Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 9 oktober 2018 waarbij het hof een pleidooi heeft gelast, en de daarin genoemde stukken;
- de met het oog op het pleidooi van 10 april 2019 genomen akte van [geïntimeerde] , houdende overlegging agendapunten en aanvullende producties 65 tot en met 76;
- de reactie van 1 april 2019 van QIOR op bovengenoemde akte;
- het proces-verbaal van pleidooi van 10 april 2019, en de tijdens dat pleidooi door beide partijen overgelegde pleitnotities;
- het pleidooi van 20 september 2021, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
6.De beoordeling
- voor recht te verklaren dat de rechten van [geïntimeerde] uit hoofde van Benelux merkinschrijving [merkinschrijving] zijn vervallen voor alle waren en diensten waarvoor dit merk is ingeschreven,
- de doorhaling daarvan te gelasten, en
- [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
- gedeeltelijke vernietiging van het bestreden vonnis (voor zover haar vorderingen zijn afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd),
- het alsnog geheel toewijzen van haar vorderingen, en
- bekrachtiging van het bestreden vonnis voor het overige,
- met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
- het gedeeltelijk vernietigen van het bestreden vonnis,
- het alsnog geheel afwijzen van de vorderingen van QIOR,
- bekrachtiging van het bestreden vonnis voor het overige,
- met veroordeling van QIOR in de proceskosten in beide instanties.
- de vormen van gebruik die in de betrokken economische sector gerechtvaardigd worden geacht om voor de door het merk beschermde waren of diensten marktaandelen te behouden of te verkrijgen,
- de aard van deze waren of diensten,
- de kenmerken van de markt, en
- de omvang en de frequentie van het gebruik van dit merk.
Tussen partijen is niet in geschil, dat dit merkgebruik vormt.
- In het interieur en aan de buitenkant van de snackbar van [geïntimeerde] is het logo steeds afgebeeld geweest. Dit was goed zichtbaar aangebracht op de toonbank en op de ramen.
- Het logo is afgebeeld geweest op een reclamebord dat buiten de snackbar van [geïntimeerde] stond (bijvoorbeeld foto’s bij prod. 7 en pag. 2 prod. 9 bij dagvaarding in eerste aanleg).
nietvan kan worden uitgegaan dat deze zich kenmerken doordat veelal sprake is van één vestiging met een beperkte geografische spreiding. Dit moet derhalve als uitgangspunt worden genomen. [geïntimeerde] heeft daarnaast niet weersproken dat deze markt voor snacks en snackproducten wordt gedomineerd door grote snackproducenten zoals McDonald’s, McCain en Kwekkeboom. Tijdens het pleidooi in hoger beroep heeft [geïntimeerde] in het kader van zijn betoog over de markt waarop hij een marktaandeel probeert te krijgen, aangegeven dat hij zich richt op de markt van fastfoodrestaurants, en dat er een nader onderscheid moet worden gemaakt tussen de markt van producenten van ingevroren snacks die aan de horeca leveren (zoals Mora) en de markt van de horeca die de snacks na bereiding verkoopt. QIOR heeft dit betwist en aangevoerd dat naar de totale markt voor levering van snacks en snackproducten moet worden gekeken. Het hof overweegt dat [geïntimeerde] deze stelling, die kennelijk gericht is tegen de omvang van de relevante markt zoals door de rechtbank vastgesteld, niet eerder dan bij pleidooi in hoger beroep heeft ingenomen. Dat is gelet op de twee-conclusieregel te laat, zodat het hof deze stelling buiten beschouwing laat. Bovendien heeft [geïntimeerde] het bestaan van het door hem bepleite onderscheid niet gestaafd met concrete feiten en/of cijfers, zodat zijn stelling onvoldoende is onderbouwd.
- Gedurende in elk geval een deel van de Relevante periode hebben de [handelsnaam] burger en de [handelsnaam] Stick op het menubord in de snackbar van [geïntimeerde] gestaan (zie bijvoorbeeld memorie van antwoord nrs 85 t/m 89 en de daarin afgebeelde foto’s).
- Het moet er voor worden gehouden dat de flyer met de [handelsnaam] Snacks (zie prod. 17 bij conclusie van antwoord en memorie van antwoord nr. 80) niet in de Relevante periode in de snackbar van [geïntimeerde] heeft gehangen. [geïntimeerde] heeft zijn stellingen op dit punt onvoldoende concreet onderbouwd, aangezien noch uit de verklaringen van [geïntimeerde] en [naam] (prod. 17 resp. 18 bij conclusie van antwoord) noch uit alle overgelegde foto’s van het interieur blijkt dat de bewuste flyer in de Relevante periode in de snackbar van [geïntimeerde] heeft gehangen. Daar komt nog bij (zie verderop in deze overweging) dat [geïntimeerde] ook geen omzetcijfers over de [handelsnaam] Snack uit de Relevante periode heeft overgelegd.
- Gelet op de door [geïntimeerde] overgelegde foto’s van de verpakkingen en zijn stellingen op dit punt, moet het er voor worden gehouden dat hij geen aparte verpakking gebruikte voor de 3 specifieke producten. Indien deze producten zijn meegegeven aan klanten zijn zij kennelijk verpakt in dezelfde verpakkingen (al dan niet met logo) die zijn gebruikt bij verpakking van de ‘standaard’ producten. [geïntimeerde] heeft dus ook geen extra inspanning verricht om met een aparte verpakking een afzet in de Benelux te vinden of behouden voor de [handelsnaam] burgers, [handelsnaam] Sticks of [handelsnaam] Snacks.
- Afgezien van bovengenoemd menubord, heeft [geïntimeerde] ook voor het overige geen concrete onderbouwde feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden opgemaakt dat hij op enige wijze promotie heeft verricht voor genoemde 3 [handelsnaam] producten. Evenmin kan uit zijn stellingen worden afgeleid dat hij het Merk op andere wijze heeft gebruikt ter onderscheiding van deze specifieke producten of om daarvoor een afzet te vinden of te behouden.
- [geïntimeerde] heeft zijn betoog niet verder onderbouwd met een toelichting welke vormen van gebruik in de hier relevante sector gerechtvaardigd worden geacht om voor de door een merk beschermde waren marktaandelen te behouden of te verkrijgen.
Voorts moet het er voor worden gehouden dat hier sprake is van een omzet die op de markt voor snacks en snackproducten zeer gering is. Tot die markt behoren immers ook de grote formulespelers zoals McCain, Kwekkeboom en de door [geïntimeerde] zelf aangehaalde McDonald’s. [geïntimeerde] heeft ook geen andersluidende gegevens overgelegd over de gebruikelijke omzetten of daarmee samenhangende kenmerken op de markt voor snacks en snackproducten.