ECLI:NL:GHSHE:2021:2864

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
200.288.352_01 en 200.288.353_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging van bewindvoerder in familiezaken

In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen de beschikkingen van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 9 oktober 2020, waarbij bewind is ingesteld over de goederen van de man en de vrouw. De man en de vrouw, echtgenoten, hebben beide verzocht om de huidige bewindvoerder te ontslaan en een nieuwe bewindvoerder aan te stellen. De man en de vrouw hebben hun verzoeken onderbouwd met argumenten over het gebrek aan vertrouwen in de huidige bewindvoerder en de stress die dit met zich meebrengt. De bewindvoerder heeft echter betoogd dat er sinds de overname van het bewind geen gebrekkige communicatie is geweest en dat de financiële situatie van de man en de vrouw is verbeterd, met een schuldaflossing en een verhoging van het leefgeld.

De mondelinge behandeling vond plaats op 26 juli 2021, maar de man en de vrouw zijn niet verschenen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat er geen gewichtige redenen zijn voor ontslag van de bewindvoerder. Het hof heeft de eerdere beschikkingen van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de verzoeken van de man en de vrouw zijn afgewezen. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken op 16 september 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 16 september 2021
Zaaknummers : 200.288.352/01 en 200.288.353/01
Zaaknummers eerste aanleg : 8491347 OV VERZ 20-3385 en 8491376 OV VERZ 20-3386
in de zaken in hoger beroep van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep in de zaak met zaaknummer 200.288.352/01,
belanghebbende in de zaak met zaaknummer 200.288.353/01,
hierna te noemen: de man,
advocaat: voorheen mr. F.S. Jansen, nu zonder advocaat,
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep in de zaak met zaaknummer 200.288.353/01,
belanghebbende in de zaak met zaaknummer 200.288.352/01,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: voorheen mr. F.S. Jansen, nu zonder advocaat.
Als belanghebbende in deze zaken (200.288.353/01 en 200.288.352/01) wordt verder aangemerkt:
[de bewindvoerder] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van
9 oktober 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij het hof op 8 januari 2021, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder toe te wijzen. Dit beroepschrift is geregistreerd onder zaaknummer 200.288.352/01.
2.2.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij het hof op 8 januari 2021, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder toe te wijzen. Dit beroepschrift is geregistreerd onder zaaknummer 200.288.353/01.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 juli 2021. De zaken 200.288.352/01 en 200.288.353/01 zijn gelijktijdig behandeld. Bij die gelegenheid is gehoord:
- de bewindvoerder, vertegenwoordigd door [medewerker] .
2.3.1.
De man en de vrouw zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft in beide zaken verder kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 17 september 2020;
  • het V6-formulier met bijlagen van mr. Jansen van 15 februari 2021;
  • de brief met bijlagen van de bewindvoerder van 16 maart 2021;
  • de V2-formulieren van mr. Jansen van 5 juli 2021, waarbij hij zich heeft onttrokken als advocaat van de man en de vrouw.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 30 juni 2016 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, over de goederen die aan de man toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld. Bij beschikking van diezelfde datum heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg over de goederen die aan de vrouw toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld. In beide beschikkingen is [vorige bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd.
3.2.
Bij beschikkingen van 3 augustus 2017 heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, [de bewindvoerder] B.V. tot opvolgend bewindvoerder van de man en de vrouw benoemd.
3.3.
.Bij de bestreden beschikkingen heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, de verzoeken van de man en de vrouw tot ontslag van de bewindvoerder met gelijktijdige benoeming van [voorgestelde opvolgend bewindvoerder] B.V. tot opvolgend bewindvoerder afgewezen.
3.4.
