[De verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
thans gedetineerd in [de penitentiaire inrichting] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank veroordeeld voor de doodslag op [het slachtoffer] (feit 1 primair). Van het tenlastegelegde bestanddeel ‘voorbedachten rade’ is de verdachte vrijgesproken. Daarnaast is de verdachte veroordeeld wegens:
- brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was (feit 2 primair);
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 3), en
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 4).
Ter zake van deze feiten heeft de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 14 jaren met aftrek van voorarrest.
Tevens is bij vonnis waarvan beroep een beslissing genomen over het beslag.
De vordering van [de benadeelde partij 1] (bestaande uit € 90,00 aan materiële schade en € 20.000,00 aan affectieschade) is bij vonnis waarvan beroep toegewezen, de vordering van [de benadeelde partij 2] is gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 5.331,06 (bestaande uit materiële schade) en de vordering van [de benadeelde partij 3] is gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 8.516,95 (bestaande uit materiële schade), steeds te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van datgene wat door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, eventueel met aanvulling van gronden, met uitzondering van de beslissing op de vordering van [de benadeelde partijen 2 en 3] , en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de vordering van [de benadeelde partij 2] volledig zal toewijzen en de vordering van [de benadeelde partij 3] zal toewijzen tot een bedrag van € 8.516,95, beide te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit vrijspraak bepleit.
Voor zover een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde feit volgt, heeft de verdediging bepleit dat de verdachte moet worden ontslagen van rechtsvervolging vanwege een beroep op noodweer, dan wel (intensief of extensief) noodweerexces.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de verdediging bepleit dat slechts sprake was van gemeen gevaar voor de inboedel van de caravan van [het slachtoffer] .
Voor wat betreft de bewezenverklaring van de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Daarnaast heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Ten aanzien van de vordering van [de benadeelde partij 1] heeft de verdediging zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de door [de benadeelde partij 2] gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van het hof maar heeft de gevorderde immateriële schade betwist.
De verdediging heeft de vordering van [de benadeelde partij 3] voor wat betreft een deel van de gevorderde materiële schade (te weten: aanschaf kleding begrafenis, betaalbewijs griffie Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak en verzenden aangetekende brief) en de gevorderde immateriële schade betwist en heeft zich ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het vonnis waarvan beroep verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Aan de verdachte is - na wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2019 tot en met 24 januari 2019 te Meerlo, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [het slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, die [het slachtoffer] te verwurgen, in elk geval uitwendig (samen)drukkend geweld op de hals en/of nek van die [het slachtoffer] uit te oefenen en/of (met kracht) gedurende enige tijd de nek/hals van die [het slachtoffer] (met een arm) af te klemmen;
1.
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2019 tot en met 24 januari 2019 te Meerlo, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, [het slachtoffer] heeft mishandeld door die [het slachtoffer] te verwurgen, in elk geval uitwendig (samen)drukkend geweld op de hals en/of nek van die [het slachtoffer] uit te oefenen en/of (met kracht) gedurende enige tijd de nek/hals van die [het slachtoffer] (met een arm) af te klemmen, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
2.
primair
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2019 tot en met 24 januari 2019 te Meerlo, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (chalet nummer 200, gelegen op camping 't Karrewiel), immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer brandbare stof(fen) in/rondom die woning, ten gevolge waarvan die brandbare stof(fen) in/rondom die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de inboedel van die woning en/of van die van naastgelegen woningen, en/of levensgevaar voor een ander of anderen, onder wie [het slachtoffer] , te duchten was;
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2019 tot en met 24 januari 2019 te Meerlo, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam (open) vuur in aanraking heeft gebracht met een of meer brandbare stof(fen) in/rondom een woning (chalet nummer 200, gelegen op camping 't Karrewiel), ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat bovengenoemde woning geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de inboedel van die woning en/of van die van naastgelegen woningen, en/of levensgevaar voor een ander of anderen, onder wie [het slachtoffer] , te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 27 mei 2019 te Belfeld en/of Maashees en/of Wanssum, in elk geval in de gemeente Venlo en/of de gemeente Boxmeer en/of de gemeente Venray, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 4 kilogram amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom- 2,5- dimethoxyfenethylamine (2CB) en/of
- ongeveer 2900 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- ongeveer 114 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en/of MDA (tenamfetamine), MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleen-dioxyethyl en/of 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine (2CB) en/of amfetamine en/of cocaïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op of omstreeks 27 mei 2019 te Maashees, in elk geval in de gemeente Boxmeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3848 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op 23 januari 2019 te Meerlo opzettelijk [het slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet die [het slachtoffer] te verwurgen, in elk geval (met kracht) gedurende enige tijd de nek/hals van die [het slachtoffer] (met een arm) af te klemmen;
2. primair
hij in de periode van 23 januari 2019 tot en met 24 januari 2019 te Meerlo, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (chalet nummer 200, gelegen op camping 't Karrewiel), immers heeft hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een brandbare stof in die woning, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de inboedel van die woning, te duchten was;
3.
hij op 27 mei 2019 te Belfeld en Maashees en Wanssum, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 4 kilogram MDMA en
- ongeveer 2900 gram amfetamine en
- ongeveer 114 gram cocaïne,
zijnde MDMA en amfetamine en cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 27 mei 2019 te Maashees opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3848 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Uit het dossier (onderzoek Tornjak) en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende.
