In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 1 juli 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992 en thans verblijvende in het Huis van Bewaring Roermond, was in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete en een gevangenisstraf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd ten aanzien van de opgelegde straf en heeft in zoverre opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 300,00 en 6 dagen hechtenis. Daarnaast is de verdachte voor de duur van 8 maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. Het hof heeft bepaald dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Tevens is bepaald dat de tijd waarin het rijbewijs van de verdachte is ingevorderd, in mindering zal worden gebracht op de bijkomende straf. Het hof heeft het vonnis voor het overige bevestigd. Deze uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer voor strafzaken en is mondeling uitgesproken door mr. K.J. van Dijk.