ECLI:NL:GHSHE:2021:3303

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
20-001255-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding Wegenverkeerswet met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs en heeft opnieuw een overtreding begaan door te rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 27 februari 2020. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een bevestiging van het vonnis met een aangepaste straf oplegde. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete. Het hof heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen, evenals de ernst van de feiten en de verkeersveiligheid. Ondanks de pleitbezorging van de verdediging heeft het hof geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is vanwege de recidive en de ernst van de overtredingen.

Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op 2 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een geldboete van € 500,- opgelegd, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001255-20
Uitspraak : 6 mei 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 24 juni 2020, in de strafzaak met parketnummer 96-071634-20 tegen:

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1990,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft verdachte ter zake van:
-overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994,
veroordeeld tot:
-een gevangenisstraf van 4 weken waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen met uitzondering van de strafoplegging en de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 weken waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De verdediging heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de strafmotivering.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs op 27 februari 2020. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 februari 2021 is verdachte eerder veroordeeld ter zake een soortgelijk feit. Op 4 juni 2019 is verdachte veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs op 2 juli 2017 en op 17 oktober 2019 is verdachte veroordeeld voor een soortgelijk feit op 20 juli 2019. Ondanks deze eerdere veroordelingen is verdachte dus nu voor de derde keer de fout ingegaan. Verdachte heeft door zijn handelwijze blijk ervan gegeven lak te hebben aan door het bevoegd gezag ter bescherming van de verkeersveiligheid genomen besluiten.
De landelijke oriëntatiepunten indiceren voor het rijden zonder geldig rijbewijs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Daarbij is een recidive ter zake deze feiten niet betrokken.
Verdachte heeft een eigen bedrijf en de verdediging heeft het standpunt ingenomen om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarnaast een forse geldboete die verdachte bereid is te betalen.
Alles overziende is het hof van oordeel dat, gelet op de veelvuldige recidive en de verkeersveiligheid die met deze delicten is gemoeid, niet kan worden volstaan met een andersoortige straf dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Onvoldoende is onderbouwd dat de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf van korte duur de bedrijfsvoering van verdachte in gevaar brengt.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte wel aanleiding om een ten dele andersoortige strafmodaliteit toe te passen dan de politierechter en de vordering van de advocaat-generaal.
Aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken waarvan 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Daarnaast zal aan verdachte een geldboete worden opgelegd van € 500,- subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) week, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. V.M. van Daalen-Mannaerts, voorzitter,
mr. P.T. Gründemann en mr. Ch.N.G.M. Starmans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.H.W. van der Meijs, griffier,
en op 6 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. P.T. Gründemann en mr. Ch.N.G.M. Starmans zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.