Op donderdag 24 januari 2019 omstreeks 00:03 uur kregen [verbalisanten 1 en 2] de melding om te gaan naar camping ’t Karrewiel aan de Peschweg 8 te Meerlo in verband met een chalet dat in brand stond. Om 00:06 uur waren zij aanrijdend naar de Peschweg, reden over de Hoofdstraat, draaiden linksaf de Monseigneur Jennekensstraat op en zagen dat in tegenovergestelde richting een bedrijfsauto passeerde, een wit klein caddy achtig bedrijfsautootje met bovenop het dak dak/ladderdragers (dossierpagina 479).
[Getuige 1] heeft verklaard dat hij verblijft op de camping ’t Karrewiel en op woensdag 23 januari 2019 omstreeks 23:00 uur met zijn hond ging wandelen. Hij liep in de richting van de ingang. Hem kwam een man tegemoet lopen vanuit de ingang. De man zei goedenavond. De man had een stalen pijp bij zich van een meter lang en met de dikte van een bezemsteel. [Getuige 1] is een stukje voorbij chalet nummer 200 gelopen en toen omgedraaid. Toen hij zich omdraaide zag hij dezelfde man ter hoogte van chaletnummer 200 zich omdraaien en in de richting van de ingang van de camping gaan. De getuige heeft de man toen gevraagd of hij wat zocht. De man zei toen: “Ik heb de klootzak al gevonden”. [Getuige 1] is naar zijn chalet gegaan en even later zag hij een rode gloed (dossierpagina’s 389-392).
Op de camerabeelden van de camping is te zien dat om 23:16 uureen persoon via de looproute langs de slagboom de camping oploopt. Te zien is dat deze persoon een lichtkleurige staaf in zijn linkerhand heeft. Om 00:01 uurloopt de persoon gelijkend op de persoon van 23:16 uur via het voetpad de camping af. Te zien is dat hij kennelijk nog dezelfde staaf in zijn linkerhand heeft (dossierpagina’s 480 en 481).
Op de camerabeelden van de firma Kusters, Hoofdstraat 39 te Meerlo, hoek Hoofdstraat/Mrg Jenneskensstraat te Meerlo, is te zien dat omstreeks 00:05 uur een witte bestelbus voorzien van dakdrager op de Hoofdstraat rijdt (dossierpagina 482).
[verbalisant 3] , gecertificeerd brandonderzoeker van de forensische opsporing Eenheid Limburg, heeft met betrekking tot de brand in chalet nummer 200 op camping ’t Karrewiel in Meerlo gerelateerd dat een lichaam achter de toegangsdeur lag. De toegangsdeur was niet afgesloten door middel van de nachtschoot. Er werden door de hond geen geursporen van ontbrandbare vloeistoffen waargenomen. Het slachtoffer lag ongeveer een halve meter vanaf de niet afgesloten toegangsdeur. Het lichaam was volledig verbrand. Het slachtoffer lag op zijn rug. Het rechterbeen lag gestrekt, het linkerbeen lag opgetrokken tegen het keukenblok. De kleding en de vloerbedekking onder het lichaam waren nog redelijk intact. Dit betekent volgens de verbalisant dat het slachtoffer reeds op de vloer lag toen het vuur hem bereikte. Er viel een portemonnee uit de achterzak van de restanten van een broek. In deze portemonnee bevonden zich foto’s en pasjes en een identiteitsbewijs van [het slachtoffer] . De stacaravan was zwaar beschadigd door het vuur en stond grotendeels op instorten. De brand heeft hoofdzakelijk gewoed in het woonkamergedeelte en de berging. Het dak was gedeeltelijk ingestort. De meubels waren volledig verbrand. Het vuur is zo destructief geweest dat er geen brandhaard meer kon worden bepaald. Door het destructieve karakter van de brand konden de verbalisanten geen oorzaak voor het ontstaan van de brand vaststellen (dossierpagina’s 1.052-1.055).
Patholoog dr. H.H. de Boer van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft gerelateerd dat bij de sectie een man werd gezien met zeer ernstige thermische beschadiging. Bij de sectie is geen doodsoorzaak gebleken. Bij bepaling van de concentratie koolmonoxide (CO) in het bloed bleek deze lager dan 15%, hetgeen als niet van betekenis voor het overlijden wordt geïnterpreteerd. Gezien deze bevinding, in combinatie met de afwezigheid van roet in de luchtpijp(takken) en slechts geringe roodheid van de slijmvliezen in de luchtwegen is de brand na het overlijden (postmortaal) of rondom het overlijden (perimortaal) aan de orde geweest (dossierpagina’s 1.121-1.124).
Er waren geen aanwijzingen voor geweldsinwerking waarmee het overlijden kan worden verklaard. Er waren geen aanwijzingen voor samendrukkend of stomp botsend geweld op de hals. Het onderzoek hiernaar was beperkt door de thermische beschadiging van het lichaam. Daarnaast hoeft geweld op de hals niet gepaard te gaan met zichtbare afwijkingen bij de sectie. Een overlijden door samendrukkend/omsnoerend of stomp botsend geweld op de hals is op basis van de sectiebevindingen derhalve niet uit te sluiten (dossierpagina’s 1.177-1.183).
