ECLI:NL:GHSHE:2021:2978

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
200.297.819_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van het einde van de schuldsaneringsregeling zonder toekenning van de schone lei wegens tekortkomingen in de nakoming van verplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Limburg had eerder op 20 juli 2021 geoordeeld dat de appellante toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. De appellante, die eerder al een schuldsaneringsregeling had doorlopen, had verzocht om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder toekenning van de schone lei te heroverwegen. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 september 2021 werd duidelijk dat de appellante, ondanks haar herseninfarct in februari 2021, niet voldoende had voldaan aan haar informatieplicht en sollicitatieplicht. Het hof oordeelde dat de tekortkomingen niet aan haar herseninfarct konden worden toegerekend, aangezien deze tekortkomingen al vóór het infarct waren geconstateerd. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat de schuldsaneringsregeling van de appellante terecht was beëindigd zonder toekenning van de schone lei. De appellante had onvoldoende bewijs geleverd van haar inspanningen om aan haar verplichtingen te voldoen, en de rechtbank had terecht geen aanleiding gezien om de tekortkomingen buiten beschouwing te laten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en concludeerde dat de appellante niet in aanmerking kwam voor een verlenging van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 30 september 2021
Zaaknummer : 200.297.819/01
Zaaknummer eerste aanleg : [insolventienummer]
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. L.N. Hermans te Kerkrade.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 20 juli 2021.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 juli 2021, heeft [appellante] het hof verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de voordracht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei te beëindigen af te wijzen c.q. te ontzeggen en de toepassing van de schuldsaneringsregeling alsnog te beëindigen (naar het hof begrijpt met toepassing van de ‘schone lei”), subsidiair de termijn te verlengen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 september 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellante] , bijgestaan door mr. Hermans,
  • mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder,
  • de heer [beschermingsbewindvoerder 1] en mevrouw [beschermingsbewindvoerder 2] in hun hoedanigheid van
informanten, hierna respectievelijk te noemen: beschermingsbewindvoerder [beschermingsbewindvoerder 1]
en beschermingsbewindvoerder [beschermingsbewindvoerder 2] .
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van verhoor van de rechter-commissaris d.d. 12 februari 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 8 juli 2021;
- de indieningsformulieren met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 16 augustus 2021 en 27 augustus 2021;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 16 september 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken dat over de goederen die aan [appellante] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind is ingesteld als bedoeld in artikel 1:431 lid 1 BW. Uit hetgeen door hen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep gesteld is blijkt dat de beschermingsbewindvoerders bekend zijn met het hoger beroep dat [appellante] heeft ingesteld en in het kader daarvan in de gelegenheid zijn gesteld, van welke gelegenheid zij in appel ook gebruik hebben gemaakt, om hun visie over dit hoger beroep te geven (vgl. HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV4010).
3.2.
Bij vonnis van 10 juli 2018 is ten aanzien van [appellante] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.3.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 354 lid 1 Faillissementswet (Fw) bij wijze van eindoordeel in verband met het verstrijken van de looptijd van de schuldsaneringsregeling, geoordeeld dat [appellante] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. De rechtbank heeft daarbij geen toepassing gegeven aan artikel 354 lid 2 Fw, zodat op grond van artikel 358 lid 2 Fw aan [appellante] geen “schone lei” is verleend. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan;
3.4.
De rechtbank heeft dit, zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd:
“2.6. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de saniet
toerekenbaar tekort is geschoten in het voldoen aan de verplichtingen voortvloeiende uit de
schuldsaneringsregeling en wel zodanig dat die tekortkomingen niet buiten beschouwing
kunnen blijven. De rechtbank ziet geen heil in een verlenging. Gebleken is dat de saniet
slechts kort in staat is om min of meer zelfstandig aan haar verplichtingen te voldoen. Zo is
de tijdens het verhoor gedane belofte al binnen twee maanden gebroken, terwijl de saniet
toch doordrongen moet zijn geweest van het belang van een goed einde van haar schuldsaneringsregeling.
