Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 januari 2021. De moeder verzoekt om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2015, terwijl de vader zich verzet tegen dit verzoek. De ouders zijn na hun echtscheiding gezamenlijk verantwoordelijk gebleven voor het ouderlijk gezag over hun kind. De moeder stelt dat de vader niet adequaat kan bijdragen aan de zorg voor het kind, wat zou leiden tot vertraging in noodzakelijke beslissingen omtrent de opvoeding en zorg. De vader betwist deze claims en stelt dat hij wel degelijk betrokken is en dat de moeder hem onvoldoende informeert over belangrijke zaken.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 september 2021 zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De raad adviseert om het gezag bij de moeder te leggen, maar het hof oordeelt dat de moeder ontvankelijk is in haar hoger beroep. Het hof overweegt dat gezamenlijk gezag vereist dat ouders in staat zijn om beslissingen te nemen zonder dat dit belastend is voor het kind. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat het gezamenlijk gezag een belemmering vormt voor de ontwikkeling van het kind. De moeder's verzoek om eenhoofdig gezag wordt afgewezen, en de beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.