Uit toxicologisch onderzoek door dr. I.J. Bosman, apotheker-toxicoloog, blijkt dat ethanol (alcohol) is gemeten en het femoraalbloed en de urine van [het slachtoffer] in concentraties van respectievelijk 1,9 en 2,8 mg/ml. De gemeten ethanol concentratie van 1,9 mg/ml is een concentratie waarbij, bij een gematigde gebruiker, sprake kan zijn van onder andere duidelijke dronkenschap, significante verslechtering van lichaamsfuncties, misselijkheid en braken. Op grond van de resultaten van het uitgevoerde toxicologische onderzoek kan een bijdrage van ethanol (alcohol), drugs, geneesmiddelen, bestrijdingsmiddelen, koolmonoxide en/of cyanide aan het overlijden van [het slachtoffer] niet worden geconcludeerd en het overlijden niet worden verklaard. Er zijn geen aanwijzingen voor geneesmiddelen, drugs, GHB (dossierpagina’s 1.130 en 1.131).
De bewoner van het afgebrande chalet nummer 200 maakte gebruik van telefoonnummer 31684747326. Vlak voor de brand had dit nummer SMS berichten ontvangen van telefoonnummer 31643477996. Dit nummer was in gebruik bij verdachte, [adres 1] te Belfeld (dossierpagina’s 1.271 en 1.272).
Het slachtoffer [het slachtoffer] is getrouwd geweest met [betrokkene 1] . Ze zijn 2 januari 2019 gescheiden. Samen hebben ze twee kinderen. De verdachte is sinds april 2018 de vriend van [betrokkene 1] . Hij heeft ook [een zoon] die Maastricht woont met zijn moeder, een vorige relatie van verdachte.
Uit een proces-verbaal Telecom onderzoek van [verbalisant 4] blijkt dat verdachte om 22:38 uur en 22.39 uur naar [het slachtoffer] belt, maar dat deze niet opneemt. Om 23:18 uur stuurt verdachte een SMS bericht naar [het slachtoffer] . Tussen 22:35 uur en 22:55 uur belt de verdachte meerdere malen naar het nummer van [het slachtoffer] maar er komt geen verbinding tot stand (dossierpagina 511).
Om 22:55 uur belt de verdachte naar het telefoonnummer van [een vriend] . Hij is dan in het gebied van zijn vriendin [betrokkene 1] . Na het contact verplaatst de verdachte zich naar het gebied waar de plaats delict is gelegen. De afstand tussen de woning van [betrokkene 1] en de plaats delict is 8,5 kilometer, 12 minuten reistijd. Bij de registratie 23:05 uur was de verdachte al in dit gebied waar hij bleef tot en met 24 januari 2019 te 00:03 uur. Om 23:05 uur wordt verdachte gebeld door [een vriend] . Om 00:03 uur belt de verdachte naar [een vriend] . Daarna is hij weer in het gebied waar [betrokkene 1] woont (dossierpagina 509).
Uit tapgesprekken eind januari 2019 (dossierpagina 613 e.v.) blijkt dat zowel de verdachte als zijn vriendin, [betrokkene 1] , er met anderen over spreken dat [het slachtoffer] waarschijnlijk zelfmoord heeft gepleegd, maar dat een afrekening ook een mogelijkheid is. De verdachte geeft aan in een tapgesprek dat hij op 23 januari 2019 gewoon thuis was en dat wanneer het slachtoffer dadelijk onder de grond ligt er een hoop rust komt voor mensen.
Op 27 mei 2019 hebben doorzoekingen plaatsgevonden op de adressen [adres 2] te Maashees (woning [betrokkene 1] ) en [adres 1] 1 te Belfeld (woning verdachte). Op beide locaties, in Maashees onder andere in een container bij het perceel, zijn verdovende middelen aangetroffen, te weten 3.848 gram hennep en pillen (ongeveer 11.070 tabletten), in de woning van de verdachte amfetamine. In de Ford Transit van de verdachte is een geldbedrag van € 45.750,00 aangetroffen en in het dashboard een zak met witte substantie, indicatief getest op cocaïne (dossierpagina’s 1.211-1.220).
De vriendin van de verdachte, [betrokkene 1] , heeft op 24 januari 2019 (dossierpagina 859) verklaard dat zij op 20 maart 2018 is weg gegaan bij [het slachtoffer] . [het slachtoffer] had een drugs- en een drankprobleem. [het slachtoffer] vertelde medio oktober 2018 dat hij een stacaravan kon kopen. Toen zij bij [het slachtoffer] op bezoek ging vertelde hij dat de caravan van de verdachte was geweest en dat hij de caravan van de ex van de verdachte had gekocht. Op de vraag of zij heeft gehoord wat er met haar ex-man is gebeurd antwoordde zij dat zij eigenlijk niks had gehoord, buiten de berichten op het nieuws. Er is brand geweest en dat het lichaam van een man was gevonden. Van [zijn ex-partner] , hoorde zij dat het daadwerkelijk zijn caravan was. Meer niet.
