Uitspraak
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
[de vader], hierna te noemen: de vader.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 27 mei 2021. De moeder verzoekt om vernietiging van de beschikking die de machtiging tot uithuisplaatsing van haar minderjarige kind, geboren op [geboortedatum] 2018, heeft verlengd. De moeder is van mening dat de uithuisplaatsing niet noodzakelijk is en dat het perspectief van het kind bij haar ligt. De minderjarige staat sinds 30 november 2018 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en is sinds 30 juli 2020 uit huis geplaatst. De GI heeft verzocht om afwijzing van het hoger beroep van de moeder, stellende dat de moeder nog niet in staat is om de zorg voor het kind volledig op zich te nemen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 september 2021 zijn zowel de moeder als de GI gehoord. De moeder heeft aangegeven dat zij hard heeft gewerkt aan haar situatie en dat zij in staat is om voor haar kind te zorgen. De GI daarentegen heeft twijfels over de stabiliteit van de moeder en de veiligheid van het kind. Het hof heeft kennisgenomen van de argumenten van beide partijen en de noodzaak van diagnostisch onderzoek naar het gedrag van de minderjarige.
Het hof overweegt dat de grond voor uithuisplaatsing aanwezig is, gezien het zorgelijke gedrag van de minderjarige en de noodzaak voor onderzoek. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.