ECLI:NL:GHSHE:2021:3048

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
6 oktober 2021
Zaaknummer
20-001786-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak in hoofdzaak

Op 7 oktober 2021 heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 juni 2015. De zaak betreft een vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel is vastgesteld op € 788.162,60. De rechtbank had de betrokkene een betalingsverplichting opgelegd van € 749.181,-. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou bevestigen, terwijl de verdediging pleitte voor afwijzing van de ontnemingsvordering, gezien de vrijspraak in de hoofdzaak.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de beslissing om de ontnemingsvordering toe te wijzen. De betrokkene was eerder veroordeeld voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, maar was integraal vrijgesproken van gewoonte maken van opzetheling. Aangezien de vordering tot wederrechtelijk voordeel was gebaseerd op strafbare feiten waarvan de betrokkene was vrijgesproken, en er onvoldoende aanwijzingen waren voor andere strafbare feiten, heeft het hof de vordering afgewezen.

In de beslissing heeft het hof de vordering tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen en opnieuw recht gedaan. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. P.T. Gründemann als voorzitter, en is op 7 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001786-15
Uitspraak : 7 oktober 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 2 juni 2015 op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 02-811743-09 tegen:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats + datum] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Vught, Nw Vosseveld 2 HvB Arres. te Vught.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 788.162,60 en is aan betrokkene een betalingsverplichting opgelegd voor een bedrag van€ 749.181,-.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit de ontnemingsvordering af te wijzen gelet op de in de onderliggende hoofdzaak bepleite vrijspraak.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Beoordeling van de ontnemingsvordering
De veroordeling
De betrokkene is bij arrest van dit hof van 7 oktober 2021 onder parketnummer
20-001785-15 ter zake van - kort weergegeven – feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en feit 3: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 196 uren, subsidiair 98 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De betrokkene is bij dit arrest integraal vrijgesproken van een gewoonte maken van opzetheling in de periode van 1 april 2004 tot 22 april 2010 (feit 1).
Nu de vordering ter zake van het wederrechtelijk voordeel gebaseerd is op bovenstaande strafbare handelingen waarvan de betrokkene, dus van feit 1, is vrijgesproken, en er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van betrokkene bij andere strafbare feiten, zal het hof de vordering afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af de vordering strekkende tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel tot het in die vordering genoemde bedrag.
Aldus gewezen door:
mr. P.T. Gründemann, voorzitter,
mr. V.M. van Daalen-Mannaerts en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Minneboo, griffier,
en op 7 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. V.M. van Daalen-Mannaerts is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.