Op 4 februari 2019 (dossierpagina 868) heeft zij verklaard dat [het slachtoffer] die woensdag boos was op [betrokkene 1] omdat hij van mening was dat zij de kinderen bij hem weg hield. Die woensdag was het begeleid omgangsregeling. Hij moest de afspraak afzeggen want hij had een afspraak bij Vincent van Gogh. Hij vroeg of hij dan de kinderen het weekend kon zien. [betrokkene 1] heeft gezegd dat hij dat via de begeleidster moest regelen. [het slachtoffer] heeft toen rond 20.00 uur laten weten dat hij het er niet bij liet zitten en de kinderbescherming ging inschakelen. Ze draaide de deuren op slot en deed de gordijnen dicht. Ze was bang dat [het slachtoffer] weer zou komen. Verdachte was bij haar en vroeg wat zij aan het doen was. Als verdachte bij haar was, deed ze namelijk nooit de deuren op slot.
In haar verklaring van 7 juni 2019 (dossierpagina 572 e.v.) heeft [betrokkene 1] , nadat zij telefonisch contact heeft gehad met verdachte na zijn verhoor op 2 juni, verklaard over wat er volgens haar is gebeurd die bewuste nacht.
[betrokkene 1] heeft verklaard dat zij die woensdag de gordijnen had gesloten en de deuren op slot had gedaan. Ze was bang dat [het slachtoffer] zou komen. Verdachte was bij haar. De verdachte gaf aan dat hij haar niet zo verdrietig wilde zien. Ze begon te huilen en de verdachte heeft toen gebeld met [het slachtoffer] maar kreeg hem niet te pakken. De verdachte wilde met [het slachtoffer] in gesprek gaan.
[een vriend] had nog gebeld en gezegd dat de verdachte beter zou kunnen gaan als [het slachtoffer] nuchter was. [betrokkene 1] heeft nog geprobeerd om de verdachte tegen te houden, maar de verdachte zei dat het [het slachtoffer] nu eens duidelijk moest weten dat hij een andere weg moest inslaan en hulp moest gaan zoeken. De verdachte is toen weggegaan.
Toen hij terug kwam is hij rustig naast haar gaan zitten en begon te vertellen wat er was gebeurd. Dat hij daar was geweest en dat [het slachtoffer] direct met een mes op hem afkwam. Dat [het slachtoffer] had gezegd dat hij de verdachte kapot zou maken. Dat ze echt niet meer weet hoe de verdachte [het slachtoffer] om het leven heeft gebracht. De volgende dag is de verdachte naar zijn werk gegaan.
In het begin van de relatie heeft de verdachte een vuurwapen gehad. Dit in verband met bedreigingen door [het slachtoffer] . Dat zal half april 2018 zijn geweest. De verdachte heeft dat vuurwapen later weg gedaan.
Verklaring van de verdachte van 27 mei 2019
De verdachte is op 27 mei 2019 voor de eerste maal verhoord als verdachte. Hij heeft zich toen op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft toen verklaard dat hij in 2017, mogelijk nog begin 2018, op de camping ’t Karrewiel heeft gewoond met zijn ex-vriendin (dossierpagina 56).
Verklaring van de verdachte van 28 mei 2019
Op 28 mei 2019 heeft de verdachte verklaard dat:
- hij glazenwassers- en reinigingswerk doet;
- [een vriend] een kameraad is;
- als [het slachtoffer] onder invloed was dat hij dan met niemand rekening hield;
- dat hij met [betrokkene 1] had besproken dat alles via de politie moest lopen omdat hij niet het risico wilde lopen dat hij zijn zoontje niet meer zou mogen zien;
- hij al jaren aan het vechten is om zijn zoontje te kunnen zien (dossierpagina 87 e.v.).
Verklaring van de verdachte van 30 mei 2019
Op 30 mei 2019 heeft verdachte verklaard dat [betrokkene 1] meerdere berichten van [het slachtoffer] had gekregen over de omgang met de kinderen. Toen hij ’s avonds thuis kwam, zag hij dat [betrokkene 1] de gordijnen dicht had gemaakt en de deuren afgesloten en dat zij huilend op de bank zat. Hij zei toen dat het klaar was en is [het slachtoffer] gaan bellen, maar hij kreeg hem niet te pakken. Hij is toen met zijn lichtgrijze Ford Transit Connect naar de camping gereden.
De stok die hij heeft meegenomen lag in zijn auto. Het betreft een tweedelige aluminium stok. [een vriend] heeft hem nog gebeld en heeft gezegd dat hij terug moest rijden, waar hij toen op heeft geantwoord: “Fuck you”. Toen de verdachte de camping opliep kwam hij een man met een hond tegen. Hij is naar de caravan van [het slachtoffer] gelopen en heeft even staan kijken. Toen de man met de hond vroeg of hij iets zocht, heeft hij gezegd dat hij de mongool al gevonden had. Hij is toen teruggelopen, maar ter hoogte van het zwembad besloot hij toch terug te gaan. De verdachte heeft verklaard dat hij op de deur heeft gebonkt en dat [het slachtoffer] toen de deur open maakte, dat [het slachtoffer] zo dronken was als maar zijn kon en amper op zijn benen kon staan, dat hij [het slachtoffer] toen heeft vastgepakt en geduwd en dat ze toen echt wel even hebben gepraat. De stok had hij al bij de voordeur gezet. Toen hij [het slachtoffer] had aangesproken wou hij naar buiten lopen. De verdachte voelde toen ineens [het slachtoffer] tegen zich aan en heeft hem aan de kant gegooid. Vervolgens is hij weggegaan. Die avond kreeg [betrokkene 1] nog een app-bericht van [het slachtoffer] , dat hij er een einde aan zou maken. Op donderdag hoorde hij dat er brand was geweest bij [het slachtoffer] . Op de vraag waarom verdachte zich niet bij de politie heeft gemeld verklaarde verdachte dat hij hoopte dat er niets meer van zou komen en ze dus ook niet al die stress zouden hebben. Hij hoopte op een kans om geen problemen te krijgen (dossierpagina 130 e.v.).
Verklaring van de verdachte van 2 juni 2019
In de verklaring van 2 juni 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij brieven bij zich heeft en dat de politie dan het hele verhaal compleet heeft. Hij wilde de deur open maken, maar die zat op slot. Hij heeft toen hard op de deur geramd en [het slachtoffer] geroepen, waarna [het slachtoffer] opstond en de deur open deed. De verdachte is een beetje lomp naar binnen gestormd en zag dat [het slachtoffer] een mes greep uit zijn zak, een jachtmes, en met dat mes in zijn richting stak, waarna hij zijn arm heeft vastgepakt om hem tegen te houden. Hij bleef steken, maar raakte hem niet. Hij heeft toen zijn andere arm om zijn nek gepakt en zijn arm strakker aangetrokken tot hij voelde dat zijn lichaam slap werd. [het slachtoffer] lag toen op de grond en hij dacht: die komt zo wel weer bij, maar hij kwam niet meer bij. Vervolgens dacht hij: ik zie mijn zoontje nooit meer. Toen heeft hij een deken die op de bank lag aangestoken. Hij heeft met de telefoon van het slachtoffer een WhatsApp naar [betrokkene 1] gestuurd: ik hou er mee op of zoiets. Hij dacht, als niemand kan aantonen dat ik daar geweest ben, dan zien ze misschien zelfmoord, dan kom ik er mee weg.
De verdachte heeft voorts verklaard dat [het slachtoffer] een klootzak was en dat hij zich niet laat opentrekken door een bezopen gast die hem al 7 maanden terroriseert. Want het slachtoffer heeft hem nooit iets durven doen, want hij wist goed, als ik met hem de kachel aanmaak is het klaar. De verdachte heeft verklaard dat hij toen 100 kilo woog en dat [het slachtoffer] veel smaller is dan hij. De verdachte is naar de begrafenis van [het slachtoffer] geweest (dossierpagina 173 e.v.).
Verklaring van de verdachte van 5 juni 2019
Op 5 juni 2019 heeft de verdachte verklaard dat hij tot aan de camping met [een vriend] heeft gebeld. Hij is nog van de weg geraakt en heeft de auto op moeten tillen om die uit de struiken te krijgen. Daar naar gevraagd door de politie heeft de verdachte verklaard dat dat het probleem is, dat hij zo sterk is. Misschien heeft hij daardoor wel de nek van [het slachtoffer] gebroken, aldus de verdachte.
[het slachtoffer] heeft de deur opengemaakt en geroepen: “wat moet je”. Op het moment dat [het slachtoffer] de deur opende had hij het mes nog niet vast. De verdachte is daadkrachtig, fors, naar binnen gestapt en heeft [het slachtoffer] op het bankje geduwd. Hij heeft [het slachtoffer] op het bankje van de eethoek gedrukt en [het slachtoffer] had toen nog steeds geen mes in zijn handen. [het slachtoffer] heeft op het moment dat ze tegen de eettafel en bank lagen een mes gegrepen. Hij haalde dat uit zijn rechterzak. De verdachte schrok toen en deinsde achteruit. Voor de eethoek ontstond een worsteling. Hij weet niet zeker waar [het slachtoffer] het mes vandaan haalde. [het slachtoffer] probeerde op hem in te steken. Hij zei: ik maak je kapot“. Direct hierop heeft [het slachtoffer] met een zwaai naar zijn linkerkant uitgehaald. Hij greep toen met zijn linkerhand de rechteronderarm van [het slachtoffer] vast om de messteek tegen te houden. Direct hierop pakte hij [het slachtoffer] om zijn nek vast en trok hem naar zich toe. Op de vraag waarom verdachte de kracht op de nek van [het slachtoffer] heeft aangezet antwoordde verdachte dat [het slachtoffer] maar bleef proberen om hem te steken. Hij heeft de arm van [het slachtoffer] vastgehouden tot het moment dat [het slachtoffer] op de grond lag. Toen hij achter [het slachtoffer] stond kon [het slachtoffer] niet meer steken maar hij had nog wel kracht op zijn arm. Hij heeft het strottenhoofd van [het slachtoffer] tegen de bovenkant van zijn rechteronderarm gehad. Toen hij achter [het slachtoffer] stond kon hij meer kracht zetten. Het duurde een tijdje maar toen voelde hij dat [het slachtoffer] slap werd en toen is hij door zijn knieën gezakt en heeft [het slachtoffer] op de grond gelegd. Hij heeft het mes afgepakt en op de eettafel gelegd. Het verbaasde hem dat je iemand kunt laten sterven zonder wapens. Dat had hij wel geleerd want hij is zes jaar beroepsmilitair geweest.
