In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de kinderalimentatie voor de minderjarige [minderjarige]. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Limburg van 17 februari 2021, waarin zijn bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] was vastgesteld op € 500,- per maand. De vader verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de kinderalimentatie op nihil te stellen, terwijl de moeder, verweerster in hoger beroep, verweer voerde en de afwijzing van het hoger beroep concludeerde.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader en de moeder een relatie hebben gehad en samen ouders zijn van [minderjarige], die bij de moeder verblijft. De vader heeft [minderjarige] erkend, maar de moeder is alleen belast met het ouderlijk gezag. Het hof heeft de ingangsdatum van de alimentatie vastgesteld op 18 december 2020, omdat de vader vanaf die datum op de hoogte was van de aanspraak van de moeder op kinderalimentatie.
Bij de berekening van de behoefte van [minderjarige] heeft het hof rekening gehouden met de inkomens van beide ouders in 2013, aangezien zij toen niet samenwoonden. De behoefte van [minderjarige] is vastgesteld op € 166,- per maand, en de draagkracht van de vader op € 314,- per maand. Na een zorgkorting van 5% is de door de vader te betalen kinderalimentatie vastgesteld op € 146,- per maand, met ingang van 18 december 2020. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd.