ECLI:NL:GHSHE:2021:3107

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
200.291.999_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling voor minderjarigen na ontbinding geregistreerd partnerschap

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 23 december 2020. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt de rechtbank om de beschikking te vernietigen en een zorgregeling vast te stellen voor zijn twee minderjarige kinderen, geboren in 2010 en 2015. De kinderen hebben tot nu toe hun hoofdverblijf bij de moeder, met wie de vader een geregistreerd partnerschap heeft gehad dat inmiddels is ontbonden. De vader stelt dat de huidige contactregeling niet in het belang van de kinderen is en dat hij meer contact met hen wenst.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 september 2021 zijn zowel de vader als de moeder gehoord, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. De vader heeft zijn zorgen geuit over de vervreemding van zijn oudste dochter, [minderjarige 1], en pleit voor een uitbreiding van het contact. De moeder daarentegen stelt dat het contact tussen de kinderen en de vader goed verloopt en dat [minderjarige 1] de regie moet houden over het contactherstel.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. Het hof oordeelt dat de huidige regeling, die door de rechtbank is vastgesteld, het beste aansluit bij de behoeften van de kinderen. Het hof benadrukt dat het tempo van het contactherstel met [minderjarige 1] zorgvuldig moet worden gevolgd, om te voorkomen dat zij zich terugtrekt. De vader wordt aangemoedigd om het contact met zijn kinderen op een veilige en geleidelijke manier op te bouwen, zonder druk uit te oefenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 14 oktober 2021
Zaaknummer: 200.291.999/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/256605 / FA RK 18-4073
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. Smeets,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat in eerste aanleg: mr. M.M. Setiaman, thans zonder advocaat.
Deze zaak gaat over
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2010, en
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, de gecertificeerde instelling (hierna: de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 23 december 2020.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie op 22 maart 2021, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de kinderen bij de vader verblijven:
  • primair eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot vrijdagochtend voor aanvang van de school, alsmede gedurende de helft van de vakanties, welke regeling in overleg met de GI wordt opgebouwd en binnen zes maanden na de te wijzen beschikking geheel is gerealiseerd;
  • subsidiair eenmaal per veertien dagen van donderdagmiddag tot maandagochtend, eenmaal per veertien dagen van donderdagmiddag tot vrijdag om 19.00 uur, alsmede gedurende de helft van de vakanties, welke regeling in overleg met de GI wordt opgebouwd en binnen zes maanden na de te wijzen beschikking geheel is gerealiseerd,
kosten rechtens.
2.2.
Het verweerschrift van de GI, ingekomen bij de griffie op 4 mei 2021.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 september 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Smeets;
  • de moeder;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 20 januari 2020 en 1 december 2020;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen op 1 april 2021;
  • het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader, ingekomen op 11 juni 2021;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen op 27 augustus 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn geregistreerd partner geweest. Uit het geregistreerd partnerschap van partijen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit. De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 23 april 2019, zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 23 april 2019. [minderjarige 2] heeft tot 23 april 2021 onder toezicht gestaan. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] is laatstelijk verlengd tot 23 oktober 2021.
3.3.
Bij beschikking van 13 maart 2020 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, tussen partijen onder meer de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken, welke beschikking op 9 september 2020 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.4.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken:
  • tussen de vader en de [minderjarige 2] een contactregeling vastgesteld inhoudende dat [minderjarige 2] eenmaal per veertien dagen van donderdagmiddag tot maandagochtend bij de vader verblijft en eenmaal per veertien dagen van donderdag na de zwemles tot vrijdag om 19.00 uur;
  • verstaan dat de contactregeling tussen de vader en [minderjarige 1] in goed onderling overleg tussen de ouders en de hulpverlening zal worden geregeld, waarbij het tempo en het belang van [minderjarige 1] bepalend is.
3.5.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
[minderjarige 1] is de vader aan het verstoten. Zij dreigt steeds verder van hem te vervreemden, terwijl het voor haar van belang is dat zij contact heeft met beide ouders. Mogelijk wordt [minderjarige 1] negatief beïnvloed door de moeder. Door het ontbreken van contact kan zij niet ervaren dat de vader haar niet belast. De hulpverlening zet onvoldoende in op het contactherstel. De regie voor het contactherstel ligt te veel bij [minderjarige 1] . Voorheen kon [minderjarige 1] niet anders dan partij kiezen voor de moeder, maar nu is de situatie stabiel en moet er doorgepakt worden in het uitbreiden van het contact. Binnen een half jaar moet [minderjarige 1] aansluiten bij de reguliere regeling. De situatie van de vader is stabiel. Zijn behandeling bij [organisatie] is afgesloten. Hij is altijd een goede vader geweest. Het contact tussen [minderjarige 2] en de vader verloopt goed. In de zomervakantie zijn de vader en [minderjarige 2] samen op vakantie geweest en naar de Efteling gegaan. [minderjarige 1] is ook een paar dagen geweest en blijven slapen. De begeleiding van het contact tussen de vader en [minderjarige 1] gaat afgebouwd worden.