Hij heeft niets gedaan om [het slachtoffer] weer bij bewustzijn te krijgen. Zoals hij er nu over nadenkt, vermoedt hij dat hij zijn nek of strottenhoofd heeft gebroken en dat [het slachtoffer] al dood was toen hij hem liet zakken. Hij twijfelde er niet aan dat [het slachtoffer] al dood was en in zijn armen is gestorven. Toen heeft hij de bank in de fik gestoken en [betrokkene 1] geappt met de telefoon van [het slachtoffer] , zodat het leek op zelfmoord. Dat bericht hebben ze daarna gewist, om hetgeen hij gedaan had te wissen. De brand moest de sporen kwijt maken. Hij heeft de stok achter in de auto gelegd en is weggereden, naar [betrokkene 1] . Hij heeft de politie niet in kennis gesteld omdat hij zichzelf en zijn gezin wilde beschermen en hij wilde [zijn zoon] zien. [betrokkene 1] en hij hebben afgesproken om te zwijgen als het graf (dossierpagina 245 e.v.).
Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg
Ter terechtzitting in eerste aanleg op 2 juli 2020 heeft de verdachte verklaard dat hij op de deur bonkte en dat [het slachtoffer] zei: ‘wat moet je’ en dat verdachte zei dat ze moesten praten. [het slachtoffer] is toen opgestaan en heeft de deur opengemaakt en is fors naar binnen gestapt. Hij heeft hem meteen vastgepakt en tegen de eettafel geduwd. Hij heeft hem gezegd dat hij moest stoppen met het bedreigen van [betrokkene 1] . Hij had hem vast bij de schouders. [het slachtoffer] trok een mes en zei: ”ik maak je kapot”. De verdachte zag het mes en is achteruit gedeinsd. [het slachtoffer] haalde uit. Hij heeft toen de hand gepakt van [het slachtoffer] waar hij het mes in had bij de pols. Meteen probeerde hij hem vast te pakken met zijn rechterarm. Er ontstond een worsteling. [het slachtoffer] stond met zijn rug tegen zijn borst aan. Hij bleef kracht zetten. Verder heeft hij niets gedaan. Hij had het hoofd van [het slachtoffer] bij zijn elleboog. Zolang hij het mes vasthad wilde hij niet loslaten. [het slachtoffer] werd slap en hij heeft het mes afgepakt. Hij heeft even bij de eettafel gestaan. Hij besefte dat [het slachtoffer] niet bewoog en hij voelde geen ademhaling en geen hartslag. Hij heeft toen de deken op de bank in de fik gezet. Het gevoel overheerste dat niemand mocht weten dat hij daar geweest was. [het slachtoffer] was dood en dat was zijn schuld.
Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 23 januari 2019 met [betrokkene 1] huilend naast hem op de bank zat. Zij had allerlei appjes van [het slachtoffer] gekregen over de omgang met de kinderen. Hij heeft toen [het slachtoffer] gebeld, omdat het moest ophouden met al die onzin. Met die onzin bedoelt hij het bedreigen van [betrokkene 1] . Het was de zoveelste keer. [het slachtoffer] had niet in de gaten wat hij iedereen aandeed, aldus de verdachte. [het slachtoffer] nam de telefoon niet op en heeft toen besloten naar hem toe te gaan. Hij wilde hem duidelijk maken dat hij zo ook z’n kinderen kwijt zou raken. Onderweg naar het chalet van [het slachtoffer] heeft hij met [een vriend] gebeld. Hij zei dat de verdachte terug moest gaan. Hij antwoordde daarop: “Fuck you”. Hij stond toen al op de parkeerplaats van camping ’t Karrewiel te Meerlo. Hij gooide het poortje van het chalet van [het slachtoffer] hard open, zodat hij wel moest horen dat er iemand was. De deur kon niet open, want die zat op slot. Hij heeft hard op de deur gebonkt en gewacht tot hij de deur open deed. Hij heeft geroepen: “we moeten praten, het kan zo niet verder”. [het slachtoffer] moest opstaan, want hij zat op de bank. Het duurde even. Hij is toen een beetje lomp naar binnen gestormd, zo van “hallo, hier ben ik”. [het slachtoffer] zei iets van: “wat moet je”. Hij heeft hem bij zijn schouders vastgepakt en gezegd dat hij alles kapot maakte en dat hij moest stoppen. Ze waren toen half tegen de tafel aangekomen. Toen kwam het mes tevoorschijn. Hij heeft niet gezien dat [het slachtoffer] het mes pakte, maar hij had het ineens in zijn rechterhand vast. [het slachtoffer] stak in de richting van zijn zij. Het mes raakte hem niet. Hij heeft met zijn linkerhand zijn rechterpols vastgepakt en zijn rechterarm rond zijn nek gedaan en hem naar zich toegetrokken. Hij had zijn pols dus vast, maar [het slachtoffer] bleef kracht zetten. Geconfronteerd met zijn eerdere overgelegde brief en verklaring van 5 juni 2019 dat [het slachtoffer] stekende bewegingen bleef maken, maar hij die kon afweren (dossierpagina 167) verklaart verdachte dat [het slachtoffer] zich probeerde los te trekken of probeerde te steken, maar in ieder geval met zijn arm, met daarin het mes, kracht bleef zetten. Het hoofd van [het slachtoffer] zat op dat moment in zijn elleboog. Hij heeft zo hard mogelijk getrokken. Hij weet niet hoe lang het heeft geduurd. Zodra hij geen kracht meer zette met zijn hand, heeft hij [het slachtoffer] neergelegd. Hij heeft in zijn nek gevoeld. Er was geen hartslag meer.