De man en de vrouw kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De man en de vrouw (echtgenoten van elkaar) voeren aan dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat er geen sprake is van zodanige gewichtige redenen dat ontslag van de bewindvoerder moet volgen. Zij wijzen op artikel 1:435 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin staat dat de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende volgt. Er is sprake van een onoverkomelijk verschil van inzicht met de huidige bewindvoerder. De man en de vrouw zijn het vertrouwen in de bewindvoerder dermate kwijt, dat zij op geen enkele manier met de huidige bewindvoerder verder kunnen en willen. Het gebrek aan vertrouwen heeft zijn weerslag op hun leven. Het veroorzaakt heel veel stress. Er is geen contact met de bewindvoerder en als er wel contact is escaleert de situatie. De gebrekkige communicatie bemoeilijkt een behoorlijke uitoefening van het bewind. De man en de vrouw ontvangen regelmatig betalingsherinneringen van verschillende instanties, waaronder deurwaarders. Ook is de televisie een week afgesloten geweest omdat de rekening niet op tijd was betaald en waren er moeilijkheden rondom de taxiritten van de man naar zijn dagbesteding. De man en de vrouw voeren verder aan dat ook indien zij schuldenvrij zijn, de problemen nog zullen bestaan en dit, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet de benodigde rust zal brengen.
3.6.
De bewindvoerder voert aan dat nadat het bewind is overgenomen van de andere bewindvoerder, er is geprobeerd om de man en de vrouw zo snel mogelijk schuldenvrij te maken. Zij hadden een schuld van ongeveer 10.000 euro en vanaf mei 2021 zijn zij schuldenvrij. Het leefgeld is inmiddels verhoogd van 80 euro naar 120 euro per week en er wordt regelmatig extra leefgeld verstrekt voor de kapper, een fiets, verjaardagen en andere zaken. Ook ontvangen de man en de vrouw hun volledige vakantiegeld en wordt er geld gespaard, als daar ruimte voor is. De bewindvoerder ontkent dat er sprake is van een gebrekkige communicatie. Er is, anders dan in de hoger beroepschriften wordt aangegeven, regelmatig contact met de man en de vrouw en dat contact verloopt prima. De man en de vrouw vinden het echter moeilijk als de bewindvoerder hun verzoek om extra geld afwijst. Zij horen niet graag ‘nee’ als antwoord. Het klopt dat er geen begeleiding is naar zelfstandig administratie voeren, omdat dit niet tot de mogelijkheden behoort.
3.7.
Het hof overweegt het volgende.
3.7.1.
In artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW is bepaald dat de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag kan worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.7.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen beoordeling en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat er geen sprake is van zodanige gewichtige redenen dat ontslag van de bewindvoerder moet volgen en dat eveneens onvoldoende is komen vast te staan dat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te zijn. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
3.7.3.
De bewindvoerder heeft er voor gezorgd dat de man en de vrouw vanaf mei 2021 schuldenvrij zijn. Hun financiële ruimte is verhoogd naar 120 euro leefgeld per week. Daarnaast ontvangen zij hun volledig vakantiegeld en regelmatig extra leefgeld. De bewindvoerder heeft weersproken dat er geen vertrouwen meer zou zijn en heeft naar het oordeel van het hof voldoende toegelicht dat er sprake is van normaal contact tussen de man en de vrouw met de bewindvoerder, tot het moment dat de bewindvoerder niet meegaat in één van hun verzoeken om (extra) geld. Dat kunnen de man en de vrouw moeilijk accepteren, maar het is de taak van de bewindvoerder om hun financiële belangen te behartigen. De financiële situatie van de man en de vrouw laat het niet toe dat de bewindvoerder instemt met alle gedane verzoeken. Het standpunt van de bewindvoerder dat de man en de vrouw niet in staat zijn om zelf hun financiële zaken te beheersen en dat niet gebleken is dat hij deze belangen niet naar behoren heeft behartigd is niet althans onvoldoende weersproken. Het hof ziet, alles overziende, dan ook geen reden voor een wijziging van de bewindvoerder.
3.7.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.8.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren

4.De beslissing

Het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.288.352/01:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 9 oktober 2020 onder zaaknummer 8491347 OV VERZ 20-3385;
in de zaak met zaaknummer 200.288.353/01:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 9 oktober 2020 onder zaaknummer 8491376 OV VERZ 20-3386;
in beide zaken (zaaknummer 200.288.352/01 en 200.288.353/01):
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, C.D.M. Lamers en M.L.F.J. Schyns en is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.