ECLI:NL:GHSHE:2021:3272

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
20-000193-19
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake medeplichtigheid bij woningoverval te Bladel met betrokkenheid van de Rabobank

In deze zaak betreft het een tussenarrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van medeplichtigheid aan een woningoverval in Bladel, waarbij de Rabobank betrokken is. Tijdens de beraadslaging in raadkamer is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Het hof heeft daarom besloten dat er aanvullende vragen moeten worden beantwoord over de registratie van een geldbestelling in het systeem van de Rabobank. Het hof verzoekt de advocaat-generaal om een aanvullend proces-verbaal op te stellen en om een bewegingsverslag en werkrooster van de verdachte en een andere betrokkene toe te voegen aan het dossier. De verdachte was eerder veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, maar de advocaat-generaal heeft gevorderd dat deze straf wordt verhoogd naar 32 maanden. De verdediging heeft verweer gevoerd en betwist dat de verdachte betrokken was bij de overval. Het hof heeft besloten het onderzoek te heropenen en aanvullende vragen te stellen aan de advocaat-generaal en de verdediging. De beslissing om het onderzoek te hervatten is genomen met het oog op het verkrijgen van meer duidelijkheid over de rol van de verdachte en de andere betrokkenen in deze zaak.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000193-19
Uitspraak : 1 november 2021
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 11 januari 2019, in de strafzaak met parketnummer 01-880928-17 tegen:

[De verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats van de verdachte] op [geboortedatum van de verdachte] 1995,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte wegens medeplichtigheid aan een poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf, en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging, subsidiair vrijspraak bepleit en meer subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. De verdediging heeft zowel met betrekking tot het primaire verweer als het subsidiaire verweer onder meer aangevoerd dat op 28 juni 2017 [het slachtoffer] contact had opgenomen met de Rabobank om een geldbestelling te plaatsen en dat vanaf dat moment in het systeem Bestellen Chartale Producten (BCP) zichtbaar was dat een omvangrijk geldbedrag was besteld en afgeleverd zou worden bij de bank. Aangezien zich in het dossier geen gegevens bevinden waaruit blijkt wanneer en door wie zoekslagen zijn gedaan in BCP naar de geldbestelling van [het slachtoffer] valt niet uit te sluiten dat [de andere betrokkene] degene is geweest die informatie heeft doorgespeeld en dat de verdachte daar niets mee te maken heeft.
Overwegingen
Tijdens de beraadslaging in raadkamer is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
Uit de beschrijving van het interne onderzoek door de Rabobank, team Fraud & Corporate Security (F&CS), (dossierpagina 453 e.v.) blijkt dat elke geldbestelling ingevoerd moet worden in het systeem Bestellen Chartale Producten (
hierna telkens: BCP) en dat dit systeem toegankelijk is voor alle medewerkers van het Rabo Klanten Servicecentrum (RKS), waarbij ook verdachte en [de andere betrokkene] destijds werkzaam waren. In dit systeem is ook de status van een geldbestelling inzichtelijk (ligt de bestelling klaar op een filiaal en zo ja welk filiaal of is de bestelling al afgehaald). Omdat het niet goed mogelijk zou zijn om in Siebel (het centrale klantinformatiesysteem, dat onder andere de persoonsgegevens van een klant bevat en de producten die door een klant worden aangehouden en notities over klantcontactmomenten) te zoeken naar willekeurige klanten met een geldbestelling, is de hypothese van F&CS dat eerst in het systeem BCP is gezocht naar particuliere klanten die recent een geldbestelling hadden gedaan, om vervolgens in Siebel meer informatie over deze klanten op te zoeken.
Uit het dossier (schermafdruk 1 op dossierpagina 463) blijkt ook dat in het systeem Siebel op 28 juni 2017 bekend was dat [het slachtoffer] een bedrag van € 79.000,- contant wilde gaan opnemen.
Uit het dossier blijkt voorts (dossierpagina 449) dat door de Rabobank vanaf 3 juli 2017 het geld beschikbaar werd gesteld voor het afhalen door [het slachtoffer] en dat de bestelling op 3 juli 2017 is afgeschreven (dossierpagina 441).
Uit het dossier blijkt verder (dossierpagina 457) dat Siebel is geraadpleegd naar informatie omtrent [het slachtoffer] door [de andere betrokkene] op 2 en 4 juli 2017 en door verdachte op 30 juni 2017.
Uit het dossier (historische verkeersgegevens dossierpagina 872, dossierpagina 874) blijkt tevens dat de telefoon die in gebruik zou zijn bij [de medeverdachte] op 1 juli 2017 te 02:25 uur verschijnt op de zendmasten in Bladel.
Het bovenstaande in overweging nemende acht het hof het noodzakelijk dat in hoger beroep nader genoemde vragen worden beantwoord:
  • Op welk moment (datum/tijdstip) is in BCP de geldbestelling van [het slachtoffer] ingevoerd?
  • Was op die datum in BCP zichtbaar in welke plaats en bij welk bankfiliaal deze bestelling was gedaan en/of zou worden afgeleverd en meer in het bijzonder, was, voordat de geldbestelling werd afgeleverd bij het bankfiliaal van de Rabobank in Bladel in BCP de plaats Bladel zichtbaar?
  • Wanneer werd de geldbestelling van [het slachtoffer] afgeleverd bij het bankfiliaal van de Rabobank in Bladel?
Het hof zal de advocaat-generaal verzoeken omtrent bovenstaande vragen een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken.
Het hof overweegt voorts dat uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2018 met proces-verbaalnummer 267 (dossierpagina 648 e.v.) valt op te maken dat er een bewegingsverslag is verstrekt door de Rabobank waarin
allepasactiviteiten (in- en uitklokken) met de passen van de verdachte en [de andere betrokkene] staan. Verder valt uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2018 met proces-verbaalnummer 217 (dossierpagina 458 e.v.) op te maken dat het werkrooster van de verdachte en [de andere betrokkene] aan het onderzoek [onderzoeksnaam] is verstrekt (dossierpagina 462). In dit proces-verbaal is voorts melding gemaakt van een ontvangen Excel-bestand met alle loggings bij de Rabobank in 2017 met de passen van de verdachte en [de andere betrokkene] (dossierpagina’s 461-462,
het hof begrijpt: het bewegingsverslag voornoemd).
Het hof zal de advocaat-generaal opdracht geven dit bewegingsverslag/Excel-bestand en werkrooster van de verdachte en [de andere betrokkene] toe te voegen aan het dossier.
Gelet op het voorgaande zal het hof de advocaat-generaal en de verdediging de gelegenheid geven aanvullende vragen te stellen, op de wijze zoals in het dictum opgenomen.