Getuigenverklaringen
Verder zijn in het onderzoek Tornjak getuigen gehoord met betrekking tot de (eerdere) gebeurtenissen in de nacht van 19 op 20 januari 2019, waarbij [het slachtoffer] in een horecagelegenheid gewond zou zijn geraakt. Tegen [getuige 2] had [het slachtoffer] verteld dat hij ruzie had gehad en een hersenschudding zou hebben opgelopen, alsmede een blauw oog (dossierpagina 769). [Getuige 3] is gehoord met betrekking tot een incident waarbij [het slachtoffer] in zijn woning verbleef, via de telefoon ruzie had gekregen en ’s nachts in de woonkamer stond met een mes omdat hij dacht dat er meerderen zouden komen, hetgeen niet gebeurde (dossierpagina 763). Ook hebben getuigen verklaard over zijn verblijf in een hotel in de nacht voorafgaand aan de brand in zijn chalet.
Met betrekking tot de persoon van [het slachtoffer] zijn getuigen gehoord, onder meer [de benadeelde partij 1] , die heeft verklaard dat haar vader een man met twee gezichten was. Als hij nuchter was, was hij aimabel en gezellig. Als hij gedronken had of verdovende middelen had gebruikt, was hij een lastige man (dossierpagina 883).
Uit een sfeer proces-verbaal d.d. 31 maart 2021 opgemaakt door [verbalisant 5] , met betrekking tot de politionele en justitiële contacten van het slachtoffer [het slachtoffer] , blijkt dat voor wat betreft het jaar 2018 sprake is van een melding in verband met een zelfmoordpoging door [het slachtoffer] op 22 maart 2018, rijden onder invloed van alcohol op 2 april 2018, meldingen op 18 april 2018 door de ex-vriendin van bedreiging en bemiddeling tussen [het slachtoffer] en de ex-vriendin, een melding van bedreiging op 17 juni 2018 door de ex-vriendin via Facebook, bedreiging van een portier met een kapotte bierfles bij een horecagelegenheid op 17 juni 2018 alsmede mishandeling van een politieagent tijdens transport op die zelfde datum, het meenemen van een auto op 7 juli 2018 onder invloed van alcohol, het aantreffen van een wietplantage op 9 juli 2018 en een melding op 2 september 2018 van agressief gedrag in de woning van een kennis.
Voor wat betreft het jaar 2019 is sprake van een melding dat hij op 1 januari 2019 zich van het leven zou willen beroven maar in een horecagelegenheid werd aangetroffen onder invloed van alcohol. Op 20 januari 2019 werd hij met een verwonding in een horeca gelegenheid aangetroffen onder invloed van alcohol en/of verdovende middelen.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] d.d. 13 juli 2021 blijkt dat de wijkagent in het gebied Maashees heeft bericht dat zij onderzoek heeft gedaan in de politiesystemen en dat de wijkagent heeft geconcludeerd dat zij pas contact kreeg met [betrokkene 1] na het overlijden van [het slachtoffer] en niet in januari 2019 contact had met [betrokkene 1] of de verdachte. Een melding van de zijde van [betrokkene 1] dan wel de verdachte met betrekking tot een vuurwapen dat zou zijn geregeld door [het slachtoffer] is niet aangetroffen, evenmin als een afspraak op locatie, een zogenaamde adresmelding.
Ten aanzien van feit 1 primair
1.
De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 31 augustus 2021, voor zover onder ‘verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep’ is weergegeven en voor zover inhoudende:
Ik heb met mijn linkerhand zijn rechterpols vastgepakt en zijn rechterarm rond zijn nek gedaan en hem naar me toegetrokken. Het hoofd van [het slachtoffer] zat op dat moment in mijn elleboog. Ik heb zo hard mogelijk getrokken. Zodra hij geen kracht meer zette met zijn hand, heb ik [het slachtoffer] neergelegd. Ik heb in zijn nek gevoeld. Er was geen hartslag meer.
2.
Een ander geschrift, te weten een pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood d.d. 28 mei 2019, opgemaakt door dr. H.H. de Boer, arts en forensisch patholoog (dossierpagina’s 1.177-1.189), voor zover inhoudende:
(
dossierpagina 1.179)
Overledene
Naam: (vermoedelijk) [het slachtoffer]
De bovengenoemde persoon is dood aangetroffen te Meerlo, Peschweg 8 op 24 januari 2019 tussen 01.00 - 04.00 uur.
(
dossierpagina 1.182)
Een overlijden door samendrukkend/omsnoerend of stomp botsend geweld op de hals is op basis van de sectiebevindingen niet uit te sluiten.
Conclusie:
Het onderzoek was echter ernstig beperkt door thermische beschadiging. Gezien de bevindingen bij sectie en toxicologisch onderzoek is de brand na het overlijden (postmortaal) of rondom het overlijden (perimortaal) aan de orde geweest.
(
dossierpagina 1.183)
Het volgende onderzoeksmateriaal is bewaard voor (eventueel) vervolgonderzoek:
- Voor DNA-onderzoek: FTA, stukje bot, spierweefsel, hoofdhaar.