Op basis van de huidige stand van de boedel en de daaruit blijkende afdrachten is voorts de inschatting dat er niet of nauwelijks gespaard zal gaan worden voor de schuldeisers bij een eventuele verlenging. Het te sparen bedrag zal waarschijnlijk geheel opgaan aan het salaris van de bewindvoerder. Daarnaast kan van de beschermingsbewindvoerder niet worden verwacht dat deze de informatieplicht voor de saniet blijft nakomen. De saniet heeft nu drie jaar in de regeling gezeten en daarvoor ook al eens een schuldsaneringsregeling doorlopen. De saniet weet dus wat van haar wordt verwacht en zal zelf aan haar verplichtingen moeten voldoen. Zoals de beschermingsbewindvoerder aangeeft kan dit niet worden gegarandeerd. De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal dan ook zonder de zogenaamde schone lei worden beëindigd.”
3.5.
[appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Zij heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
[appellante] betwist dat zij de (spontane) informatieplicht niet voldoende nakomt door
onvoldoende informatie door te sturen naar de bewindvoerder. Het vonnis vermeldt
eveneens dat na 29 maart 2021 in het geheel niets meer van haar is vernomen. [appellante] is op 24 februari 2021 getroffen door een herseninfarct als gevolg waarvan zij op 3 maart 2021 is opgenomen in het ziekenhuis. Voor revalidatie wordt zij op 10 maart 2021 opgenomen in een revalidatiekliniek. Tot aan haar infarct heeft [appellante] aan haar informatieplicht voldaan door haar bewindvoerder per mail minimaal één keer per maand op de hoogte te houden van
haar situatie en arbeidsactiviteiten. Het is juist dat [appellante] vanaf haar infarct op 24 februari 2021gedurende haar ziekenhuisopname (vanaf 3 maart 2021) en haar revalidatieproces dat nog gaande is, niet in staat is geweest haar spontane informatieplicht na te komen. [appellante] vindt echter niet dat zij toerekenbaar tekortgeschoten is in het nakomen van haar informatieplicht.
[appellante] bestrijdt voorts dat zij de arbeids- en sollicitatieverplichting niet naar behoren is nagekomen. Los van het feit dat zij sinds haar opname in ziekenhuis en revalidatiekliniek niet in staat is om te werken, is zij van mening dat zij haar arbeids- en sollicitatieverplichting voldoende is nagekomen. Zij heeft de waarschuwingsbrief van 28 januari 2019 ter harte genomen en haar uiterste best gedaan om aan werk te komen. Vanaf 15 juli 2019 tot aan de horeca lockdown eind maart 2020 heeft zij als afwasser gewerkt. Zelfs in corona tijd heeft zij nog gewerkt en tot enkele dagen voor haar infarct. [appellante] heeft goed begrepen dat zij zich maximaal moet inspannen om te werken en heeft hiervan ook blijk gegeven. Zij bestrijdt dan ook dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar sollicitatie- en arbeidsverplichting. In het vonnis wordt voormelde tekortkoming niet concreet en is die onvoldoende gemotiveerd.
Derhalve stelt [appellante] zich dan ook op het standpunt dat het vonnis wegens gebrek aan een motivering dient te worden vernietigd. Immers blijkt uit het bestreden vonnis geenszins waarop het oordeel dat zij niet aan de kernverplichtingen van de schuldsanering zou hebben voldaan, berust.
Over de bij- en afschrijvingen voor [voormalige vriend] brengt [appellante] tot slot naar voren dat zij transacties via marktplaats voor hem heeft gedaan omdat deze vriend van haar tot in 2020 geen bankpas/bankrekening had en zij voor hem benodigdheden voor diens hondenfokkerij kocht/verkocht. De gemeente [gemeente] heeft in het kader van de bijstandsuitkering van [appellante] een onderzoek naar deze bij- en afschrijvingen ingesteld en bepaald dat deze
bedragen dienen te worden terugbetaald. [voormalige vriend] zal dit aan [appellante] betalen. [appellante] onderkent dat zij in deze kwestie niet conform de regels van de schuldsaneringsregeling heeft gehandeld en zal dit niet meer doen.
3.6.
Hieraan is door en namens [appellante] ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. [appellante] revalideert nog van haar herseninfarct, maar doet op het moment wel via de gemeente vrijwilligerswerk bij een ruilwinkel, aanvankelijk voor twee uren per week, maar inmiddels zijn dat acht uren geworden. Omdat gedurende de revalidatie haar situatie feitelijk stabiel is valt er ook niets nieuws te melden aan de bewindvoerder, vandaar dat zij haar ook niet periodiek informeert.