BESLISSING

Het hof, gehoord de advocaat-generaal, de verdachte en diens raadsvrouw:
-
heropenthet onderzoek ter terechtzitting;
-
bepaaltdat het onderzoek zal worden hervat tegen de dag en het tijdstip van de nog nader te bepalen terechtzitting van MK 2, bestaande uit mrs. Baaijens-van Geloven, Gielen-Winkster en De Vries-Leemans (
verwachte behandelduur: 90 minuten);
-
beveeltde oproeping van de verdachte tegen de dag en het tijdstip van de nog nader te bepalen terechtzitting;
-
beveeltde kennisgeving aan de raadsvrouw van de dag en het tijdstip van de nog nader te bepalen terechtzitting;
-
beveeltde kennisgeving van de dag en het tijdstip van de nog nader te bepalen terechtzitting aan [het slachtoffer] ;
-
steltde stukken, voor zover van belang, in handen van de advocaat-generaal teneinde opdracht te geven aan de politie tot het doen opmaken van een aanvullend proces-verbaal ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Op welk moment (datum/tijdstip) is in BCP de geldbestelling van [het slachtoffer] , ingevoerd?
2. Was op die datum in BCP zichtbaar in welke plaats en bij welk bankfiliaal deze bestelling was gedaan en/of zou worden afgeleverd en meer in het bijzonder, was, voordat de geldbestelling werd afgeleverd bij het bankfiliaal van de Rabobank in Bladel in BCP de plaats Bladel zichtbaar?
3. Wanneer werd de geldbestelling van [het slachtoffer] afgeleverd bij het bankfiliaal van de Rabobank in Bladel?
-
draagtde advocaat-generaal
optot het toevoegen aan het dossier van:
1. het door de Rabobank verstrekte bewegingsverslag/Excel-bestand met alle loggings bij de Rabobank van de verdachte en [de andere betrokkene] , waarin alle pasactiviteiten (in- en uitklokken) met de passen van de verdachte en [de andere betrokkene] staan vermeld (proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2018 met proces-verbaalnummer 267, dossierpagina 648 e.v., alsmede proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2018 met proces-verbaalnummer 217, dossierpagina 458 e.v.);
2. het werkrooster van de verdachte en [de andere betrokkene] dat volgens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2018 met proces-verbaalnummer 217 (dossierpagina 458 e.v.) aan het onderzoekteam [onderzoeksnaam] is verstrekt;
-
steltde stukken in handen van de advocaat-generaal om te bevorderen dat zulks zo spoedig mogelijk geschiedt;
- verzoekt de raadsvrouw en de advocaat-generaal,
binnen 3 weken na het wijzen van dit arrest (en derhalve uiterlijk op 22 november 2021)aan het hof en aan elkaar kenbaar te maken of er nog aanvullende vragen zijn en zo ja welke vragen. Indien nodig kan het hof naar aanleiding daarvan nog een regiezitting bepalen.
Aldus gewezen door:
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, voorzitter,
mr. J.J.M. Gielen-Winkster en mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Batelaan, griffier,
en op 1 november 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.