3.
Het proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek en benoeming DNA-deskundige d.d. 25 januari 2018 (het hof begrijpt: 2019) (dossierpagina’s 1.149 en 1.150), voor zover inhoudende:
(
dossierpagina 1.149)
Op 24 januari 2019, omstreeks 00.03 uur, werd gemeld dat op de Camping 't Karrewiel, aan de Peschweg 8 te Meerlo een chalet in brand stond. Door de ter plaatse gekomen brandweer werd deze brand geblust waarna een stoffelijk overschot (SIN: AAKY4499NL) in het chalet (nummer 200) werd aangetroffen.
Uit dit onderzoek bleek onder andere dat de bewoner van het chalet is:
[het slachtoffer]
Geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer]
Op 31/07/2006 is het DNA profiel van [het slachtoffer] opgenomen in de DNA databank, parketnummer 0406002804.
Bij het bergen van het lichaam werd onder het lichaam een portemonnee aangetroffen met daarin een identiteit kaart op naam van genoemde [het slachtoffer] . Door de staat van het lichaam (ernstige aantasting door brand) is een herkenning niet mogelijk.
Op 25 januari vond gerechtelijke sectie plaats aan het stoffelijk overschot. Tijdens de sectie is DNA materiaal veiliggesteld dat vergeleken dient te worden met het reeds aanwezige DNA profiel in de DNA databank van [het slachtoffer] specifiek, en indien dit een negatief resultaat kent met de profielen opgenomen in de DNA databank.
Spoor
SIN: AAKY4499NL
Spoortype: Stoffelijk overschot
4.
Een ander geschrift, te weten het rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van een ongeïdentificeerde persoon in Venlo op 24 januari 2019 d.d. 28 januari 2019, opgesteld door ing. J.L.W. Dieltjes (dossierpagina’s 1.128 en 1.1.29), voor zover inhoudende:
(
dossierpagina 1.128)
Vraagstelling
In de aanvraag onderzoek is vermeld dat na het blussen van een brand in een chalet een stoffelijk overschot AAKY4499NL van een tot dusver ongeïdentificeerde persoon is aangetroffen. Politie Eenheid Limburg heeft verzocht referentiemateriaal van het stoffelijk overschot aan een DNA-onderzoek te onderwerpen en het daarbij verkregen DNA-profiel te vergelijken met het DNA-profiel van [het slachtoffer] REM830 (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ). Het doel van dit onderzoek is te onderzoeken of de ongeïdentificeerde persoon [het slachtoffer] zou kunnen zijn.
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
AALI1292NL
Referentiemonster bloed van de ongeïdentificeerde persoon AAKY4499NL
AALI1294NL
Referentiemonster spier van de ongeïdentificeerde persoon AAKY4499NL
(
dossierpagina 1.129)
Resultaten, interpretatie en conclusie
Van het referentiemonster spier AALI1294NL is een DNA-profiel verkregen van een man. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [het slachtoffer] REM830 (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ). Dit betekent dat de ongeïdentificeerde persoon [het slachtoffer] kan zijn. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man met het DNA-profiel van de ongeïdentificeerde persoon matcht is kleiner dan één op één miljard. Vanwege het resultaat van het DNA-onderzoek aan het referentiemonster spier AALI1294NL is het DNA-onderzoek aan het referentiemonster bloed AALI1292NL gestopt.
5.
Het proces-verbaal identificatie d.d. 28 januari 2019 (dossierpagina 1.127), voor zover inhoudende:
Op 25 januari 2019 werd tijdens de gerechtelijke sectie, door forensisch patholoog H.H. de Boer, een referentiemonster bloed SIN AALI1292NL en een referentiemonster spier SIN AALI1294NL van de ongeïdentificeerde persoon met SIN AAKY4499NL veiliggesteld ten behoeve van een vergelijkend DNA onderzoek.
Op 28 januari 2019, bleek uit het rapport DNA onderzoek van het NFI, dat van het referentiemonster spier SIN AALI1294NL een DNA-profiel is verkregen welke matcht met het DNA-profiel van [het slachtoffer] REM830 (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ).
Overledene SIN AAKY4499NL
Overledene : [het slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] te [geboorteplaats slachtoffer] .
Ten aanzien van feit 2 primair
Het hof volstaat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit op de voet van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte, zoals blijkt uit de hieronder genoemde verklaring, het bewezenverklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
Het bewezenverklaarde berust op de navolgende bewijsmiddelen:
het proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 31 augustus 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde;
het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict (Peschweg 8 Meerlo) d.d. 20 maart 2019 (dossierpagina’s 1.052-1.056).
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
Het hof volstaat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten op de voet van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte, zoals blijkt uit de hieronder genoemde verklaring, het bewezenverklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
Het bewezenverklaarde berust op de navolgende bewijsmiddelen:
het proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 31 augustus 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde;
het proces-verbaal zaaksdossier verdovende middelen d.d. 15 juli 2019 (dossierpagina’s 1.208-1.222)
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2019 (dossierpagina’s 1.223 en 1.224);
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juni 2019 (dossierpagina 1.225);
het rapport Identificatie veel voorkomende drugs van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 1 juli 2019 (dossierpagina’s 1.307 en 1.308).
Algemene bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
II.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair