheden te dragen. [minderjarige] heeft er geen last van dat er bij oma vaderszijde familie over de vloer komt. Zij ziet die familie graag. Inmiddels vindt er al geruime tijd onbegeleid contact plaats, zodat het hoger beroep van de moeder achterhaald is.
Beide partijen dienen voor gelijke delen zorg te dragen voor het overbruggen van de reisafstand. De vader heeft er destijds niet voor gekozen dat de moeder naar [woonplaats moeder] is verhuisd. Dat de moeder te ziek zou zijn om de reisafstand af te leggen, heeft zij niet onderbouwd. De verwijsbrief is hiervoor onvoldoende. De moeder kan, zoals de vader ook frequent doet, gebruik maken van het openbaar vervoer. Dat het vervoer aanzienlijke kosten meebrengt, geldt evenzeer voor de vader, wiens vermogen onder bewind staat. Dat de moeder zich niet veilig voelt als zij [minderjarige] moet brengen is nergens op gebaseerd.
De dwangsom is terecht als stok achter de deur opgelegd. De moeder frustreert al jaren de vastgestelde contactregeling tussen de vader en [minderjarige] , laatstelijk nog in december 2020. In eerste aanleg heeft de moeder ook niet aangegeven dat zij mee zou werken aan onbegeleide omgang. De vader heeft alle belang bij het contact zodat een dwangsom niet over en weer hoeft te gelden, nog daargelaten dat de moeder hier niet om heeft verzocht. De vader maakt geen misbruik van de dwangsom. Hij heeft voormeld vonnis van 12 december 2018 ten aanzien van de opgelegde dwangsommen ook niet ten uitvoer gelegd.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende naar voren gebracht.
Tussen de vader en [minderjarige] moet minimaal contact plaatsvinden conform de vastgestelde regeling. Het contact tussen [minderjarige] en de vader moet plaatsvinden. Als de moeder misselijk wordt van het reizen, dan zijn daar medicijnen voor of zij kan een andere oplossing zoeken. Het is heel triest dat [minderjarige] op deze manier door de moeder tussen partijen wordt gezet. De houding van de moeder is voor [minderjarige] heel ondermijnend.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Zoals tijdens de mondelinge behandeling aan partijen is voorgehouden is niet de bewindvoerder van de vader, maar de vader in onderhavige zaak de formele procespartij. Het hof zal het beroepschrift en verweerschrift dienovereenkomstig lezen.
3.8.2.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.8.2.
Tussen partijen is in geschil op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige] dient te worden vastgesteld.
3.8.3.
In hetgeen de moeder naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding aan te nemen dat het raadsonderzoek en het raadsrapport niet op een gedegen en zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en ook anderszins is daarvan niet gebleken.
3.8.4.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof – na eigen onderzoek en afweging – overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat de door de rechtbank vastgestelde contactregeling het meest wenselijk is in het belang van [minderjarige] . In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende.
Partijen hebben het BOR traject positief doorlopen. Er is geen sprake van contra-indicaties voor onbegeleid contact tussen [minderjarige] en de vader. Inmiddels geven partijen ook al ongeveer een jaar uitvoering aan de bij de bestreden beschikking vastgestelde contactregeling. Het halen en brengen van [minderjarige] in het kader van de contactregeling vormt een gedeelde verantwoordelijkheid van de ouders. Het hof ziet in hetgeen de moeder naar voren brengt geen aanleiding om hiervoor de vader geheel zorg te laten dragen. Beide ouders kennen financiële problemen. Dat het voor de moeder onmogelijk zou zijn om de reisafstand af te leggen vanwege haar gezondheid heeft zij onvoldoende onderbouwd. Bovendien kan zij alternatieven zoeken ten aanzien van haar aandeel in het halen en brengen. Gelet op de vele procedures die inmiddels gevoerd zijn over het contact tussen de vader en [minderjarige] en het feit dat de moeder de contactregeling in december 2020 nog heeft gefrustreerd, acht het hof de opgelegde dwangsom gerechtvaardigd.
3.9.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.10.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 2 september 2020;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, C.N.M. Antens en M.J.C. van Leeuwen en is op 2 september 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.