Zij heeft voorts spijt van het feit dat zij een voormalige vriend, [voormalige vriend] , heeft willen helpen door via haar bankrekening namens hem transacties te doen omdat hij niet in het bezit was van een bankpas. Alle gelden die zij van hem op haar rekening ontvangen heeft, heeft zij aan [voormalige vriend] teruggestort. Deze situatie is inmiddels gestopt en zij heeft ook geen contact met [voormalige vriend] meer.
Ook zegt [appellante] met regelmaat te solliciteren, maar vaak ontvangt zij hier geen enkele reactie op. Zij kan dan dus ook geen reacties aan de bewindvoerder doorzenden. Tijdens de lockdown heeft [appellante] in de horeca gewerkt en daarna is zij poetswerk gaan doen. Daar is zij door een misverstand in haar proeftijd ontslagen. Zij had zich ziekgemeld bij het hotel waar zij door haar werkgever te werk was gesteld maar niet rechtstreeks bij haar werkgever. Zij verkeerde in de veronderstelling dat het hotel hiervoor zorg zou dragen, maar dat bleek niet het geval, waarop haar werkgever stelde dat zij zonder berichtgeving niet op haar werk was verschenen. [appellante] stelt tot slot te hebben geleerd van haar fouten en nu goed haar best te (zullen gaan) doen. Zij wil graag een tweede kans.
3.7.
De bewindvoerder heeft in haar brief van 16 september 2021- zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. [appellante] heeft zich tijdens vrijwel de gehele looptijd niet aan de informatieplicht gehouden. Weliswaar stuurde zij met enige regelmaat een e-mail, maar bij deze e-mails waren nooit onderbouwende stukken gevoegd. [appellante] heeft zelden tijdig gereageerd op vragen of heeft de informatie waarom verzocht werd niet of pas met veel vertraging toegestuurd. Uit de e-mails blijkt verder dat ook de beschermingsbewindvoerder [appellante] meerdere malen heeft herinnerd aan het aanleveren van de benodigde informatie. Niet alleen ten behoeve van de schuldsaneringsregeling werd informatie te laat en onvolledig aangeleverd. Dat was ook het geval bij het aanleveren van informatie aan de gemeente en de beschermingsbewindvoerder. Na haar herseninfarct waarover [appellante] op 3 maart 2021 informeerde, heeft zij wel nog geïnformeerd op 29 maart 2021 dat zij uit het ziekenhuis ontslagen was, maar vervolgens werd opnieuw niet gereageerd op verzoeken om informatie van bewindvoerder en beschermingsbewindvoerder.
[appellante] heeft tijdens de eerste verslagperiode niet voldaan aan de sollicitatieplicht. Van juli
2019 tot en met juni 2020 heeft zij niet fulltime gewerkt in het eetcafé waardoor er een aanvullende sollicitatieplicht van toepassing was. Veelvuldig voldeed [appellante] aan haar "plicht" door vier sollicitaties door te sturen, waarbij deze sollicitaties vaak op één dag werden gedaan, om aan de "verplichting" te voldoen. Ook heeft [appellante] tijdens de coronatijd slechts één dag gewerkt voor [bedrijf] bij het [hotel] .
Bij beschikking van 13 juli 2021 heeft de gemeente een bedrag van € 187,05 van [appellante]
teruggevorderd. Dit bedrag is door de beschermingsbewindvoerder voldaan. [appellante] heeft
veel te laat informatie aangeleverd over de betalingen van en aan [voormalige vriend] . De uiteindelijk overgelegde informatie bij het verhoor door de rechter-commissaris op 12 februari 2021 is niet verifieerbaar. Het is volstrekt onduidelijk waarom [appellante] niet tijdig, duidelijke informatie heeft gegeven over de betalingen van en aan [voormalige vriend] . Dat [voormalige vriend] kermismedewerker zou zijn heeft hij zelf, noch [appellante] ooit meegedeeld. Het beroep van de heer [voormalige vriend] is voor wat betreft de informatieplicht van [appellante] verder niet relevant.
In verband met het niet voldoen aan de verplichtingen is met [appellante] de eventuele verlenging van de looptijd reeds besproken op 27 oktober 2020. [appellante] heeft destijds ook zelf erkend dat zij zich niet aan de verplichtingen had gehouden. Zij heeft destijds tevens aangegeven een verlenging niet te zien zitten. Ná dit gesprek is er nog een verslag geschreven in januari 2021 en is er nog een verhoor geweest bij de rechter-commissaris in februari 2021. Desondanks is er ná 29 maart 2021 opnieuw geen informatie toegestuurd.
Gelet op het bovenstaande is de bewindvoerder dan ook van mening dat de rechtbank deze schuldsaneringsregeling terecht heeft beëindigd zonder schone lei.
3.8.
Hieraan is door de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. De bewindvoerder hoort nu voor het eerst dat [appellante] vrijwilligerswerk doet. Ook met betrekking tot de stand van zaken ten aanzien van de revalidatie wordt de bewindvoerder, ondanks herhaalde verzoeken hiertoe, niet geïnformeerd. [appellante] informeert haar beschermingsbewindvoerders, die slechts twee straten van het woonhuis van [appellante] gevestigd zijn, en de gemeente ook erg slecht. Dat is al vanaf het begin van de schuldsaneringsregeling zo. In de kwestie met betrekking tot de financiële transacties met [voormalige vriend] heeft de bewindvoerder in juni 2020 om opheldering gevraagd, maar die informatie is nooit door [appellante] aangeleverd. De kwestie is voor de bewindvoerder dan ook nog steeds geheel onduidelijk en niet verifieerbaar. [appellante] reageert niet op (herhaalde) informatieverzoeken en de bewindvoerder ziet dan ook niet in waarom [appellante] nu ineens wel haar informatieplicht naar behoren zou kunnen gaan nakomen. Daar komt bij dat [appellante] ook altijd maar parttime gewerkt heeft terwijl er voor haar wel altijd een fulltime arbeidsverplichting van kracht geweest is. [appellante] had aanvullend moeten solliciteren. Als ze solliciteert is dat minimaal en altijd via de website Indeed, vaak op één dag. Dat ziet de bewindvoerder niet als je uiterste best doen.
3.9.
De beschermingsbewindvoerders hebben bij gelegenheid van de zitting in hoger beroep desgevraagd nog het navolgende aangevoerd.
Beschermingsbewindvoerder [beschermingsbewindvoerder 2] geeft aan dat het informeren structureel zeer slecht verloopt. Informatie is vaak te laat of komt, ondanks herhaalde verzoeken, soms helemaal niet. Er wordt soms wel zes of zeven keer (tevergeefs) om informatie verzocht. Zo werd bijvoorbeeld ook het feit dat [appellante] in hoger beroep is gegaan aanvankelijk door [appellante] niet medegedeeld. Voorts geeft beschermingsbewindvoerder [beschermingsbewindvoerder 2] aan dat zij de financiële kwestie ten aanzien van [voormalige vriend] heeft ontdekt, maar tot op de dag van vandaag, bij gebreke aan nadere informatie van [appellante] , net als de bewindvoerder niet doorziet wat er zich hier nu daadwerkelijk heeft afgespeeld.
Beschermingsbewindvoerder [beschermingsbewindvoerder 1] beaamt de woorden van zijn collega en verwijst voor hun (ongewijzigde) standpunt nog naar de processen-verbaal van het verhoor op 12 februari 2021 en de eindzitting op 8 juli 2021.
3.10.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.10.1.
Bij het einde van de termijn gedurende welke de toepassing van de schuldsaneringsregeling van kracht is, dient op de voet van artikel 354 lid 1 Fw te worden vastgesteld of de schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Bij deze vaststelling geldt als maatstaf of een tekortkoming, in het licht van alle omstandigheden van het geval, een duidelijke aanwijzing vormt dat het bij de schuldenaar aan de van hem te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling heeft ontbroken. Ingevolge artikel 354 lid 2 Fw dient de rechter voorts na te gaan of er aanleiding bestaat om te bepalen dat een tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing blijft.
3.10.2.
Het hof is op basis van zowel de overgelegde stukken als het verhandelde ter zitting in hoger beroep van oordeel dat [appellante] de voor haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende kernverplichtingen, waaronder met name doch niet uitsluitend de (spontane) informatieplicht, structureel niet naar behoren is nagekomen. Met name uit de door de bewindvoerder opgestelde verslagen ex artikel 318 Fw kan worden herleid dat deze gebrekkige nakoming feitelijk reeds vanaf de aanvang van schuldsaneringsregeling heeft gespeeld.
Een en ander is ook aanleiding geweest voor een schriftelijk waarschuwing van de rechter-commissaris aan het adres van [appellante] bij brief d.d. 28 januari 2019 alsmede voor een verhoor door de rechter-commissaris op 12 februari 2021.
3.10.3.
Gebleken is dat ondanks voornoemde waarschuwingsbrief en verhoor alsmede herhaalde herinneringen en aansporingen van zowel de bewindvoerder als de beide beschermingsbewindvoerders hierin nauwelijks enige verbetering te bespeuren valt.
Zo is de bewindvoerder reeds sinds juni 2020 in afwachting van nadere informatie inzake de financiële transacties welke blijkens de bankafschriften van [appellante] hebben plaatsgevonden tussen haar en de heer [voormalige vriend] . Een en ander klemt des temeer nu [appellante] hiervoor inmiddels door haar uitkeringsinstantie is gekort en de verklaring die [appellante] voor deze financiële transacties onder andere bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft gegeven op geen enkele wijze uit haar bankafschriften kan worden herleid. Meer concreet, [appellante] stelt dat zij de van [voormalige vriend] ontvangen bedragen allemaal aan hem heeft teruggeboekt, doch op voornoemde afschriften staan aan de debet- en creditzijde geen bedragen van gelijke omvang die deze lezing der feiten zouden kunnen ondersteunen.
Voorts heeft de bewindvoerder bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep nadrukkelijk gesteld niet eerder op de hoogte te zijn geweest van het feit dat [appellante] op dit moment vrijwilligerswerk verricht, hetgeen door [appellante] ook niet weersproken is. Niet gebleken is dat deze informatie door [appellante] niet zou kunnen worden verstrekt. Gelet op het kunnen verrichten van dat vrijwilligerswerk is ook niet aannemelijk gemaakt dat de gevolgen van het herseninfarct een dergelijke informatievoorziening zouden beletten. Ook heeft [appellante] ondanks herhaalde verzoeken tot op de dag van vandaag verzuimd om haar bewindvoerder na 29 maart 2021 te berichten inzake het verloop van haar revalidatie na haar herseninfarct op 24 februari 2021. Dat [appellante] , zoals zij bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft gesteld, van mening is dat er ten aanzien van haar revalidatie feitelijk weinig nieuws te melden valt maakt naar het oordeel van het hof niet dat zij de informatieverzoeken van haar bewindvoerder hieromtrent finaal kan negeren zoals zij wel gedaan heeft.
Daarbij hebben de beschermingsbewindvoerders bij gelegenheid van voornoemde zitting verklaard dat zij aanvankelijk niet door [appellante] op de hoogte waren gesteld van onderhavig hoger beroep. Ook zouden zij structureel -ook voorafgaand aan het herseninfarct- heel slecht geïnformeerd zijn en bepaalde cruciale informatie soms tot wel zeven keer tevergeefs bij [appellante] hebben opgevraagd. Tevens hebben zij verklaard dat de informatievoorziening in het kader van de schuldsaneringsregeling richting de bewindvoerder in feite ook nagenoeg geheel door hen en niet door [appellante] zelf verzorgd is.
3.10.4.
Voorts is het hof van oordeel dat [appellante] ook ten aanzien van de nakoming van de sollicitatieplicht niet een van haar in redelijkheid te verwachten inspanning geleverd heeft. Hoewel voor [appellante] vanaf de aanvang van haar schuldsaneringsregeling de volledige arbeids- en sollicitatieplicht van kracht was heeft zij nimmer fulltime gewerkt, hetgeen kan worden herleid uit de aantallen gewerkte uren zoals vermeld op de door haar overgelegde salarisspecificaties. Daarbij komt dat [appellante] uitsluitend (aanvullend) solliciteert via één en dezelfde website en dat zij van deze sollicitaties uitsluitend een door haarzelf opgesteld handgeschreven overzicht aan haar bewindvoerder heeft verstrekt. Sollicitatiebrieven, uitnodigingen en afwijzingen, al dan niet in de vorm van een print-screen nu zij digitaal solliciteert, van de door haar gestelde sollicitatie-activiteiten ontbreken zodat het hof van oordeel is dat zij in ieder geval niet op de vereiste wijze en niet aantoonbaar voldoende (aanvullend) gesolliciteerd heeft. Ingevolge artikel 3.5 van de van toepassing zijnde Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen dient een schuldenaar immers minimaal vier keer per maand aantoonbaar (schriftelijk) en gericht te solliciteren op openstaande vacatures en steeds, en gelet op artikel 327 juncto artikel 105 Fw ook spontaan, kopieën van de sollicitatiebewijzen- en formulieren e.d. te maken en aan de bewindvoerder toe te sturen.
3.10.5.
Het hof begrijpt dat het herseninfarct van [appellante] op 24 februari 2021 een ingrijpende gebeurtenis voor haar moet zijn geweest waarvan zij thans, gedurende haar nog steeds voortdurende revalidatie, begrijpelijkerwijs nog de nodige nadelige gevolgen ervaart. Het hof heeft echter ook vastgesteld dat het feit dat [appellante] bovengenoemde voor haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen structureel niet naar behoren is nagekomen niet aan haar herseninfarct (eind februari 2021) kan worden gerelateerd omdat hiervan reeds vanaf het begin van haar schuldsaneringsregeling in 2018 sprake was. Hierbij is ook van belang dat het verhoor door de rechter-commissaris op 12 februari 2021 (dus voorafgaande aan het herseninfarct) enkel niet heeft geleid tot een tussentijdse beëindiging omdat de eindzitting al in zicht was. Het hof begrijpt de overwegingen van de rechter-commissaris, zoals die uit de laatste bladzijde van het proces-verbaal blijken, aldus dat het op dat moment niet meer efficiënt was om een traject voor tussentijdse beëindiging op te starten: ‘
Dan weet ik eigenlijk voldoende. In juni/ juli zal de reguliere eindzitting plaatsvinden. Ik kan aan de bewindvoerder vragen om een voordracht tussentijds einde op te maken maar dan komen we ook in april / mei uit? We kunnen dus ook de reguliere eindzitting afwachten’. De tekortkomingen, die een zelfstandige grond opleveren om de schone lei te onthouden, dateren dus al van vóór het herseninfarct.
Er is dus geen enkele grond om te stellen dat de geconstateerde tekortkomingen [appellante] vanwege haar herseninfarct niet of althans in mindere mate zouden kunnen worden aangerekend. Het hof is derhalve van oordeel dat niet is gebleken dat de geconstateerde tekortkomingen [appellante] niet kunnen worden toegerekend als bedoeld in artikel 354 lid 1 Fw noch dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 354 lid 2 Fw.
3.10.6.
Nu, tevens doordat zij bekend is althans, onder meer nu zij voor de tweede maal het schuldsaneringstraject doorlopen heeft, redelijkerwijs geacht wordt bekend te zijn met de verplichtingen hiervan -mede in welk verband het hof naar de processtukken wijst-, de geconstateerde tekortkomingen [appellante] kunnen worden verweten en het bovendien om meerdere verwijtbare tekortkomingen gaat, acht het hof geen termen aanwezig om de schuldsaneringsregeling van [appellante] , zoals subsidiair door haar verzocht, te verlengen. Zelfs in het licht van onderhavig hoger beroep is er geen enkele aanwijzing dat [appellante] ten aanzien van voornoemde tekortkomingen een ommekeer ten goede zou hebben gemaakt. Nog steeds ontbreken er informatiebescheiden die reeds vele malen door de bewindvoerder zijn opgevraagd en ook nu verzuimt [appellante] om haar bewindvoerder spontaan te informeren ten aanzien van zaken en omstandigheden waarvan zij weet, althans zou dienen te begrijpen, dat deze voor het verloop van schuldsaneringsregeling van belang zijn, terwijl niet aannemelijk is gemaakt dat deze tekortkoming gerelateerd is aan het herseninfarct. Te denken valt hierbij aan het vrijwilligerswerk dat [appellante] thans verricht alsmede de actuele stand van zaken met betrekking tot haar revalidatie.
3.10.7.
Al hetgeen hiervoor is overwogen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, voert het hof dan ook tot de slotsom dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat de schuldsaneringsregeling van [appellante] dient te worden beëindigd zonder toekenning van de schone lei.
3.11.
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, S.M.A.M. Venhuizen en R.H.M. Pooyé en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2021.