In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 12 maart 2019. De verdachte, geboren in 1977 en thans in detentie, was eerder veroordeeld voor mishandeling van een politieambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden en had een schadevergoeding van € 200,- aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens was de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van 1 maand.
In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis van de politierechter te bevestigen, terwijl de verdediging pleitte voor een lichtere straf, zoals een taakstraf, omdat de verdachte zijn leven probeert te beteren. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Het hof heeft de opgelegde straf herzien en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand. Daarnaast heeft het hof de schadevergoedingsmaatregel bevestigd, waarbij de verdachte verplicht werd om € 200,- te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.