[appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Zij heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
[appellante] betwist dat zij de (spontane) informatieplicht niet voldoende nakomt door
onvoldoende informatie door te sturen naar de bewindvoerder. Het vonnis vermeldt
eveneens dat na 29 maart 2021 in het geheel niets meer van haar is vernomen. [appellante] is op 24 februari 2021 getroffen door een herseninfarct als gevolg waarvan zij op 3 maart 2021 is opgenomen in het ziekenhuis. Voor revalidatie wordt zij op 10 maart 2021 opgenomen in een revalidatiekliniek. Tot aan haar infarct heeft [appellante] aan haar informatieplicht voldaan door haar bewindvoerder per mail minimaal één keer per maand op de hoogte te houden van
haar situatie en arbeidsactiviteiten. Het is juist dat [appellante] vanaf haar infarct op 24 februari 2021gedurende haar ziekenhuisopname (vanaf 3 maart 2021) en haar revalidatieproces dat nog gaande is, niet in staat is geweest haar spontane informatieplicht na te komen. [appellante] vindt echter niet dat zij toerekenbaar tekortgeschoten is in het nakomen van haar informatieplicht.
[appellante] bestrijdt voorts dat zij de arbeids- en sollicitatieverplichting niet naar behoren is nagekomen. Los van het feit dat zij sinds haar opname in ziekenhuis en revalidatiekliniek niet in staat is om te werken, is zij van mening dat zij haar arbeids- en sollicitatieverplichting voldoende is nagekomen. Zij heeft de waarschuwingsbrief van 28 januari 2019 ter harte genomen en haar uiterste best gedaan om aan werk te komen. Vanaf 15 juli 2019 tot aan de horeca lockdown eind maart 2020 heeft zij als afwasser gewerkt. Zelfs in corona tijd heeft zij nog gewerkt en tot enkele dagen voor haar infarct. [appellante] heeft goed begrepen dat zij zich maximaal moet inspannen om te werken en heeft hiervan ook blijk gegeven. Zij bestrijdt dan ook dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar sollicitatie- en arbeidsverplichting. In het vonnis wordt voormelde tekortkoming niet concreet en is die onvoldoende gemotiveerd.
Derhalve stelt [appellante] zich dan ook op het standpunt dat het vonnis wegens gebrek aan een motivering dient te worden vernietigd. Immers blijkt uit het bestreden vonnis geenszins waarop het oordeel dat zij niet aan de kernverplichtingen van de schuldsanering zou hebben voldaan, berust.
Over de bij- en afschrijvingen voor [voormalige vriend] brengt [appellante] tot slot naar voren dat zij transacties via marktplaats voor hem heeft gedaan omdat deze vriend van haar tot in 2020 geen bankpas/bankrekening had en zij voor hem benodigdheden voor diens hondenfokkerij kocht/verkocht. De gemeente [gemeente] heeft in het kader van de bijstandsuitkering van [appellante] een onderzoek naar deze bij- en afschrijvingen ingesteld en bepaald dat deze
bedragen dienen te worden terugbetaald. [voormalige vriend] zal dit aan [appellante] betalen. [appellante] onderkent dat zij in deze kwestie niet conform de regels van de schuldsaneringsregeling heeft gehandeld en zal dit niet meer doen.