3.7.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
[minderjarige 2] gaat vrolijk naar de vader toe en komt vrolijk terug. Het is fijn hoe het contact tussen de vader en [minderjarige 1] verloopt en hoe snel het is opgebouwd. [minderjarige 1] gaat graag naar de vader toe. De moeder laat [minderjarige 1] vrij in het contact met de vader en steunt haar daarin. [minderjarige 1] heeft niet de volledige regie, want achter de schermen wordt zij verleid tot contact met de vader zonder dat zij het in de gaten heeft. De moeder heeft met [oud-stagiaire] , de oud-stagiaire van de GI die het contact begeleidt, gekeken hoe [minderjarige 1] kon deelnemen aan de vakantie van de vader en [minderjarige 2] . Als de vader het tempo van [minderjarige 1] niet volgt bestaat de kans dat [minderjarige 1] weer het gevoel krijgt dat de vader niet haar luistert.
De moeder wil graag met de vader communiceren, maar niet over het verleden en daar heeft de vader wel behoefte aan. Bij de door de vader verzochte regeling moet er tussen de ouders wel een goede communicatie zijn.
3.8.
De raad brengt, kort samengevat, het volgende naar voren.
De raad adviseert [minderjarige 1] de regie te laten houden ten aanzien van het tempo van het contactherstel, hoe lastig dit ook voor de vader is. De vader moet niet te snel willen, dat kan [minderjarige 1] niet. Als het sneller gaat dan [minderjarige 1] aankan, dan werkt het averechts bij een gevoelig kind als [minderjarige 1] . Inmiddels zijn er geweldige stappen gezet. Voor de vader levert het ook meer op als [minderjarige 1] uit eigen beweging naar hem toekomt.
3.9.
De GI voert, kort samengevat, het volgende aan.
Het contact tussen [minderjarige 2] en de vader is hersteld. De cognitieve gedragstherapie van [minderjarige 1] is afgerond. Voor [minderjarige 1] blijft het lastig erop te vertrouwen dat de vader geen nare dingen over de moeder zegt en dit weerhoudt haar in het contactherstel met de vader. Vanaf januari 2021 is verder ingezet op contactherstel. De ene week belt [minderjarige 1] met de vader en de andere week onderneemt [minderjarige 1] een activiteit. Het plan is om deze activiteit voortaan bij de vader te laten plaatsvinden. [minderjarige 1] ervaart de opbouw van het contact als prettig en voelt zich hierin gehoord en gezien. Zij is een gevoelig kind en wil graag een stukje regie hebben, maar zij wordt wel aan het denken gezet door [oud-stagiaire] en de moeder. Als het tempo van [minderjarige 1] niet wordt gevolgd en de vader doorduwt, zal [minderjarige 1] zich terugtrekken en is er geen opening meer voor contactherstel. De begeleiding van het contact gaat afgebouwd worden, zodat de situatie genormaliseerd wordt.
In de communicatie tussen de ouders valt nog winst te behalen. De ouders doen hun best en soms verloopt het goed. Voor de vader is het lastig om niet terug te komen op onbeantwoorde vragen uit het verleden.
3.10.
Het hof overweegt als volgt.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.10.2.
Tussen partijen is in geschil op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dient te worden vastgesteld.
3.10.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof – na eigen onderzoek en afweging – overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat de door de rechtbank vastgestelde contactregeling het meest in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] is. In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende. Gebleken is dat het contact tussen de vader en [minderjarige 2] inmiddels is hersteld. De door de vader verzochte contactregeling acht het hof (op dit moment) niet in het belang van de kinderen gelet op de toch nog moeizame communicatie tussen partijen. Ten aanzien van het contact tussen de vader en [minderjarige 1] is sprake van positieve ontwikkelingen.
De GI heeft stapsgewijs ingezet op het opbouwen van het contact door middel van knutseltherapie en beeldbellen. De begeleiding van het contact vindt plaats door [oud-stagiaire] met wie [minderjarige 1] een klik heeft en bij wie zij zich veilig voelt. Tijdens de vakantie van de vader en [minderjarige 2] is [minderjarige 1] ook een paar dagen geweest en zij is mee naar de Efteling gegaan, hetgeen goed is verlopen. Met de raad is het hof van oordeel dat het uitbreiden van het contact niet te snel moet gaan en dat het tempo van [minderjarige 1] hierbij gevolgd moet worden. [minderjarige 1] moet zich veilig voelen en aan kunnen geven wat wel of niet kan en dat daar rekening mee gehouden wordt. Op [minderjarige 1] moet geen druk worden gelegd om het contact met de vader aan te gaan, omdat het risico te groot is dat dit averechts werkt en [minderjarige 1] zich terugtrekt. Zij moet het gevoel moet hebben dat zij de regie heeft. Zij wordt wel gestimuleerd het contact met de vader aan te gaan.
3.11.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 23 december 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.D.M. Lamers en A.J.F. Manders en is op 14 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar door mr. H. van Winkel in tegenwoordigheid van de griffier.